FIAT PUNTO 603.45.
Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Punto. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw Fiat Punto leert kennen en u uw auto op de juiste manier zult gebruiken. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Fiat Punto volledig te benutten.
ABSOLUUT LEZEN! BRANDSTOF TANKEN K Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON. Dieselmotoren: tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan de Europese specificatie EN590.
ELEKTRISCHE APPARATUUR Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ontladen), wendt u dan tot de Fiat-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik. CODE-card Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van de CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN DASHBOARD ...................................................................... 5 CRUISE-CONTROL ........................................................... INSTRUMENTENPANEEL ................................................ 6 PLAFONDVERLICHTING ................................................. 89 SYMBOLEN ........................................................................... 11 BEDIENING .......................
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN DASHBOARD ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, instrumenten en controle-/waarschuwingslampjes kunnen per uitvoering verschillen. ALFABETISCH REGISTER 1. Verstelbare uitstroomopening zijkant - 2. Vast luchtrooster zijkant - 3. Opbergvakje - 4. Claxon - 5. Instrumentenpaneel en controle-/waarschuwingslampjes - 6. Centraal, kantelbaar luchtrooster - 7.
Punto 1.28V - 1.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Uitvoeringen ACTIVE, SOUND, DYNAMIC, CLASS (A) - Snelheidsmeter VEILIGHEID (B) - Brandstofmeter met waarschuwingslampje brandstofreserve (D) - Toerenteller (E) - Multifunctioneel display F0I0008m F0I0011m Uitvoeringen met rechts stuur ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN m c waarschuwingslampjes op dieseluitvoeringen LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN (C) - Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor te h
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID Uitvoering EMOTION (A) - Snelheidsmeter (B) - Brandstofmeter met waarschuwingslampje brandstofreserve STARTEN EN RIJDEN (C) - Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor te hoge koelvloeistoftemperatuur (D) - Toerenteller LAMPJES EN BERICHTEN (E) - Instelbaar multifunctioneel display t controlelampje op uitvoeringen met F0I0009m TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN m waarschuwingslampje op dieseluitvoeringen ALFABETISCH REG
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Uitvoering SPORTING (A) - Snelheidsmeter VEILIGHEID (B) - Brandstofmeter met waarschuwingslampje brandstofreserve (D) - Toerenteller (E) - Instelbaar multifunctioneel display F0I0010m t controlelampje op uitvoeringen met F0I0013m Uitvoeringen met rechts stuur ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN Speedgear of Dualogic versnellingsbak LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN (C) - Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwings
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID Uitvoering HGT (A) - Snelheidsmeter (B) - Brandstofmeter met waarschuwingslampje brandstofreserve STARTEN EN RIJDEN (C) - Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor te hoge koelvloeistoftemperatuur (D) - Toerenteller LAMPJES EN BERICHTEN (E) - Instelbaar multifunctioneel display F0I0247m ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN m c waarschuwingslampjes op dieseluitvoeringen 10 F0I0248m Uitvoeringen met
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN SYMBOLEN VEILIGHEID Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw auto zijn specifiek gekleurde plaatjes aangebracht met daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt. STARTEN EN RIJDEN Onder de motorkap bevindt zich een plaatje met een korte samenvatting van de symbolen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Als het lampje Y tijdens het rijden gaat branden In dat geval raden wij u aan de sleutel in stand STOP en vervolgens in stand MAR te draaien; als de motor geblokkeerd blijft, probeer het dan opnieuw met de andere geleverde sleutels. Als de motor dan nog niet aanslaat, voer dan zelf een noodstart uit (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”) en wendt u daarna tot de Fiat-dealer.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN DE SLEUTELS CODE-CARD ❒ de mechanische code van de sleutels (B), die bij aanvraag van duplicaatsleutels aan de Fiat-dealer moet worden medegedeeld. Wij raden u aan de elektronische code (A) altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart. Als de auto wordt verkocht, moeten alle sleutels en de CODE-card overhandigd worden aan de nieuwe eigenaar.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID De sleutel (A), waarvan twee exemplaren zijn geleverd als de auto niet is uitgerust met afstandsbediening, dient voor: ❒ het start-/contactslot; ❒ de sloten van de portieren en de achterklep; ❒ het openen van de tankdop; F0I0038m De sleutel (B), die samen met de sleutel (A) wordt geleverd als de auto is uitgerust met afstandsbediening, dient voor: ❒ het start-/contactslot; ❒ de sloten van de portieren en de achterklep; NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCH
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Batterij vervangen van de sleutel met afstandsbediening ❒ verwijder de lege batterij (B) en plaats een nieuwe batterij; let daarbij goed op de polariteit; F0I0040m ❒ sluit het kunststof dekseltje. Extra afstandsbedieningen bestellen Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze moeten in een daarvoor bestemde chemobox of afvalbak worden gedeponeerd. Ze kunnen ook ingeleverd worden bij de Fiat-dealer. Die zorgt vervolgens voor de afvoer.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Batterij vervangen van de sleutel met afstandsbediening ❒ verwijder de lege batterij (B) en plaats een nieuwe batterij; let daarbij goed op de polariteit; F0I0040m ❒ sluit het kunststof dekseltje. Extra afstandsbedieningen bestellen Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze moeten in een daarvoor bestemde chemobox of afvalbak worden gedeponeerd. Ze kunnen ook ingeleverd worden bij de Fiat-dealer. Die zorgt vervolgens voor de afvoer.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID START-/CONTACTSLOT De sleutel kan in 4 standen worden gedraaid: ❒ STOP: motor uit, sleutel uitneembaar en stuurslot ingeschakeld. Enkele elektrische installaties werken (bijv. autoradio, elektrische ruitbediening). STARTEN EN RIJDEN ❒ MAR: contact aan. Alle elektrische installaties werken. F0I0035m ❒ AVV: starten van de motor. ❒ PARK: motor uit, parkeerverlichting aan, stuurslot ingeschakeld. Druk om de sleutel in stand PARK te kunnen draaien, op de knop (A).
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN STUURSLOT Inschakelen Uitschakelen F0I0035m ATTENTIE Verwijder de sleutel nooit uit het contactslot als de auto nog in beweging is. Bij de eerste stuuruitslag blokkeert het stuur automatisch. Dit geldt in alle gevallen, ook als de auto gesleept wordt. ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand MAR draait.
TOERENTELLER De toerenteller geeft het toerental van de motor aan. Als de wijzernaald in de gevarenzone staat (rood gebied op enkele uitvoeringen), dan betekent dit dat de motor met extreem hoge toerentallen draait. Deze toerentallen mogen slechts kort worden aangehouden. F0I0042m Dit is een normaal verschijnsel en kan voorkomen als bijvoorbeeld de airconditioning of de aanjager wordt ingeschakeld. In deze gevallen dient een geleidelijke verandering van het toerental voor het behoud van de acculading.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER De wijzer geeft de temperatuur aan van de motorkoelvloeistof, zodra de koelvloeistoftemperatuur hoger wordt dan ongeveer 50°C. F0I0041m Als het waarschuwingslampje (B) gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het instelbare multifunctionele display), dan is de koelvloeistoftemperatuur te hoog; zet in dat geval de motor uit en wendt u tot de Fiat-dealer.
Om gebruik te maken van de informatie die het “Digitale display” en het “Instelbare multifunctionele display” kunnen leveren (met de contactsleutel in stand MAR), dient u bekend te zijn met de bedieningsknoppen rechts van het instrumentenpaneel en op de rechter hendel (voor de werking van de “Trip computer”). De werking wordt hierna beschreven. Wij raden u bovendien aan, voordat u een handeling uitvoert, dit hoofdstuk aandachtig door te lezen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Instelbaar multifunctioneel display (indien aanwezig) Knoppen +/- F0I0242m LAMPJES EN BERICHTEN Korter dan 2 seconden indrukken (impuls), aangegeven met Q in de volgende beschrijvingen, om de keuze te bevestigen en/of naar het volgende scherm te gaan of het menu te openen.
B C LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 22 Voor weergave van de informatie van de Trip computer: kilometerteller totaal en dagteller. INFORMATIE OP HET DISPLAY 2 ❒ Klokje (B) (altijd weergegeven, ook bij uitgenomen contactsleutel en gesloten voorportieren). STARTEN EN RIJDEN DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID DIGITAAL DISPLAY (indien aanwezig) A F0I0209m ❒ Weergave koplampafstelling (alleen als het dimlicht is ingeschakeld) (A).
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN KLOKJE INSTELLEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER F0I0245m STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Druk voor het instellen van de tijd op knopje h: de tijd kan worden ingesteld als u het knopje enkele ogenblikken ingedrukt houdt. Elke keer als u het knopje indrukt, verspringt het klokje een eenheid. Als u het knopje even ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door.
Voor weergave van alle nuttige en noodzakelijke informatie tijdens de rit: INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM ❒ Kilometerteller totaal (A). ❒ Klokje (B). F0I0031m Bij uitgenomen contactsleutel en gesloten voorportieren blijft het display uitgeschakeld. Bij uitgenomen contactsleutel wordt bij het openen van een voorportier het display verlicht en wordt enkele seconden het klokje en de kilometerteller weergegeven.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN F0I0164m Afgelegde afstand F0I0165m De gegevens zijn: Actieradius, Afgelegde afstand, Gemiddeld verbruik, Huidig verbruik, Gemiddelde snelheid, Rijtijd. De gekozen informatie blijft op het display weergegeven totdat nieuwe informatie wordt gevraagd. Om een nieuwe rit te beginnen, moet u, als de contactsleutel in stand MAR staat, op de knop drukken volgens methode & (zie de paragraaf “Bedieningsknoppen”).
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 26 Actieradius = geeft het aantal kilometers aan dat nog gereden kan worden met de brandstof in de brandstoftank, waarbij er van uit wordt gegaan dat de rijstijl niet verandert. Op het display verschijnt de indicatie “- - - -” als: ❒ de actieradius kleiner is dan 50 km; ❒ als de auto langer dan 5 minuten stilstaat met stationair draaiende motor.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN DIAGNOSEFUNCTIE WAARSCHUWINGSLAMPJES Het instrumentenpaneel controleert de volgende waarschuwingslampjes (indien aanwezig) op eventuele storingen: ❒ ABS en EBD; ❒ inschakelen/storing ESP; ❒ storing elektrische stuurbekrachtiging “Dualdrive”. F0I0032m LAMPJES EN BERICHTEN De controle wordt automatisch uitgevoerd als u de contactsleutel in stand MAR draait en tijdens de normale werking als eventueel een storing wordt geconstateerd.
Voor weergave van alle nuttige en noodzakelijke informatie tijdens de rit: INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM ❒ Datum (A). F0I1000i ❒ Buitentemperatuur (D). ❒ Informatie over de Speedgear of Dualogic versnellingsbak (indien aanwezig) (F). Bij uitgenomen contactsleutel en gesloten voorportieren blijft het display uitgeschakeld. NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 28 ❒ Kilometerteller totaal (B). ❒ Klokje (C).
❒ TAAL INSTELLEN ❒ Weergave koplampafstelling (alleen als het dimlicht is ingeschakeld) (E). ❒ VOLUMEREGELING WAARSCHUWINGSZOEMER ❒ Weergave ingeschakelde functies. ❒ VOLUMEREGELING KNOPPEN ❒ Herhaling informatie audiosysteem. ❒ GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD Er is ook een menu aanwezig waarin met de bedieningsknoppen (zie de vorige pagina’s) de volgende instellingen kunnen worden uitgevoerd: ● De werking van het menupunt “Audio Herh.
Als u de contactsleutel in de stand MAR draait, wordt op het display het bericht “Check bezig” weergegeven: de fase waarin een diagnose wordt uitgevoerd van alle elektronische systemen in de auto is begonnen. Deze fase duurt enkele seconden. Als tijdens deze fase geen storing wordt gevonden en de motor is gestart, dan verschijnt op het display het bericht “Check OK”. Als er daarentegen storingen worden gevonden, raadpleeg dan het hoofdstuk “Lampjes en berichten”.
