Operation Manual

Halogeenlampen mag u
uitsluitend aanraken op
het metalen gedeelte.Als
u de bol met uw vingers aan-
raakt, zal de lichtopbrengst van
de lamp teruglopen en kan ook
de levensduur beperkt worden.
Als u de bol per ongeluk toch
hebt aangeraakt, moet u hem
schoonwrijven met een doekje
met alcohol en daarna laten dro-
gen.
Halogeenlampen bevat-
ten gas onder druk. Bij
breuk kunnen er glas-
splinters wegschieten.
Controleer voordat u een defecte lamp
vervangt of de contacten niet zijn geoxi-
deerd.Vervang een defecte lamp door
een exemplaar van hetzelfde type en ver-
mogen. Een lamp met een te laag ver-
mogen geeft te weinig licht;een lamp met
een te hoog vermogen verbruikt te veel
energie.Als u een gloeilamp in de kop-
lamp hebt vervangen, controleer dan al-
tijd of de afstelling nog goed is.
TYPEN GLOEILAMPEN fig. 8
Op de auto zijn verschillende typen
gloeilampen gemonteerd:
A. Glasfittinglampen
Deze zijn voorzien van een klemfit-
ting. Verwijder de lampen door ze uit
de houder te trekken.
B. Gloeilampen met bajonetfit-
ting
Verwijder de lampen door ze iets in
te drukken, linksom te draaien en uit
de houder te trekken.
C. Buislampen
Verwijder de lampen door ze uit de
veercontacten los te maken.
D. Halogeenlampen
Verwijder de lamp door de borgveer
los te haken.
89
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Als een lampje niet brandt, contro-
leer dan eerst of de zekering niet
doorgebrand is, voordat u de lamp ver-
vangt.
Zie voor de plaats van de zekeringen
de paragraaf “Een doorgebrande zeke-
ring” in dit hoofdstuk.
fig. 8
P3P00320