Operation Manual

21
Hieronder zijn de richtlijnen
voor een veilig vervoer van kin-
deren aangegeven, waaraan u
zich dient te houden.
1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur
op één van de zitplaatsen achter om-
dat deze plaatsen bij een ongeval de
meeste bescherming bieden.
2) In het figuur worden slechts
aanwijzingen gegeven voor de mon-
tage.Houdt u bij de montage van het
kinderzitje strikt aan de instructies. De
fabrikant is verplicht deze instructies
bij te leveren. Bewaar de instructies
samen met de autopapieren en het in-
structieboekje in de auto. Monteer
geen gebruikte kinderzitjes waarvan de
gebruiksaanwijzingen ontbreken.
3) Controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordelband
te trekken.
4) In elk kinderzitje kan slechts één
kind vervoerd worden; vervoer nooit
twee kinderen in één zitje.
5) Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
6) Zorg er tijdens de rit voor dat het
kind geen afwijkende houding aan-
neemt of de gordels losmaakt.
7) Vervoer kinderen nooit in uw
armen, ook geen pasgeboren kinderen.
Niemand is sterk genoeg om ze bij een
ongeval vast te houden.
8) Na een ongeval moet het zitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.
HOE U DE VEILIGHEIDS-
GORDELS IN OPTIMALE
STAAT HOUDT
1) Zorg dat de gordel goed uit-
getrokken en niet gedraaid is; contro-
leer ook of de oprolautomaat zonder
haperingen werkt.
2) Ve r vang de gordels na een on-
geval, ook al zijn ze ogenschijnlijk niet
beschadigd.
3) U kunt de gordels met de hand
wassen met warm water en een neu-
trale zeep. Knijp ze uit en laat ze in de
schaduw drogen. Gebruik geen bijten-
de, blekende of kleurende middelen.
Vermijd het gebruik van alle chemische
producten die het weefsel kunnen aan-
tasten.
4)Voorkom dat er vocht in de oprol-
automaat komt; de werking van de
oprolautomaten is alleen gegaran-
deerd, als ze niet nat zijn geweest.