Engels Dag Duits Jaar Frans TRIP B SNELH. LIM. REG. KLOK WEERG. KLOK Bijvoorbeeld Q INSTELLEN DATUM SERVICE AUDIO HERH. VOL. KNOPPEN VERG. PORT. VOL. ZOEMER EENHEID AFST. TAAL EENHEID TEMP.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 32 TOEGANG TOT MENUSCHERM Na de “Startcontrole” kunt u toegang krijgen tot het menuscherm door de knop Q in te drukken. Druk op de knop + of – om het menu te doorlopen. BELANGRIJK Als gedurende 60 seconden geen enkele handeling wordt uitgevoerd, dan wordt automatisch het menu verlaten en het vorige scherm weergegeven.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Zie “Startcontrole” Q VEILIGHEID NEE Rijdt Menuscherm Uitgebreid menuscherm Zonder Connect/Navigatiesysteem LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO Snelh. Lim. Menu verlaten TECHNISCHE GEGEVENS JA Snelh. Lim. Trip B Instellen Klok Weerg. Klok Instellen datum Audio Herh. Vergr. Port. Eenheid Afst. Verbruik Eenheid Temp. Taal Vol. Zoemer Vol.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 34 SNELHEIDSLIMIET (Snelh. Lim.) Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto worden ingesteld. Als deze snelheid wordt overschreden, klinkt er een akoestisch signaal, gaat het waarschuwingslampje è branden en verschijnt er een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” LAMPJES EN BERICHTEN R Q + – vorig STARTEN EN RIJDEN Terug naar scherm, bijv: DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Hiermee kan de weergave van de functie Trip B (dagteller) worden ingeschakeld (ON) of uitgeschakeld (OFF). De functie geeft informatie over een “deeltraject”: Afgelegde afstand B, Verbruik B, Gemiddelde snelheid B, Rijtijd B. Zie voor meer informatie “General trip - Trip B”.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 36 KLOKJE INSTELLEN (Instellen Klok) Ga voor het instellen van de tijd (uren - minuten) als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” STARTEN EN RIJDEN Terug naar vorig scherm, bijv: Menuscherm R Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm ONDERHOUD VAN DE AUTO Kies met de knoppen +/– voor 12 h of 24 h. De geselecteerde instelling knippert. Q R R Q ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS + – NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN R Q + – DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Met deze functie kan de tijd worden weergegeven in 12h (12 uur) of 24h (24 uur).
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Ga voor het instellen van de datum (dag - maand - jaar) als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: ALFABETISCH REGISTER 38 Terug naar vorig scherm, bijv.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Menuscherm R Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm Q Voorbeeld van herhaling informatie van audiosysteem R R Q ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO + Kies met de knoppen +/– voor in- of uitschakeling ON/OFF. – De geselecteerde instelling knippert.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN CENTRALE PORTIERVERGRENDELING BIJ RIJDENDE AUTO (Vergr. Port.) Als deze functie: ❒ is ingeschakeld (ON), worden de portieren automatisch vergrendeld als de auto sneller rijdt dan 20 km/h; ❒ is uitgeschakeld (OFF), worden de portieren niet automatisch vergrendeld als de auto sneller rijdt dan 20 km/h.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Menuscherm R Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm Q R R Q ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO + Stel met de knoppen +/– de gewenste eenheid in (km of mijl). – De geselecteerde instelling knippert. NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN R Q + – vorig STARTEN EN RIJDEN Terug naar scherm, bijv.: DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Op het display kunnen de eenheden van de informatie worden ingesteld (km of mijl).
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Met deze functie kan de eenheid van het brandstofverbruik worden ingesteld (km/l, l/100 km of mpg). Deze eenheid is gekoppeld aan de geselecteerde eenheid voor de afstand (km of mijl, zie de vorige paragraaf “Eenheid afstand”).
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN EENHEID “TEMPERATUUR” (Eenheid Temp.) Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar scherm, bijv: LAMPJES EN BERICHTEN R Q Menuscherm Terug naar menuscherm TECHNISCHE GEGEVENS + Kies met de knoppen +/– de gewenste temperatuureenheid (°C of °F). – De geselecteerde instelling knippert.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID De berichten op het display kunnen in verschillende talen worden weergegeven (Italiaans, Engels, Duits, Portugees, Spaans, Frans, Nederlands). Ga voor het instellen van de taal als volgt te werk: Terug naar scherm, bijv.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar scherm, bijv: Menuscherm R Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm Q R R Q ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO + Stel met de knoppen +/– het volume van het geluidssignaal (zoemer) in. – De geselecteerde instelling knippert.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN VOLUMEREGELING KNOPPEN (Vol. Knoppen) Het akoestische signaal dat klinkt bij het indrukken van enkele knoppen in de auto, kan worden ingesteld op 8 niveaus. Het akoestische signaal kan worden ingesteld en uitgeschakeld.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” vorig STARTEN EN RIJDEN Terug naar scherm, bijv.: R Q LAMPJES EN BERICHTEN Menuscherm R NOODGEVALLEN Terug naar menuscherm ONDERHOUD VAN DE AUTO + Kies met de knoppen +/– de gewenste weergave, km, mijlen of dagen (dd). De – geselecteerde instelling knippert.
R Q Terug menuscherm naar ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID Terug naar vorig scherm, bijv.: 48 Het “Onderhoudsschema” voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN MENU VERLATEN (Menu verlaten) Terug naar vorig scherm, bijv.: Menuscherm NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO Met de knop + keert u terug naar “Snelh. Lim.” (eerste onderdeel van het menu). LAMPJES EN BERICHTEN R TECHNISCHE GEGEVENS + – ALFABETISCH REGISTER Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Laatste functie waarmee de instellingen uit het startmenu worden afgesloten.
Met “General trip” wordt informatie over Actieradius, Afgelegde afstand, Gemiddeld verbruik, huidig verbruik, Gemiddelde snelheid en Rijtijd gegeven. Met “Trip B” wordt informatie over Afgelegde afstand B, Gemiddeld verbruik B, Gemiddelde snelheid B en Rijtijd B gegeven. De functie “Trip B” kan worden uitgeschakeld. Procedure voor het begin van een rit (reset) Als een rit gecontroleerd moet worden m.b.v.
% % Vorig scherm , bijv.: DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN % % (*) (*) ONDERHOUD VAN DE AUTO (*) (*) (*) “General trip” en “Trip B” behalve & = Reset “Actieradius” (zie de paragraaf “Reset general trip”). De twee schermen van ieder onderdeel van de Trip computer worden afwisselend (drie keer) weergegeven. Daarna blijft het tweede scherm vast weergegeven.
52 ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID Terug naar scherm, bijv.: Trip B AAN? % (*) % (*) Trip B” & = “Reset (zie de paragraaf “Reset trip B”).
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN General trip” en “Trip B” (behalve de functie & = “Reset “Actieradius”).
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 54 Actieradius = geeft het aantal kilometers aan dat nog gereden kan worden met de brandstof in de brandstoftank, waarbij er van uit wordt gegaan dat de rijstijl niet verandert. Op het display verschijnt de indicatie “- - - -” als: ❒ de actieradius kleiner is dan 50 km; ❒ als de auto langer dan 5 minuten stilstaat met stationair draaiende motor.
Stel met de knoppen +/– de gewenste lichtsterkte in. Vorig scherm, bijv.
ZITPLAATSEN VOOR Verstellen in lengterichting Trek de hendel (A) (aan de binnenzijde van de stoel) omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren. Als u rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn en de handen op het stuurwiel steunen. F0I0044m Hoogteverstelling (indien aanwezig) Trek de hendel (B) uit en verplaats hiermee de zitting naar wens omhoog of omlaag.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Stoelverwarming (indien aanwezig) U kunt de stoelverwarming in- en uitschakelen met de knop (A). Verstel de stoelen alleen als de auto stilstaat. ATTENTIE Laat de hendel los en controleer of de stoel goed geblokkeerd is door hem naar voren en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed geblokkeerd is, kan deze onverwachts verschuiven, waardoor u de controle over de auto kunt verliezen.
Trek, om de achterste zitplaatsen te bereiken, de handgreep (A) omhoog zodat de rugleuning naar voren klapt. De stoel kan nu naar voren worden geschoven door tegen de rugleuning te duwen. Als u de rugleuning terugklapt, komt de stoel automatisch in de ingestelde stand terug (dankzij een mechanisme met geheugen). Controleer of de stoel goed geblokkeerd is door hem naar voren en naar achteren te schuiven.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN HOOFDSTEUNEN VOOR ACHTER (indien aanwezig) LAMPJES EN BERICHTEN Afhankelijk van de uitvoering zijn er twee of drie hoofdsteunen. STARTEN EN RIJDEN F0I0074m A F0I0136m ATTENTIE Let erop dat de hoofdsteun zo is ingesteld dat de steun het hoofd steunt en niet de nek. Alleen in deze positie bieden de steunen bescherming.
Op enkele uitvoeringen is het stuur in verticale richting (hoogte) verstelbaar: Ga voor het instellen als volgt te werk: ❒ zet de hendel (A) in stand (1); ❒ zet het stuur in de gewenste stand; STARTEN EN RIJDEN DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STUURWIEL A F0I0046m ❒ zet de hendel terug in stand (2) om het stuur weer te vergrendelen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN BUITENSPIEGELS Handbediende verstelling VEILIGHEID Van binnenuit met de knop (A). Als de breedte van de spiegels in een nauwe doorgang problemen oplevert, dan kunnen de spiegels van stand (1) in stand (2) worden geklapt. De elektrische verstelling is alleen mogelijk als de contactsleutel in stand MAR staat.
Uitvoeringen met middenconsole Uitvoeringen met tunnelconsole ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID KLIMAATREGELING 62 F0I0217m A - Vaste luchtroosters zijkant - B - Verstelbare uitstroomopeningen zijkant - C - Vast luchtrooster boven - D - Centraal, vast luchtrooster - E Luchtroosters onder F0I0189m A - Vaste luchtroosters zijkant - B - Verstelbare uitstroomopeningen zijkant
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN F0I0196m F0I0250m UITSTROOMOPENINGEN EN LUCHTROOSTERS ZIJKANT TECHNISCHE GEGEVENS (A) - Regelbare uitstroomopening: voor gebruik van de uitstroomopening moet op de door de pijl aangegeven plaats worden gedrukt. Stel de uitstroomopening naar wens in. ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN Uitvoeringen zonder airconditioning met gescheiden regeling (A) - Regelschuif voor openen/sluiten luchtstroom.
64 ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID LUCHTROOSTERS ONDER (C) - (D) Vaste luchtroosters voor luchttoevoer naar de beenruimten.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VERWARMING EN VENTILATIE BEDIENINGSORGANEN VEILIGHEID (A): draaiknop voor regeling van de luchttemperatuur (menging van warme/koude lucht) STARTEN EN RIJDEN (B): schuif voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie (C): draaiknop voor regeling aanjagersnelheid ¥ luchtstroom uit de centrale luchtroosters VERWARMING en de uitstroomopeningen aan de zijkant; µ voor verwarming van de beenruimte, waarbij de luchtstroom op het gelaat koel blijft (“bilevel”-stand); w voor een snell
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Beslaan van de ruiten voorkomen Ga als volgt te werk: ❒ draai de knop (A) in stand -; Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen en/of bij grote verschillen in interieur- en buitentemperatuur, raden wij u de volgende procedure aan om het beslaan van de ruiten te voorkomen: ❒ draai de knop (C) in stand 4 -; ❒ plaats de schuif (B) in stand Y; ❒ draai de knop (D) in stand w.
