Operation Manual

TE HOGE KOEL-
VLOEISTOF-
TEMPERATUUR
(rood)
Als de temperatuur van de koel-
vloeistof de maximum waarde over-
schrijdt.
29
TE LAGE MOTOR-
OLIEDRUK (rood)
Als de motoroliedruk on-
der de normale waarde zakt.Als u de
contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje branden. Het moet
doven nadat de motor is gestart.
Als de motor stationair draait, kan
het voorkomen dat het lampje iets la-
ter dooft.Als de motor zwaar belast
is, kan het lampje gaan knipperen als
de motor stationair draait. Het moet
doven zodra u iets gas geeft.
v
STORING IN
INSPUITSYSTEEM
(rood)
Als er een storing is in het inspuit-
systeem.
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait,gaat het lampje branden.Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Als het lampje constant blijft branden
of als het lampje tijdens het rijden gaat
branden, dan werkt het inspuitsysteem
niet correct, waardoor de prestaties
kunnen verminderen, de auto slecht
rijdt en veel brandstof verbruikt.
U kunt onder deze omstandigheden
doorrijden zonder te veel van de
motor te eisen of met hoge snelheid
te rijden. Neem zo snel mogelijk con-
tact op met de Fiat-dealer.
Als u te lang doorrijdt met een bran-
dend waarschuwingslampje kan dat
schade veroorzaken, vooral als de
motor onregelmatig draait of over-
slaat. Rijd slechts korte tijd en met een
laag toerental.
Als het lampje onregelmatig en kort
brandt, duidt dit niet op een storing.
Als het lampje gaat
branden tijdens het rij-
den, moet de motor wor-
den uitgezet en dient u contact
op te nemen met de Fiat-dealer.
u
FIAT CODE (geel)
In drie gevallen (met de con-
tactsleutel in stand MAR):
1. Eén maal knipperen - code van de
sleutel herkend. Het is mogelijk de
motor te starten.
2.Constant branden - code van de
sleutel niet herkend. Voer voor het
starten van de motor een noodstart
uit (zie hoofdstuk “Noodgevallen”).
3. Knipperend - de auto wordt niet
beveiligd door het systeem. Het is mo-
gelijk de motor te starten.
¢
g