❒ plaats de schuif (B) in stand Y; ❒ draai de knop (C) op de gewenste snelheid; ❒ draai de knop (D) in stand ¥. BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen, afhankelijk van de werking van het systeem (“verwarming” of “koeling”), de gewenste omstandigheden sneller worden bereikt. Het is echter niet raadzaam deze functie in te schakelen op regenachtige of koude dagen, om te voorkomen dat de ruiten beslaan.
¥ luchtstroom uit de centrale luchtroosters en de uitstroomopeningen aan de zijkant; µ voor verwarming van de beenruimte, waarbij de luchtstroom op het gelaat koel blijft (“bilevel”-stand); w voor een snellere verwarming van het interieur; ≤ voor verwarming van het interieur en ontwaseming van de voorruit; Z voor ontwaseming/ontdooiing van de voorruit en de zijruiten voor.
SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING VAN DE VOORRUIT EN DE ZIJRUITEN VOOR (functie MAX-DEF) Ga als volgt te werk: ❒ draai de knop (C) in stand 2; ❒ draai de knop (D) in stand Z of stand ≤ als de ruiten niet beslagen zijn. ❒ draai de knop (A) in stand -; ONTWASEMING/ONTDOOIING ACHTERRUIT EN BUITENSPIEGELS ❒ draai de knop (C) in stand 4 -; Druk op de knop ( om deze functie in te schakelen. ❒ draai de knop (D) in stand Z; De functie schakelt na ongeveer 30 minuten automatisch uit.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 70 REGELING AANJAGERSNELHEID AIRCONDITIONING (koeling) Ga voor een goede ventilatie van het interieur als volgt te werk: Ga als volgt te werk: ❒ open de centrale luchtroosters en de uitstroomopeningen aan de zijkant geheel; ❒ draai de knop (C) in stand 4 -; ❒ draai de knop (A) in het blauwe vlak; ❒ plaats de schuif (B) in stand Y; ❒ draai de kn
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING (indien aanwezig) BESCHRIJVING STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Met de airconditioning met gescheiden regeling kan de temperatuur voor de bestuurder en de passagier apart worden ingesteld.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID Het systeem kan op verschillende manieren worden ingeschakeld, maar aangeraden wordt eerst de gewenste temperaturen op het display in te stellen en daarna de knop AUTO in te drukken. Met de airconditioning kan de temperatuur voor de bestuurder en de passagier apart worden ingesteld. Het maximale temperatuurverschil is 7°C. De aircocompressor schakelt alleen in als de buitentemperatuur hoger is dan 4°C.
❒ minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht. De aanjager kan worden uitgeschakeld (geen verlichte staafjes), maar alleen als u de aircocompressor hebt uitgeschakeld met de knop ò. Om de automatische regeling van de aanjagersnelheid weer in te schakelen, nadat de snelheid handmatig is ingesteld, moet u de knop AUTO indrukken.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 74 Functie LO (maximale koeling) Als u op het display een temperatuur onder 16°C instelt, wordt deze functie ingeschakeld; op het display verschijnt het opschrift LO. Deze functie kan worden ingeschakeld als u het interieur zo snel mogelijk wilt koelen.
Als u de knop OFF indrukt, schakelt de airconditioning automatisch de luchtrecirculatie in (lampje op de knop T brandt). Als u de knop T indrukt, kunt u de luchtrecirculatie inschakelen (lampje op de knop is gedoofd) en omgekeerd. BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen, afhankelijk van de werking van het systeem (“verwarming” of “koeling”), de gewenste omstandigheden sneller worden bereikt.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 76 SYNCHRONISATIE VAN INGESTELDE TEMPERATUREN (functie MONO) Als u de knop MONO indrukt, wordt de temperatuur aan bestuurders- en passagierszijde automatisch gelijkgesteld. IN-/UITSCHAKELEN AIRCOCOMPRESSOR Als u de knop ò indrukt, wordt de aircocompressor ingeschakeld.
E Q Z Lucht uit de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard (lichaam passagier). Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte voor en achter en de luchtroosters voor ontwaseming/ontdooiing van de voorruit en zijruiten voor. Deze luchtverdeling zorgt voor een goede verwarming van het interieur en voorkomt het eventuele beslaan van de ruiten.
˙ Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting. å 6 Ÿ∆ De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. 2 BUITENVERLICHTING Î Draai de draaiknop in stand 6. STARTEN EN RIJDEN Î DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID BUITENVERLICHTING 7 F0I0065m Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3 branden. Draai de draaiknop in stand 2.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN GROOTLICHTSIGNAAL 7 ˙ 6 Ÿ∆ VEILIGHEID 2 RICHTINGAANWIJZERS Î F0I0068m ❒ omlaag (stand 2): inschakeling linker richtingaanwijzers. 6 NOODGEVALLEN Ÿ∆ Î Als u kort richting aan wilt geven, voor het uitvoeren van een handeling waarvoor het stuurwiel slechts weinig hoeft te worden verdraaid, dan drukt u de hendel iets omhoog of omlaag zonder dat de hendel vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat deze automatisch terug.
Met dit systeem kan de ruimte vóór de auto een bepaalde tijd worden verlicht. ˙ 6 Ÿ∆ Inschakelen U schakelt deze functie in door de contactsleutel in stand STOP te draaien of uit te nemen en de linker hendel binnen 2 minuten na het uitzetten van de motor naar het stuur te trekken.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN RUITEN REINIGEN RUITENWISSERS/-SPROEIERS VEILIGHEID Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. De rechter hendel kan in vijf verschillende standen worden gezet: (A): ruitenwissers uitgeschakeld; STARTEN EN RIJDEN (B): wissen met interval; op enkele uitvoeringen kunnen met de draaiknop (F) 4 intervalstanden worden gekozen (van zeer langzaam tot zeer snel).
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde stand), kunnen in een beweging de ruitensproeiers/-wissers worden ingeschakeld; als u de hendel langer dan een halve seconde bedient, schakelen de ruitenwissers automatisch in. , De ruitenwissers maken nog drie slagen nadat u de hendel hebt losgelaten. Op enkele uitvoeringen wordt het reinigen van de ruit voltooid door een vierde slag van de ruitenwissers na enkele seconden.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN REGENSENSOR (indien aanwezig) F0I0077m Inschakelen LAMPJES EN BERICHTEN Plaats de rechter hendel een stand naar beneden. STARTEN EN RIJDEN De sensor heeft een regelbereik dat oplopend varieert van uitgeschakelde ruitenwissers (geen slagen) als de ruit droog is, tot ruitenwissers die ingeschakeld worden op de eerste continue snelheid (langzaam continu wissen) bij hevige regen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID Draai de start-/contactsleutel in stand STOP. De regensensor is in staat om de volgende omstandigheden te herkennen en zich hieraan automatisch aan te passen: Als de motor daarna wordt gestart (sleutel in stand MAR), schakelt de regensensor niet weer in, ook niet als de hendel in stand (B) is blijven staan. Voor het inschakelen van de regensensor moet de hendel in stand (A) of (C) worden gezet en daarna in stand (B).
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. Op enkele uitvoeringen is de wisfrequentie van de achterruitwisser gesynchroniseerd met de ruitenwissers voor. F0I0157m , NOODGEVALLEN De achterruitwisser maakt nog drie slagen nadat u de hendel hebt losgelaten. Op enkele uitvoeringen wordt het reinigen van de ruit voltooid door een vierde slag van de achterruitwisser na enkele seconden.
OFF Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij een snelheid boven 30 km/h) op lange, rechte en droge trajecten en bij weinig verandering in de rij-omstandigheden (bijv. autosnelwegen), met een constante en vooraf ingestelde snelheid blijft rijden, zonder bediening van het gaspedaal. Het gebruik van dit systeem biedt geen voordelen in druk verkeer. Gebruik dit systeem niet in de stad.
Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld het intrappen van het rem- of koppelingspedaal, kan de opgeslagen snelheid op de volgende manier worden opgeroepen: ❒ schakel de versnelling in die ingeschakeld was op het moment van het opslaan van de snelheid (4e, 5e of 6e versnelling); Dit kan op twee manieren: ❒ trap het gaspedaal in en sla vervolgens de nieuwe snelheid op; of ❒ zet de draaiknop (B) in stand (+).
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN SYSTEEM INSCHAKELEN Dit kan op twee manieren: ❒ schakel het systeem uit en sla vervolgens de nieuwe snelheid op; Zet de schakelaar (A) in stand OFF of de start/contactsleutel in stand STOP. Het systeem wordt bovendien automatisch uitgeschakeld in een van de volgende gevallen: of ❒ bij intrappen van het rem- of koppelingspedaal; ❒ houd schakelaar (B) in stand (–), totdat de nieuwe snelheid is bereikt die automatisch wordt opgeslagen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN PLAFONDVERLICHTING Met kantelbaar lampenglas Het lampje gaat automatisch branden als u een van de voorportieren opent en dooft als het betreffende portier wordt gesloten. Bij gesloten portieren kunt u het lampje in- en uitschakelen door op de korte zijde te drukken, zoals afgebeeld. F0I0088m STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID PLAFONDVERLICHTING VOOR LAMPJES EN BERICHTEN Met spotjes Met de schakelaar (A) kunnen de plafondlampjes worden in- en uitgeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 90 Als de plafondverlichting uit is, wordt met schakelaar (B): Brandduurregeling bij het instappen ❒ in linker stand, lamp (C) ingeschakeld; De plafondlampjes gaan op de volgende manier branden: ❒ in rechter stand, lamp (D) ingeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN BEDIENINGSORGANEN WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN MISTACHTERLICHT Inschakelen: druk bij ingeschakeld dimlicht op knop 4. Uitschakelen: druk de knop nogmaals in. ACHTERRUITVERWARMING Inschakelen: druk op de knop (. De achterruitverwarming schakelt na ongeveer 20 minuten automatisch uit. ATTENTIE Het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten is afhankelijk van de wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR (FIS) Deze veiligheidsschakelaar bevindt zich onder het dashboard op de portierstijl rechtsvoor. De schakelaar springt omhoog bij een ongeval, waardoor de toevoer van brandstof wordt gestopt en de motor afslaat. STARTEN EN RIJDEN Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de motorruimte, onder de auto of in de nabijheid van de brandstoftank.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN INTERIEURUITRUSTING DASHBOARDKASTJE F0I0079m LAMPJES EN BERICHTEN MUNTENBAKJE STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Trek om het kastje te openen aan de handgreep (A), zoals door de pijl wordt aangegeven. F0I0086m PASJES-/KAARTHOUDER ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS Op de tunnelconsole bevinden zich openingen om telefoonkaarten, pasjes/credit-cards of tolkaarten in op te bergen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID Druk voor het inschakelen van de aansteker de knop (A) in, als de contactsleutel in stand MAR staat. Na ongeveer 15 seconden springt de knop in de beginstand en is de aansteker klaar voor gebruik. BELANGRIJK Controleer altijd of de aansteker na het indrukken ook uitschakelt. F0I0197m Voor Achter F0I0080m De asbak bevindt zich in de tunnelconsole en is verzonken. Trek de asbak in de richting van de pijlen om hem te gebruiken of te legen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN ZONNEKLEPPEN De zonnekleppen zitten aan beide zijden naast de achteruitkijkspiegel. Ze kunnen voor de voorruit of voor de zijruit worden gedraaid. Bij enkele uitvoeringen bevindt zich op de achterzijde van de zonneklep aan bestuurderszijde een spiegeltje voorzien van een afsluitschuifje. Om het spiegeltje te gebruiken, moet het afsluitschuifje (A) worden geopend. F0I0082m Dit zijn uitzetruiten.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID OPENDAK (indien aanwezig) Het opendak wordt elektrisch bediend. De elektrische bediening werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. U bedient het dak met een schakelaar. Zodra u de schakelaar loslaat, blijft het dak in de stand staan waarin het zich op dat moment bevindt.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN BEDIENING IN NOODGEVALLEN Als het opendak niet elektrisch bediend kan worden, dan kan het ook handmatig worden bediend; ga hiervoor als volgt te werk: ❒ steek de bijgeleverde schroevendraaier in zitting (C) en draai aan de schroevendraaier; F0I0085m ATTENTIE Verwijder altijd de contactsleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, om te voorkomen dat het opendak per ongeluk in beweging wordt gebracht en zo gevaar kan opleveren voor de achtergebleven inzittenden.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 98 PORTIEREN CENTRALE PORTIERVERGRENDELING Van buitenaf Sluit de portieren, steek de sleutel in het slot van een van de voorportieren, en draai de sleutel. Van binnenuit Sluit de portieren en druk op een van de voorportieren het knopje naar beneden (vergrendelen) of trek het knopje omhoog (ontgrendelen).
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN KINDERVEILIGHEIDSSLOT (5-deurs uitvoeringen) Hierdoor kunnen de achterportieren niet van binnenuit geopend worden. Het systeem kan alleen bij een geopend portier worden ingeschakeld: LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN BELANGRIJK Controleer nadat u het veiligheidsslot bij beide portieren hebt ingeschakeld of het slot daadwerkelijk is ingeschakeld door aan de handgreep aan de binnenzijde van de portieren te trekken.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (indien aanwezig) BEDIENINGSORGANEN Op het dashboard bevinden zich twee drukschakelaars waarmee u, als de contactsleutel in stand MAR staat, de zijruiten bedient: STARTEN EN RIJDEN (A): openen/sluiten zijruit linksvoor; F0I0154m (B): openen/sluiten zijruit rechtsvoor.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN BAGAGERUIMTE ACHTERKLEP OPENEN Van binnenuit opent u de achterklep door aan de hendel (A) naast de bestuurdersstoel te trekken. BELANGRIJK Bedien de ontgrendelhendel van de achterklep niet als de auto rijdt. F0I0198m STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Van buitenaf opent u de achterklep door het slot met de contactsleutel te ontgrendelen. LAMPJES EN BERICHTEN De achterklep gaat dank zij de gasveren gemakkelijk open.
U sluit de achterklep door deze te laten zakken en ter hoogte van het slot te drukken, totdat u de vergrendeling hoort. Naderhand aangebrachte voorwerpen op de hoedenplank (luidsprekers, spoiler, enz.) kunnen, behalve wanneer de auto hierop is voorbereid, de juiste werking van de gasveren verhinderen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN BAGAGERUIMTE VERGROTEN STARTEN EN RIJDEN F0I0190m LAMPJES EN BERICHTEN Ga als volgt te werk: ❒ druk de gespen in de sluitingen (aangegeven door de pijlen) op de rugleuning; ❒ trek aan de handgreep (A) in het midden van de achterzitting en klap de zitting omhoog in de richting van de pijl; ❒ controleer of de beide gordels (A) van de veiligheidsgordels aan de zijkant door de bijbehorende geleidebeugels (B) lopen; ❒ haak de rugleuning los door de bijbehorende zijsteunen (C)
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID Om de bagageruimte geheel te vergroten, moeten beide achterzittingen omhoog worden geklapt met behulp van de handgrepen en vervolgens de rugleuningen worden neergeklapt, volgens de procedure die staat beschreven bij de ondeelbare achterbank.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN HOEDENPLANK VERWIJDEREN Ga als volgt te werk: ❒ trek de pennen (B) uit de zittingen (C); ❒ schuif de hoedenplank in de richting van het interieur en draai hem zoals in de afbeelding is aangegeven. F0I0091m NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK Als u zware voorwerpen vervoert en u ‘s nachts rijdt, moet u controleren of de hoogteregelaars van de koplampen in de juiste stand staan (zie de paragraaf “Koplampen” in dit hoofdstuk).
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID ACHTERBANK TERUGPLAATSEN Uitvoeringen met ondeelbare achterbank Voer de handelingen voor het vergroten van de bagageruimte in omgekeerde volgorde uit. Controleer of de gespen in de sluitingen op de rugleuning zitten om te voorkomen dat ze onder de zitting blijven. F0I0091m Voer de handelingen voor het vergroten van de bagageruimte in omgekeerde volgorde uit.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN MOTORKAP OPENEN ❒ trek de hendel (A) in de richting van de pijl; ❒ druk, zoals aangegeven door de pijl, op de haak (B); ❒ til de motorkap op en trek gelijktijdig de steunstang (C) uit de klem, steek vervolgens het uiteinde van de stang in de zitting (D) op de motorkap.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Ga als volgt te werk: ❒ houd de motorkap met een hand omhoog, trek met de andere hand de stang (C) uit zitting (B) en plaats de steunstang terug in de klem; BELANGRIJK Controleer altijd of de motorkap vergrendeld is, om te voorkomen dat deze tijdens het rijden open gaat. ❒ laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van de motorruimte zakken, laat de motorkap vallen en controleer of de motorkap goed is gesloten door de motorkap op te tillen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN ALLESDRAGERS VEILIGHEID BEVESTIGINGSPUNTEN 3-deurs uitvoeringen De bevestigingsbeugels voor zijn bereikbaar nadat u het rubber op de in de afbeelding aangegeven plaatsen iets hebt verplaatst. STARTEN EN RIJDEN De bevestigingspunten achter zijn te vinden bij het symbool O boven de zijruiten achter.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID 5-deurs uitvoeringen De bevestigingsbeugels voor zijn bereikbaar nadat u het rubber op de in de afbeelding aangegeven plaatsen iets hebt verplaatst. De bevestigingspunten achter zijn te vinden bij het symbool O boven de zijruiten achter. Bevestig de steunen van de allesdragers aan de bevestigingsbeugels. STARTEN EN RIJDEN Om de bevestigingsbeugels te gebruiken moet de sluiting (A) worden verwijderd, zoals is aangegeven in de afbeelding.
0 VEILIGHEID Ÿ∆ F0I0063m STARTEN EN RIJDEN De stand kan worden geregeld als de contactsleutel in stand MAR staat en de dimlichten zijn ingeschakeld. Als de auto beladen is, helt hij achterover. Het gevolg is dat de lichtbundel meer naar boven schijnt. De stand van de koplampen moet nu worden gecorrigeerd. 1 LAMPJES EN BERICHTEN KOPLAMPVERSTELLING 7 ¯ BELANGRIJK Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het comfort en de veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID Stand 0 - één of twee personen op de voorstoelen. Stand 1 - vijf personen. Stand 2 - vijf personen + bagage. Stand 3 - bestuurder + maximale lading in de bagageruimte. BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen telkens als het gewicht van de lading wijzigt. F0I0259m KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND De koplampen zijn aangepast aan de eisen van het land waaraan de nieuwe auto is geleverd.
Het systeem wordt gecompleteerd met een elektronische remdrukverdeling EBD (Electronic Braking Force Distribution), die de remdruk verdeelt tussen de voor- en achterwielen. Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid aan te passen aan de beschikbare grip op het wegdek. ATTENTIE Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een trilling in het rempedaal.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID Storing in ABS Bij een storing brandt het waarschuwingslampje > op het instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht op instelbare multifunctionele display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). In dat geval werkt het remsysteem op de normale manier, terwijl geen gebruik wordt gemaakt van het antiblokkeersysteem. Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer om het systeem te laten controleren.
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM Het ESP wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart en kan niet worden uitgeschakeld. ATTENTIE DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Bij inschakeling gaat het lampje á op het instrumentenpaneel knipperen, om de bestuurder er op te wijzen dat de auto de stabiliteit en de grip dreigt te verliezen. Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt bij het wegrijden op een helling omhoog.
ASR (Antislip Regulation) Het ASR controleert de trekkracht van de auto en grijpt automatisch in als een of beide aangedreven wielen dreigen door te slippen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Het ASR is vooral nuttig onder de volgende omstandigheden: ❒ doorslippen van het binnenste wiel in bochten, door verandering van de wielbelasting of door te felle acceleratie; F0I0153m IN-/UITSCHAKELING VAN HET SYSTEEM Het ASR schakelt automatisch in als de motor wordt gestart. Het in-/uitschakelen van het systeem wordt aangegeven door het verschijnen van een bericht op het instelbare multifunctionele display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID Als het ASR tijdens het rijden wordt uitgeschakeld, schakelt het automatisch weer in als de auto opnieuw wordt gestart. STORINGSMELDINGEN Als er een storing is in het ASR, wordt het systeem automatisch uitgeschakeld en gaat het lampje V op het instrumentenpaneel constant branden. Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
❒ de werking van het systeem controleren; ❒ signaleren wanneer door een storing de emissies boven de wettelijk vastgestelde drempelwaarde uitkomen; ❒ signaleren wanneer het noodzakelijk is defecte componenten te vervangen. Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet branden of het gaat branden of knipperen tijdens het rijden (er verschijnt ook een bericht op het instelbare multifunctionele display), wendt u dan zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 120 AUTORADIO (indien aanwezig) INBOUWVOORBEREIDING AUTORADIO (indien aanwezig) Als de auto niet is uitgerust met de inbouwvoorbereiding autoradio, beschikt u op het dashboard en in de portieren over een aantal opbergvakken, die de functionaliteit van het interieur vergroten.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Autoradio inbouwen LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS F0I0193m ALFABETISCH REGISTER Verwijder het geklemde vakje door uw hand in het vakje te steken en deze naar boven te drukken. Schuif vervolgens het vakje in de richting van het interieur. Monteer de houder (geklemde montage) en houd de voedingskabels voor de elektrische verbinding beschikbaar.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID Schema voor de voorbereide elektrische bedrading en extra aansluitingen A. Zekeringen- en relaiskast B. Tweeter luidspreker linker voorportier STARTEN EN RIJDEN C. Tweeter luidspreker rechter voorportier LAMPJES EN BERICHTEN D. Woofer luidspreker linker voorportier E. Woofer luidspreker rechter voorportier ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN F. Autoradio 122 G. Full-range luidspreker linksachter F0I0033m H.
❒ antenne met dubbele functie (autoradio + mobiele telefoon 900/1800 MHz) op het dak; ❒ antennekabel voor de antenne met dubbele functie en een kabel met een 10-polige stekker. ❒ antennekabel voor de antenne met dubbele functie en een kabel met een 10-polige stekker. De stekker is ingebouwd tussen de stuurkolom en de middenconsole. ATTENTIE De antenne heeft een maximaal vermogen van 20W.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Aansluitschema van de elektrische bedrading: 1 MUTE-functie autoradio 2 Vrij 3 Massa INPUT-signaal mobiele telefoon (*) 4 INPUT-signaal mobiele telefoon (*) 5 Luidspreker met dubbele functie in het voorportier aan passagierszijde (+) (**) F0I0194m 6 Luidspreker met dubbele functie in het voorportier aan passagierszijde (–) (**) 7 Voeding via start-/contactslot (+15) 8 Vrij 9 Voeding (+) via accu 10 Massa (*) Auto
BELANGRIJK Door het gebruik van een mobiele telefoon, een 27 mc-zender of gelijksoortige apparaten in de auto (zonder buitenantenne) ontstaan elektromagnetische velden die, versterkt door de reflectie in het interieur, niet alleen schadelijk voor de gezondheid van de inzittenden kunnen zijn, maar ook storingen in de elektrische systemen van de auto kunnen veroorzaken. Hierdoor wordt de veiligheid in gevaar gebracht.
ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” (indien aanwezig) 126 De auto kan zijn uitgerust met de elektrische stuurbekrachtiging “Dualdrive”. De elektrische stuurbekrachtiging werkt alleen als de contactsleutel in stand MAR staat en de motor draait.
Zet altijd de motor uit en verwijder de contactsleutel uit het contactslot, waardoor het stuurwiel wordt vergrendeld, voordat er onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd, vooral als de auto met de wielen los van de grond staat. Als dit niet mogelijk is (als de sleutel in stand MAR moet staan of de motor moet draaien), moet de hoofdzekering van de elektrische stuurbekrachtiging worden verwijderd.
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto en attenderen de bestuurder via een repeterend akoestisch signaal op de aanwezigheid van obstakels achter de auto. ACTIVERING Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt, neemt de frequentie van het akoestische signaal toe. AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM Als de achteruit wordt ingeschakeld, klinkt er een kort akoestisch signaal om aan te geven dat het systeem is ingeschakeld.
De werking van de sensoren wordt automatisch uitgeschakeld als de stekker van de elektrische kabel van de aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de trekhaak. Meetbereik aan de zijkant ................ 60 cm Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, wordt de kortste afstand weergeven. STORINGSMELDINGEN De sensoren worden automatisch weer ingeschakeld als u de kabelstekker losmaakt. De verantwoordelijkheid tijdens het parkeren ligt altijd en overal bij de bestuurder.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 130 ALGEMENE OPMERKINGEN TANKEN MET DE FIAT PUNTO ❒ Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geen obstakels op of onder de sensoren bevinden.
U moet het vorstbeveiligingsmiddel DIESEL MIX door de dieselbrandstof mengen voordat de dieselbrandstof door de kou van samenstelling is veranderd. Achteraf toevoegen heeft geen enkel effect. DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN ALFABETISCH REGISTER De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (Europese specificatie EN590). Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie tot gevolg hebben.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID DOP VAN DE BRANDSTOFTANK De tankdop is voorzien van een slot en een koord dat aan het klepje vastzit, om verlies van de dop te voorkomen. Openen Ga als volgt te werk: STARTEN EN RIJDEN ❒ houd de dop stevig vast en draai de contactsleutel linksom; F0I0160m ❒ draai de dop ongeveer een kwart slag linksom en verwijder de dop.
❒ draai de sleutel rechtsom, neem de sleutel uit en sluit vervolgens het klepje. ❒ driewegkatalysator (katalysator); ❒ lambdasonde; ❒ benzinedamp-opvangsysteem. Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden, met losgenomen bougiekabels draaien. De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn: ❒ oxidatiekatalysator; ATTENTIE Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet boven brandbare materialen (gras, droge bladeren, dennennaalden, enz.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 134 VEILIGHEID VEILIGHEIDSGORDELS...................................................... GORDELSPANNERS ........................................................... KINDEREN VEILIG VERVOEREN .................................... AIRBAGS VOOR................................................................... ZIJ-AIRBAGS (sidebags - headbags) .............
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEIDSGORDELS GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat blokkeren; dit is een normaal verschijnsel. De rolautomaat blokkeert ook als u de gordel snel uittrekt, bij hard remmen, botsingen en bij hoge snelheden in bochten. ATTENTIE Druk niet op de knop (C) tijdens het rijden.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN Op enkele uitvoeringen is de middelste zitplaats achter voorzien van een driepunts-veiligheidsgordel met rolautomaat. Om verkeerde verbindingen te voorkomen, passen de gespen van de zijgordels niet in de sluiting van de middengordel. F0I0017m NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS F0I0252m ALFABETISCH REGISTER 136 De veiligheidsgordels op de achterbank moeten worden omgelegd zoals in de afgebeelde schema’s is aangegeven.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN HOOGTEVERSTELLING VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS VOOR VEILIGHEID De hoogte van de gordel moet altijd worden aangepast aan het postuur van de inzittende. Zo wordt de kans op letsel bij een ongeval verkleind. De gordel is goed afgesteld als hij over de schouder halverwege tussen nek en uiteinde van de schouder ligt. F0I0057m Controleer na het afstellen altijd of de beugel vergrendeld is in een van de vaste standen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 138 “EERSTE WAARSCHUWINGSCYCLUS” (lampje < op het instrumentenpaneel brandt) Het lampje < signaleert niet goed omgelegde veiligheidsgordels op de zitplaatsen voor en brandt: ❒ constant, als de contactsleutel in stand MAR wordt gedraaid en een van de veiligheidsgordels NIET is omgelegd; ❒ constant, als de contactsleutel in stand MAR wordt gedraaid en
De cyclus wordt alleen herhaald als de veiligheidsgordel wordt losgemaakt en zich een van de 3 omstandigheden voordoet die zorgde voor de inschakeling. BELANGRIJK De akoestische en zichtbare signaleringscyclus wordt niet geactiveerd als de “Tijdelijke uitschakeling” of de “Permanente uitschakeling” is uitgevoerd (zie de volgende paragraaf). ❒ houd de veiligheidsgordel ten minste 20 seconden omgelegd (met de contactsleutel in stand MAR); ❒ maak de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde los.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN Heupgordel zonder rolautomaat Maak de gordel vast door de gesp (A) in de sluiting (B) te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert. Druk op de knop (C) om de gordel los te maken.
ATTENTIE De gordelspanner werkt slechts één maal. Als de gordelspanner heeft gewerkt, moet u zich tot de Fiat-dealer wenden om de spanner te laten vervangen. Het systeem heeft vanaf de productiedatum een geldigheid van 10 jaar. Na deze periode moet de gordelspanner worden vervangen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN TREKKRACHTBEGRENZERS Om de veiligheid bij een ongeval te vergroten, zijn de oprolautomaten van de gordels voor en achter (indien aanwezig) voorzien van trekkrachtbegrenzers die tijdens een frontale aanrijding de piekbelasting op de borst en schouders beperkt.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Als de gordel aan een zware belasting wordt blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens een ongeval), dan moet de gordel samen met de verankeringen, bevestigingspunten en de gordelspanner worden vervangen. De gordel kan verzwakt zijn, ook als de schade niet zichtbaar is. ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ATTENTIE Het is streng verboden onderdelen van de veiligheidsgordels of gordelspanners te demonteren of open te maken.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 144 HOE U DE VEILIGHEIDSGORDELS IN OPTIMALE STAAT HOUDT Voor het juiste onderhoud van de veiligheidsgordels, moeten de volgende aanwijzingen goed in acht worden gehouden. ❒ Zorg dat de gordel goed uitgetrokken en niet gedraaid is; controleer ook of de oprolautomaat zonder haperingen werkt.
In het Fiat Lineaccessori-programma zijn kinderzitjes opgenomen voor elke gewichtsgroep, die speciaal ontworpen en ontwikkeld zijn voor de Fiat-modellen. DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel voor als de airbag voor aan passagierszijde (indien aanwezig) is ingeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN GROEP 0 en 0+ Baby’s tot 13 kg moeten in wiegjes worden vervoerd die achterstevoren zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt gesteund en bij plotseling remmen de nek niet wordt belast. STARTEN EN RIJDEN Het wiegje moet op zijn plaats worden gehouden door de veiligheidsgordel, zoals in de afbeelding is aangegeven, en het kind moet op zijn beurt worden beschermd door de gordels van het wiegje zelf.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN GROEP 2 F0I0024m LAMPJES EN BERICHTEN GROEP 3 In de figuur wordt een voorbeeld gegeven van de juiste positie van het kind op de achterbank. ATTENTIE De afbeeldingen dienen slechts ter illustratie van de montage. Houdt u bij de montage van het kinderzitje strikt aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.
De Fiat Punto voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de auto.
❒ Vervoer kinderen nooit in uw armen, ook geen pasgeboren kinderen. Niemand is sterk genoeg om ze bij een ongeval vast te houden. ❒ Na een ongeval moet het zitje door een nieuw exemplaar worden vervangen. DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID ❒ Zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen afwijkende houding aanneemt of de gordels losmaakt. ATTENTIE Monteer absoluut geen kinderzitje op de passagiersstoel voor als deze is uitgerust met een airbag, omdat kinderen nooit op de voorstoel mogen reizen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN De auto is uitgerust met een airbag voor aan bestuurderszijde. Als optional kan de auto worden uitgerust met een airbag aan passagierszijde, zij-airbags voor en headbags (buissysteem I.T.S.). De airbags voor (bestuurder en passagier) zijn geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN AIRBAG VOOR AAN BESTUURDERSZIJDE Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor bestemde ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst. Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen met een groter volume dan dat aan bestuurderszijde. Het kussen is in een daarvoor bestemde ruimte in het dashboard geplaatst. De airbags voor aan bestuurders- en passagierszijde zijn ontworpen voor een optimale bescherming van de inzittenden voor met omgelegde veiligheidsgordels.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 152 AIRBAG VOOR AAN PASSAGIERSZIJDE UITSCHAKELEN Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de passagiersstoel voor te vervoeren, kan de airbag voor aan passagierszijde worden uitgeschakeld. De airbag voor aan passagierszijde kan worden in-/uitgeschakeld als de contactsleutel in stand STOP is uitgenomen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN ZIJ-AIRBAGS (Sidebags - Headbags) (indien aanwezig) Deze bestaan uit twee verschillende, zich snel opblazende kussens in de rugleuning van de voorstoelen en hebben tot doel de borstkast van de inzittenden te beschermen bij middelzware en zware zijdelingse aanrijdingen. F0I0106m HEADBAGS De zij-airbags zijn geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 154 BELANGRIJK De inzittende wordt bij een botsing optimaal door het systeem beschermd als hij/zij in de juiste positie in de stoel zit. Hierdoor kan de headbag op de juiste wijze worden opgeblazen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID BELANGRIJK Het in werking treden van de gordelspanners, de airbags voor en de zij-airbags voor en achter wordt door de elektronische regeleenheid bepaald, afhankelijk van het type ongeval. Als een van deze onderdelen niet in werking treedt, dan duidt dat niet op een storing in het systeem. ATTENTIE Steek nooit het hoofd, de armen of ellebogen uit het raam.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN ATTENTIE Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje ¬ branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Als het waarschuwingslampje niet gaat branden of tijdens het rijden blijft branden, wendt u dan onmiddellijk tot de Fiat-dealer. ATTENTIE De rugleuningen van de zitplaatsen voor en achter mogen niet worden bedekt met hoezen of kleden.
De stoelen mogen niet met water of stoom onder druk worden gereinigd (met de hand of in een automatische stoelenreiniger). ATTENTIE De airbag voor treedt in werking als de botsing zwaarder is dan een botsing waarbij alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen die tussen die twee drempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking. ATTENTIE Haak geen harde voorwerpen aan de kledinghaakjes en aan de steunhandgrepen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 158 S TA R T E N E N R I J D E N MOTOR STARTEN ............................................................ PARKEREN ............................................................................ HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK ............. BRANDSTOFBESPARING ................................................ TREKKEN VAN AANHANGERS ......................
Ga als volgt te werk: ❒ trek de handrem aan; ❒ zet de versnellingspook in de vrijstand; ❒ trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in te trappen; BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor is uitgezet. ATTENTIE Het is zeer gevaarlijk om de motor in een afgesloten ruimte te laten draaien. De motor verbruikt zuurstof en produceert koolmonoxide en andere giftige stoffen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Ga als volgt te werk: ❒ trek de handrem aan; ❒ zet de versnellingspook in de vrijstand; ❒ draai de contactsleutel in stand MAR: op het instrumentenpaneel gaan de lampjes m en Y branden; Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit even “op adem” te laten komen. Zet de motor niet onmiddellijk uit, maar laat hem even stationair draaien. Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte dalen. Vermijd aanduwen, aanslepen of rollend starten: al deze handelingen kunnen de katalysator onherstelbaar beschadigen. Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor motoren met turbocompressor, schadelijk.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN HANDREM De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen. Ga als volgt te werk: ❒ zet de motor uit en trek de handrem aan; ❒ schakel een versnelling in (de 1e als de weg omhoog loopt, de achteruit als de weg omlaag loopt) en zet de voorwielen iets uitgestuurd. Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de wielen dan met stenen of wiggen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Handrem uitschakelen: ❒ trek de hendel iets omhoog en druk op ontgrendelknop (A); Om onverwachtse bewegingen van de auto te voorkomen, moet bij het bedienen van de handrem het rempedaal worden ingetrapt. F0I0108m LAMPJES EN BERICHTEN HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS F0I0109m ALFABETISCH REGISTER BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto worden ingeschakeld.
BRANDSTOFBESPARING ❒ trek bij de uitvoeringen 1.28V en 1.216V de schuifring (A) onder de knop omhoog en verplaats de pook naar rechts en vervolgens naar achteren; Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het brandstofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt wordt. ❒ verplaats bij de uitvoeringen 1.816V de pook naar rechts en vervolgens naar achteren.
Controleer regelmatig, ten minste een keer per maand, de spanning van de banden: als de spanning te laag is, wordt de weerstand groter en neemt het verbruik toe. De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor de motor zwaar wordt belast en het brandstofverbruik sterk toeneemt (met gemiddeld 20%). Gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem. Overbodige bagage Stroomverbruikers Gebruik de elektrische installaties alleen als u ze nodig hebt.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 166 Keuze van de versnellingen Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de hoogste versnelling. Het inschakelen van een lage versnelling voor een snelle acceleratie verhoogt het brandstofverbruik. Op dezelfde wijze neemt bij het oneigenlijke gebruik van een hoge versnelling, het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toe.
Monteer speciale en/of extra achteruitkijkspiegels, waarmee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving. Let er op dat het maximum klimvermogen van de auto door het gewicht van een aanhanger of caravan wordt beperkt. Ook de remweg wordt langer en u hebt langer de tijd nodig om in te halen. ATTENTIE Het ABS waarmee de auto kan zijn uitgerust, werkt niet op het remsysteem van de aanhanger. Wees daarom extra voorzichtig op gladde wegen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 168 TREKHAAK MONTEREN De trekhaak moet door gespecialiseerd personeel aan de carrosserie worden bevestigd waarbij de richtlijnen die hierna zijn opgenomen, moeten worden aangehouden. Deze richtlijnen worden eventueel aangevuld door extra informatie van de fabrikant van de trekhaak.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN 725 280 De trekhaak moet op de punten aangegeven met Ø bevestigd worden met in totaal 4 M8-bouten, 2 M10bouten en 2 M12-bouten. >65 n. 2 M12 112 70 155 90 STARTEN EN RIJDEN 30 Auto volbeladen 385 +- 35 Bij de bevestigingspunten van het achterpaneel aan de buitenzijde moeten de bevestigingsplaten van het stootblok vervangen worden door de platen rechts A en links B (onderdeelnummer 50901257 en 50901258).
Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben als de standaard geleverde banden. Houdt u voor bandenmaat, de bandenspanning en de winterbanden exact aan de aanwijzingen die staan aangegeven in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische gegevens”. De specifieke eigenschappen van winterbanden verminderen aanzienlijk als de profieldiepte van het loopvlak minder is dan 4 mm. Vervang de winterbanden in dat geval.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen gemonteerd worden (aangedreven wielen). Wij raden u het gebruik aan van sneeuwkettingen uit het Fiat Lineaccessori-programma. Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen gebruikt; rijdt niet harder dan 50 km/h. Vermijd kuilen, stoepranden en andere obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet te beschadigen, geen lange stukken op sneeuwvrije wegen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 172 AUTO LANGERE TIJD STALLEN ❒ smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los van de ruit staan; Tref de volgende maatregelen als de auto enkele maanden niet wordt gebruikt: ❒ zet de ruiten een klein stukje open; ❒ zet de auto in een overdekte, droge en goed geventileerde ruimte; ❒ schakel een ver
189 AANGETROKKEN HANDREM ....................................... 175 STORING ABS....................................................................... 190 STORING AIRBAG .............................................................. 176 ASR - TRACTIEREGELING ................................................ 191 UITGESCHAKELDE AIRBAG PASSAGIERSZIJDE........ 177 NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL ................. 177 STORING ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING FIAT CODE..................................
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 174 ALGEMENE OPMERKINGEN Naast de storingsmeldingen die op het instelbare multifunctionele display worden weergeven, het akoestisch signaal (instelbaar) dat u hoort en het branden van het betreffende lampje (indien aanwezig), verschijnen er specifieke waarschuwingsberichten (bijvoorbeeld: “Zet de motor uit”, enz.).
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. x BELANGRIJK Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het display), controleer dan of de handrem losgezet is. ATTENTIE Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het display), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de Fiat-dealer.
Weergave op het instelbare multifunctionele display STORING AIRBAG (rood) ¬ Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat constant branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het display) bij een storing in de werking van de airbag.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel continu branden als de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet is omgelegd. ATTENTIE Het lampje Fgeeft bovendien eventuele storingen van het lampje ¬ aan. Dit wordt aangegeven door het langer knipperen van lampje F dan de normale 4 seconden.Zet in dat geval onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de Fiat-dealer.
w LAMPJES EN BERICHTEN ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN (rood) Als het lampje blijft branden (en het bericht blijft op het display weergegeven), wendt u dan onmiddellijk tot de Fiat-dealer. v TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, dan gaat het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) branden. Direct na het starten van de motor moet het lampje doven.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Als het lampje blijft branden (en het bericht blijft op het display weergegeven), werkt de elektrische stuurbekrachtiging niet meer en is meer kracht nodig voor het draaien van het stuur; de auto blijft echter normaal bestuurbaar. Wendt u tot de Fiatdealer. ONDERHOUD VAN DE AUTO Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden.
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het display) als de motor te warm is.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden is het raadzaam de motor enkele minuten te laten draaien met iets ingetrapt gaspedaal voordat u de motor uitzet.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 182 Lampje op het instrum.paneel Weergave op het instelbare multifunctionele display NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN (rood) ´ Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het display) als een of meer portieren of de achterklep niet goed gesloten zijn.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN è ONDERHOUD VAN DE AUTO ç TECHNISCHE GEGEVENS Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het display) als er nog ongeveer 5 tot 7 liter brandstof in de tank aanwezig is.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 184 Lampje op het instrum.paneel U Weergave op het instelbare multifunctionele display STORING IN INSPUITSYSTEEM (alleen dieseluitvoeringen) (rood) Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
❒ constant branden - duidt op een defect in het inspuit-/ontstekingssysteem; dit kan tot gevolg hebben dat de prestaties verminderen, de auto slechter gaat rijden en het brandstofverbruik toeneemt. U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder te veel van de motor te eisen of met hoge snelheid te rijden. Als u te lang doorrijdt met een brandend waarschuwingslampje kan dat schade veroorzaken. Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiatdealer.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN U Weergave op het instelbare multifunctionele display Het lampje dooft als de storing verdwijnt. De storing wordt door het systeem in het geheugen opgeslagen. ❒ knipperend - duidt op een mogelijke beschadiging van de katalysator (zie “EOBDsysteem” in het hoofdstuk “Dashboard en bedieningsknoppen”).
Storing Hill Holder * NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN Als het lampje knippert tijdens het rijden, dan geeft dit aan dat het ESP in werking is getreden. Bij een storing gaat het lampje * op het instrumentenpaneel branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het display). Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
m LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 188 Weergave op het instelbare multifunctionele display STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE (alleen dieseluitvoeringen) (geel) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het display) als er een storing is in de voorgloeiinstallatie. Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiatdealer.
ALFABETISCH REGISTER Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor onregelmatig doen laten draaien. Als het lampje c gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het instelbare multifunctionele display), wendt u dan zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer om het systeem te laten aftappen.
> LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 190 Weergave op het instelbare multifunctionele display STORING ABS (geel) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het display) als het systeem defect is.
De berichten op het display verschijnen (op enkele uitvoeringen) als handmatig de ASRfunctie wordt in-/uitgeschakeld (zie “ASR-systeem” in het hoofdstuk “Dashboard en bedieningsknoppen”). DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Als het lampje brandt, dan is er een storing in het ASR-systeem. Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiatdealer.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 192 Lampje op het instrum.paneel Y Weergave op het instelbare multifunctionele display STORING IN ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING - FIAT CODE (geel) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel één seconde knipperen waarna het dooft.
De symbolen ¯/ ˙ op het display (indien aanwezig) geven een storing in de verlichting links of rechts aan. vervolg op volgende pagina DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN De oorzaak van de storing kan zijn: doorbranden van een of meer lampen, doorbranden van de bijbehorende zekering of een onderbreking in de elektrische verbinding.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 194 Lampje op het instrum.paneel W Weergave op het instelbare multifunctionele display DEFECTE BUITENVERLICHTING (geel) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
RICHTINGAANWIJZER LINKS (groen) (knipperend) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, tegelijkertijd met het lampje van de rechter richtingaanwijzer, als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN 3 3 NOODGEVALLEN 1 ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 196 Weergave op het instelbare multifunctionele display BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN (groen) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de buitenverlichting, de parkeerverlichting of de dimlichten worden ingeschakeld. LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN Lampje op het instrum.
Als de buitentemperatuur lager wordt dan 3°C, verschijnt op het display een waarschuwingsbericht en knippert de temperatuurindicatie om te waarschuwen voor gladheid. Bovendien klinkt er een akoestisch signaal.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 198 N O O D G E VA L L E N MOTOR STARTEN ............................................................. 199 WIEL VERWISSELEN .......................................................... 201 FIX & GO (SNELLE BANDENREPARATIESET) .......... 208 GLOEILAMP VERVANGEN ..............................................
Ga als volgt te werk: ❒ lees de 5-cijferige elektronische code die op de CODE-card vermeld staat; ❒ draai de contactsleutel in stand MAR; ❒ trap het gaspedaal geheel in en houd het ingetrapt: het waarschuwingslampje U op het instrumentenpaneel gaat ongeveer 8 seconden branden en dooft daarna; ❒ laat het gaspedaal los en tel het aantal keren dat het lampje U knippert; ❒ als het lampje evenveel keer heeft geknipperd als het eerste cijfer van de code op uw CODE-card, moet u het gaspedaal intrappen en
Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu, die ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu.
ATTENTIE Attendeer het overige wegverkeer op de stilstaande auto m.b.v. de waarschuwingsknipperlichten, de wettelijk verplichte gevarendriehoek, enz. Tijdens het verwisselen van een wiel moeten alle inzittenden de auto hebben verlaten, en op een veilige afstand van het verkeer wachten, totdat het wiel verwisseld is. Blokkeer de wielen met stenen of andere voorwerpen als de auto schuin op een helling of op een slecht wegdek staat.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN Bij een gemonteerd reservewiel veranderen de rij-eigenschappen van de auto. Vermijd met vol gas optrekken, bruusk remmen en hoge snelheden in de bochten. Het reservewiel heeft een levensduur van maximaal 3000 km. Na deze afstand moet de band van het reservewiel vervangen worden door een nieuwe band van hetzelfde type. Monteer nooit een normale band op de velg van het reservewiel. Laat het verwisselde wiel zo snel mogelijk repareren en monteren.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN ❒ buiten de slinger geen enkel ander gereedschap op de krik gemonteerd mag kunnen worden.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN steek de slinger in de krik en draai de slinger van de krik zo, dat hij iets omhoog komt; plaats vervolgens de krik onder de auto (zie de figuur) op de door (C) aangegeven punten, dicht bij het te verwisselen wiel; ❒ draai de slinger totdat de groef (D) van de krik goed om de rand (E) van de chassisbalk valt; ❒ waarschuw eventuele omstanders dat de auto wordt opgekrikt; zorg ervoor dat ze zich niet in de nabijheid van de auto bevinden en de au
❒ draai met de bijgeleverde sleutel de vier wielbouten vast; ❒ draai de slinger van krik zodat de auto zakt, en verwijder de krik; ❒ draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast, in de volgorde die in de figuur is aangegeven.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN Ga als volgt te werk: F0I0116m ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN NORMALE WIEL MONTEREN 206 F0I0117m ❒ volg de hiervoor beschreven procedure, krik de auto op en demonteer het reservewiel; ❒ zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het reservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen; ❒
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN ❒ berg het gebruikte gereedschap op in de houder; ❒ plaats de houder inclusief het gereedschap in het reservewiel; ❒ draai de blokkeerschroef (A) van de gereedschaphouder vast. F0I0110m LAMPJES EN BERICHTEN Gebruik om de ventieldop los of vast te draaien het verlengstuk dat staat afgebeeld in de figuur.
De auto kan worden uitgerust met de snelle bandenreparatieset “Fix & Go”, als vervanging van het gebruikelijke gereedschap en het reservewiel.
De afdichtvloeistof van Fix & Go bij buitentemperaturen tussen -30ºC en +80 ºC werkt en niet geschikt is voor een permanente reparatie. De vloeistof in de band makkelijk met water kan worden verwijderd. Schakel de compressor niet langer dan 20 minuten in. Gevaar voor oververhitting! ATTENTIE NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO Attentie! De spuitbus bevat propyleenglycol; deze substantie kan schadelijk zijn en een prikkelend/brandend gevoel geven.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN Ga als volgt te werk: F0I0122m F0I0123m ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN OPPOMPEN VAN DE BAND 210 F0I0124m ❒ plaats het te repareren wiel met het ventiel (A) in de aangegeven stand; trek vervolgens de handrem aan; ❒ draai de vulbuis (B) op de spuitbus (C); ❒ draai de ventieldop van de band los en verwijder het interne onderdeel van het ventiel met behulp van het geree
❒ als u er niet in slaagt de voorgeschreven bandenspanning te bereiken, verplaats dan de auto ongeveer 10 meter naar voren of naar achteren, zodat de afdichtvloeistof in de band verdeeld wordt; pomp de band vervolgens weer op; ❒ als het na deze laatste handeling nog niet lukt de band op de voorgeschreven spanning te krijgen, rijd dan niet verder maar wendt u tot de Fiat-dealer.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN als de band op de juiste spanning is gebracht, vertrek dan onmiddellijk zodat de afdichtvloeistof gelijkmatig in de band verdeeld wordt; stop na ongeveer 10 minuten, trek de handrem aan en controleer opnieuw de bandenspanning; ❒ rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer om de band te laten controleren en te repareren of om de band te laten vervangen; u moet dan absoluut aangeven dat de band is gerepareerd met Fix & Go.
controleer voordat u een defecte lamp vervangt of de contacten niet zijn geoxideerd; ALGEMENE AANWIJZINGEN ❒ vervang een defecte lamp door een exemplaar van hetzelfde type en vermogen; ❒ als u een gloeilamp in de koplamp hebt vervangen, controleer dan om veiligheidsredenen altijd of de afstelling nog goed is.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje beslagen zijn: dit duidt niet op een defect maar is een natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt wordt door de lage temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad en verdwijnt snel als de koplampen worden ingeschakeld. De aanwezigheid van druppels aan de binnenzijde van de koplamp duidt daarentegen op het binnendringen van water; wendt u tot de Fiat-dealer.
Dimlicht D H7 55W Parkeerlichten voor A W5W 5W Achterlichten B R10W 10W Richtingaanwijzers voor B PY21W 21W Richtingaanwijzers op het voorspatbord A W5W 5W Richtingaanwijzers achter B P21W/PY21W 21W Mistlampen voor – H3 55W Remlichten B P21W 21W Derde remlicht A W5W 5W Achteruitrijlicht B P21W 21W Mistachterlicht B P21W 21W Kentekenplaatverlichting A W5W 5W Plafondverlichting: - met kantelbaar lampenglas - met spotjes C C C10W C10W 10W 10W Bagageruimteverl
Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf “Gloeilamp vervangen”. KOPLAMPUNITS F0I0138m (1): parkeerlicht/grootlicht; (2): dimlicht; (3): richtingaanwijzers. BELANGRIJK Monteer nadat de lampen vervangen zijn de deksels, waarbij de deksels goed vast moeten zitten (geborgd). NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO In de koplampunits zijn de gloeilampen voor het parkeerlicht, het dimlicht, het grootlicht en de richtingaanwijzer opgenomen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN PARKEERLICHTEN VOOR F0I0188m LAMPJES EN BERICHTEN RICHTINGAANWIJZERS Voor F0I0187m Op voorspatbord ❒ draai het lampenglas (A) linksom en verwijder het; trek vervolgens de geklemde lamp (C) uit de zitting.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN Laat de lamp door de Fiat-dealer vervangen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN De lampen zijn op de volgende wijze in de achterlichtunit geplaatst: (A) - Gloeilamp van achterlicht (B) - Gloeilamp van remlicht (D) - Gloeilamp van: mistachterlicht (linker unit); ❒ achteruitrijlicht (rechter unit). F0I0213m LAMPJES EN BERICHTEN Derde remlicht ❒ haak de borging (B) los, open de lamphouder en verwijder de geklemde lamp (C).
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN Gloeilamp vervangen: F0I0102m ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN KENTEKENVERLICHTING 220 F0I0103m ❒ druk om de lamp te vervangen op de lip (A) en verwijder de lampunit; ❒ draai de lamphouder (B) linksom en verwijder de lamp (C).
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN INTERIEURVERLICHTING F0I0135m open de lamphouder (A) en vervang de lamp.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN Met spotjes Gloeilamp vervangen: ❒ verwijder het plafondlampje (A) op de door de pijlen aangegeven punten; ❒ open de lamphouder (B) en vervang de lamp.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN ZEKERINGEN VERVANGEN ALGEMENE INFORMATIE Vervang een defecte zekering nooit door ander materiaal. ATTENTIE ATTENTIE Vervang een zekering nooit door een zekering met een hogere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR. Als een hoofdzekering (MAXI-FUSE) doorbrandt, voer dan geen enkele reparatie uit maar wendt u tot de Fiat-dealer.
Zekeringenkastje op het dashboard F13 F12 F40 F44 F53 F31 F51 F35 F42 F43 F38 F50 F49 F37 F41 F39 F32 F48 F33 F46 F52 F45 NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 224 F47 F34 De zekeringen in het zekeringenkastje zijn bereikbaar nadat de twee schroeven (A) zijn losgedraaid en het dekseltje (B) is geopend. De componenten die door de zekeringen worden beveiligd, staan in de tabellen op de volgende pagina’s aangegeven.
A F55 B F54 A F21 F15 F17 F10 F22 F19 F11 F16 F23 F30 F20 F09 A F0I0059m LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO F08 TECHNISCHE GEGEVENS F04 F05 F07 F06 F03 F14 ALFABETISCH REGISTER F18 F01 F02 STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De zekeringen in het zekeringenkastje zijn bereikbaar nadat de borgveren (A) zijn losgehaakt en het dekseltje (B) is verwijderd. De componenten die door de zekeringen worden beveiligd, staan in de tabellen op de volgende pagina’s aangegeven.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN GLOEILAMP Grootlicht rechts F12 10 Grootlicht links F13 10 Dimlicht rechts F14 10 Dimlicht links F15 10 Bagageruimteverlichting F39 10 Waarschuwingsknipperlichten F53 10 Mistlampen voor F30 15 Richtingaanwijzers F53 10 Verlichting componenten op dashboard F51 7,5 Verlichting aansteker F51 7,5 Verlichting F32 15 Plafondverlichting F39 10 Instrumentenpaneel en controlelampjes (voeding via star
Elektrische ruitbediening rechtsvoor F48 20 Elektrische ruitbediening linksvoor F47 20 Portiervergrendeling F38 20 Spoelen van relais in relaiskast motorruimte F31 7,5 Bobines van ontsteking F22 20 Verbruikers motormanagementsysteem F11 15 Regeleenheid ABS (via start-/contactslot) F42 7,5 Regeleenheid motor (+ accu) F18 7,5 Regeleenheid motor (voeding) F17 10 Regeleenheid motor (via start-/contactslot) F16 7,5 Regeleenheid parkeersensoren F31 7,5 Regeleenheid voorgloei-insta
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 228 ZEKERING AMPÈRE Subwoofer-systeem F36 15 Inspuitventielen F22 20 Koplampsproeiers F09 20 Achterruitverwarming F40 25 F06 - MAXI FUSE 30 Brandstofpomp (uitvoering 1.28V) F22 20 Brandstofpomp F21 15 Ruitensproeier-/achterruitsproeierpomp F43 30 Eerste snelheid elektroventilateur (uitvoeringen 1.28V en 1.
Ruitenwissers F43 30 Achterruitwisser F52 15 Opendak F46 15 Aanjager F08 30 Beschikbaar F33 – Beschikbaar F34 – DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN 7,5 VEILIGHEID 7,5 F41 STARTEN EN RIJDEN F16 Verwarming elektrisch verstelbare spiegels LAMPJES EN BERICHTEN 7,5 NOODGEVALLEN F18 Relais regeleenheid motor ONDERHOUD VAN DE AUTO Relais motorkoelsysteem TECHNISCHE GEGEVENS AMPÈRE ALFABETISCH REGISTER ZEKERING VERBRUIKERS 229
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN Ga voor het opladen als volgt te werk: BELANGRIJK De beschrijving van de procedure voor het opladen van de accu dient slechts ter informatie. Het is raadzaam deze werkzaamheden door de Fiatdealer te laten uitvoeren. We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterkte (ampère) gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u de accu langer oplaadt, kan de accu worden beschadigd.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN OPKRIKKEN VAN DE AUTO MET DE BOORDKRIK MET DE GARAGEKRIK Voorzijde LAMPJES EN BERICHTEN F0I0171m Aan de zijkant NOODGEVALLEN De auto mag uitsluitend worden opgekrikt door de hefarm van de krik bij de betreffende merktekens te plaatsen, zoals is aangegeven in de figuur. Gebruik hierbij een blokje rubber van voldoende omvang.
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt zich in de gereedschaphouder onder de bekleding in de bagageruimte. SLEEPOOG BEVESTIGEN Ga als volgt te werk: NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 232 ❒ verwijder met een schroevendraaier de dop (A) in de bumper op de door de pijl aangegeven plek; ❒ verwijder het sleepoog uit de houder; ❒ draai het sleepoog (B) geheel op de schroefdraad achter of voor.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN NOODGEVALLEN Houd er bij het slepen rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging niet werken, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur. Gebruik voor het slepen geen elastische kabels en rijd zo gelijkmatig mogelijk. Controleer tijdens het slepen of de sleepkabel geen carrosseriedelen kan beschadigen. Houdt u bij het slepen van een auto aan de wettelijke voorschriften.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 234 O N D E R H O U D VA N D E A U T O GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ......................... ONDERHOUDSSCHEMA ................................................. JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA ...................................... AANVULLENDE WERKZAAMHEDEN ........................ NIVEAUS CONTROLEREN ............................................. POLLENFILTER .
BELANGRIJK De servicebeurten van het geprogrammeerd onderhoud zijn door de fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoeren van deze servicebeurten kan het vervallen van de garantie tot gevolg hebben. Als de auto vaak wordt gebruikt voor het trekken van aanhangers moeten er kortere intervallen worden aangehouden voor de werkzaamheden van het geprogrammeerd onderhoud.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 236 ONDERHOUDSSCHEMA 20 40 60 80 100 120 140 Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen ● ● ● ● ● ● ● ● ● Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, waarschuwings-/controlelampjes, enz.
140 160 180 ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● NOODGEVALLEN ● ● ● (*) Of iedere 3 jaar als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt, zoals: - langdurig gebruik in warme en koude klimaten; - in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor; - gebruik op zeer stoffige wegen of op wegen met veel zan
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 238 JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA ❒ conditie van diverse aandrijfriemen visueel controleren; Voor auto’s waarmee jaarlijks minder dan 20.000 km wordt gereden (bijvoorbeeld ongeveer 15.
rijden op stoffige wegen; BELANGRIJK - Dieselfilter ❒ veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij buitentemperaturen onder nul; ❒ veel langdurig stationair-draaiende motor of lange ritten bij lage snelheden (bijv. bij gebruik als taxi of bij huis-aan-huis bezorging). Door het gebruik van dieselbrandstof van een kwaliteit die niet overeenkomt met de Europese specificatie EN590, kan het noodzakelijk zijn het brandstoffilter vaker te vervangen dan in het “Onderhoudsschema” staat aangegeven.
Wij raden u aan de acculading voor het begin van de winter te controleren, om de mogelijkheid van bevriezing van het elektrolyt te voorkomen. Voer deze controle vaker uit als de auto overwegend voor korte trajecten wordt gebruikt, of als er accessoires zijn gemonteerd die permanent, ook bij uitgeschakeld contact, stroom verbruiken. Dit geldt in het bijzonder voor achteraf aangebrachte accessoires.
BELANGRIJK Tijdens het bijvullen mogen de vloeistoffen met verschillende specificaties niet gemengd worden: als de specificaties van de vloeistoffen verschillen, kan de auto ernstig beschadigd worden. 1 5 F0I0231m NOODGEVALLEN uitvoering 1.28V LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN 2 ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO BELANGRIJK Rook nooit tijdens werkzaamheden in de motorruimte: er kunnen licht ontvlambare gassen aanwezig zijn; brandgevaar.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN uitvoering 1.816V F0I0233m ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN 1 Motorolie - 2 Accu 3 Remvloeistof - 4 Ruiten/koplampsproeiervloeistof 5 Koelvloeistof 242 uitvoering 1.
F0I0211m LAMPJES EN BERICHTEN uitvoeringen 1.9JTD - 1.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN Oliepeil controleren Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke ondergrond staat en enige minuten (circa 5) na het uitzetten van de motor. Het oliepeil moet tussen het MIN- en MAX-merkteken op de oliepeilstok staan. Het verschil tussen het MIN - en MAX-merkteken komt overeen met ongeveer 1 liter olie. uitvoering 1.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Motorolieverbruik Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van ongeveer 400 gram per 1000 km. BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl en de gebruiksomstandigheden van de auto. uitvoering 1.3 Multijet F0I0151m Wees voorzichtig als u werkzaamheden in de motorruimte moet verrichten en de motor nog warm is, om brandwonden te voorkomen. Onthoud dat bij een warme motor de elektroventilateur onverwacht kan inschakelen: kans op verwonding.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN KOELVLOEISTOF VAN HET MOTORKOELSYSTEEM Het niveau van de koelvloeistof moet gecontroleerd worden bij een koude motor en moet tussen het MIN- en MAX-merkteken op het expansiereservoir staan. STARTEN EN RIJDEN Een te laag niveau bijvullen door een mengsel van 50% gedemineraliseerd water en PARAFLU UP van FL Selenia, langzaam via de vulopening van het expansiereservoir te gieten.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN RUITENSPROEIER-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF 30% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 70% water in de zomer; ❒ 50% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 50% water in de winter. Bij temperaturen onder –20°C, TUTELA PROFESSIONAL SC 35 onverdund gebruiken. F0I0145m ATTENTIE Enkele in de handel verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar. In de motorruimte bevinden zich warme onderdelen die bij contact de vloeistof kunnen doen ontbranden.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN REMVLOEISTOF Controleer of de remvloeistofniveau nog op het maximum niveau staat. STARTEN EN RIJDEN Voor het bijvullen mag uitsluitend remvloeistof worden gebruikt die voldoet aan de “DOT 4”-specificaties. Het verdient aanbeveling TUTELA TOP 4 remvloeistof te gebruiken; dezelfde remvloeistof, waarmee het remsysteem door de fabriek is gevuld. Wees voorzichtig als u de dop van het reservoir losdraait om te voorkomen dat de vloeistof in contact komt met de lak.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN POLLENFILTER VERVANGEN Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel en neem het te vervangen filterelement uit. F0I0152m LAMPJES EN BERICHTEN LUCHTFILTER STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Dit bevindt zich onder het dashboard dicht bij de middenconsole aan passagierszijde. VERVANGEN Draai de schroeven aan de zijkant en die op het deksel van het luchtfilter los, verwijder het deksel (A) en neem het te vervangen filterelement (B) uit.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel (B) en neem het te vervangen filterelement (C) uit. F0I0061m F0I0062m Uitvoering 1.3 Multijet Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel (B) en neem het te vervangen filterelement (C) uit. ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN Uitvoeringen 1.216V en 1.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN F0I0150m LAMPJES EN BERICHTEN Uitvoeringen 1.816V - 1.9JTD - 1.9 Multijet ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS F0I0220m ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel (B) en neem het te vervangen filterelement (C) uit.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN CONDENS AFTAPPEN (dieseluitvoeringen) BELANGRIJK Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor onregelmatig doen laten draaien. Als het waarschuwingslampje c op het instrumentenpaneel gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt een waarschuwing op het instelbare multifunctionele display), wendt u dan onmiddellijk tot de Fiat-dealer om het systeem te laten aftappen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN ACCU Wendt u tot de Fiat-dealer Donkere kleur zonder groen middenstuk Accu niet voldoende opgeladen Accu opladen (het is raadzaam dit door de Fiat-dealer te laten uitvoeren) Donkere kleur met groen middenstuk Niveau elektrolyt en acculading onvoldoende Geen enkele handeling ATTENTIE De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en de ogen. Houd open vuur en vonkvormende apparaten verwijderd van de accu: branden ontploffingsgevaar.
Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd. Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zich strikt te houden aan de aanwijzingen van de fabrikant van de accu. Als de accu vervangen wordt door een accu met andere specificaties, vervallen de onderhoudsintervallen die in het “Onderhoudsschema” staan aangegeven.
❒ voorkom zoveel mogelijk het gebruik van stroomverbruikers als de motor uitstaat (bijv. autoradio, waarschuwingsknipperlichten); ❒ maak voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie van de auto worden uitgevoerd eerst de minpool van de accu los. ❒ de klemmen moeten altijd goed zijn bevestigd. Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die constante voeding nodig hebben (diefstalalarm, handsfree kit, enz.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 256 Deze stroomverbruikers blijven continu stroom verbruiken ook als de motor is uitgezet, waardoor de accu geleidelijk kan ontladen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN WIELEN EN BANDEN (A): juiste spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak. (B): te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het loopvlak. (C): te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loopvlak. Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het loopvlak minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de bepalingen van het land waarin u rijdt.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN ❒ Rijd nooit met een te zwaar beladen auto: hierdoor kunnen de banden en de velgen ernstig beschadigd worden; ❒ Monteer nooit gebruikte banden of banden, waarvan de herkomst onbekend is. ❒ Stop zo snel mogelijk bij een lekke band en verwissel het wiel om beschadiging van de band, de velg, de wielophanging en de stuurinrichting te voorkomen. ❒ Bij de montage van een nieuwe band moet ook het ventiel vernieuwd worden.
Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen is het mogelijk beschadigingen van het rubber te voorkomen. ATTENTIE ❒ wanneer de temperatuur onder 0°C is gedaald, moet gecontroleerd worden of er geen ijs tussen wisserblad en ruit zit; maak de wissers zonodig vrij met een anti-vriesmiddel; ❒ verwijder eventueel opgehoopte sneeuw van de ruit om de wisserbladen te beschermen en oververhitting van de ruitenwissermotor te voorkomen; ❒ schakel de ruitenwissers/achterruitwisser niet op een droge ruit in.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN Ga als volgt te werk: til de wisserarm (A) van de voorruit en plaats het wisserblad onder een hoek van 90° ten opzichte van de arm; ❒ druk op de lip (B) van de veerklem en verwijder het wisserblad van de arm (A); ❒ monteer het nieuwe blad, waarbij de lip in de zitting op de wisserarm moet vallen; controleer of het wisserblad geborgd is.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN RUITENSPROEIERS Voorruit (ruitensproeiers) Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden niet verstopt zijn. Deze kunnen zonodig met een speld worden doorgeprikt. F0I0206m LAMPJES EN BERICHTEN De stralen moeten op ongeveer 1/3 van de bovenkant van de ruit worden gericht. Achterruit (achterruitsproeier) NOODGEVALLEN U kunt de richting van de sproeiermond op dezelfde manier afstellen als bij de ruitensproeier voor. De sproeiermond bevindt zich boven de achterruit.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 262 CARROSSERIE De belangrijkste zijn: ❒ de toepassing van aangepaste spuittechnieken en lakproducten die de auto de benodigde weerstand tegen roest en schurende elementen verlenen; ❒ het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde) plaatdelen met een hoge corrosiebestendigheid; ❒ het aanbrengen van een gespoten beschermende waslaag op de onderzijd
Het normale onderhoud van de auto beperkt zich tot wassen, waarbij de frequentie afhankelijk is van het gebruik van de auto en van de omgeving. Het is raadzaam de auto vaker te wassen bij sterke luchtverontreiniging of bij het rijden over wegen met strooizout.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN INTERIEUR Ruiten Gebruik voor het schoonmaken van de ruiten een daarvoor geschikt schoonmaakmiddel. Gebruik een schone, zachte doek om krassen en beschadigingen te voorkomen. BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken van de binnenzijde van de achterruit op, dat de elektrische weerstandsdraden van de achterruitverwarming niet worden beschadigd. Veeg voorzichtig in de richting van de draden.
Dep een vochtige vlek of vet met een droge en absorberende doek en wrijf daarbij niet. Behandel de plek vervolgens met een doek of zeem bevochtigd met water en een neutrale zeep. BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of benzine om het glas van het instrumentenpaneel schoon te maken. Als de vlek nog niet verwijderd is, behandel de vlek dan met een speciaal schoonmaakmiddel, waarbij de instructies op de verpakking strikt moeten worden opgevolgd. Bewaar nooit spuitbussen in de auto: ontploffingsgevaar.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 266 TECHNISCHE GEGEVENS IDENTIFICATIEGEGEVENS ............................................. MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN MOTOR ................................................................................. INSPUITING ......................................................................... TRANSMISSIE ......................................
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO F0I0014m TECHNISCHE GEGEVENS TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS Het typeplaatje is aangebracht op de fronttraverse in de motorruimte en bevat de volgende informatie: A - Naam van de fabrikant. B - Nummer typegoedkeuring. C - Identificatiecode van het autotype. D - Chassisnummer. E - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto. F - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met aanhanger. G - Max.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN CHASSISNUMMER Het chassisnummer is ingeslagen in de bodemplaat naast de rechter voorstoel. STARTEN EN RIJDEN Het is bereikbaar nadat het klepje in de vloerbedekking is opgetild en bevat de volgende gegevens: ❒ oplopend productienummer. LAMPJES EN BERICHTEN Het plaatje is op de binnenzijde van de motorkap aangebracht en bevat de volgende informatie: A - Fabrikant van de lak. B - Kleurbenaming. NOODGEVALLEN C - Kleurcode.
188BXA1A 01Y 1.28V met stuurbekrachtiging 188A4000 188AXA1A 00Y 188BXA1A 01W 1.216V 188A5000 188AXB1A 02N 188BXB1A 03N 1.416V 843A1000 188AXM1A 20 188BXM1A 21 1.416V Sporting 843A1000 188AXM1B 22 – 1.816V 188A6000 188AXF1A 12D 188BXF1A 15C 1.3 Multijet 188A9000 188AXH1A 16B 188BXH1A 17B 1.9JTD 188A7000 188AXG1A 13E 188BXG1A 14C 1.9JTD Sporting 188A7000 188AXG1A 13F – 1.9 Multijet 188B2000 188AXL1A 18B 188BXL1A 19B 1.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN MOTOR Typecode STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Aantal en opstelling cilinders Aantal kleppen per cilinder 1.816V 1.3 Multijet 1.9 JTD 1.
Multipoint gefaseerde sequentiële inspuiting: geïntegreerde elektronische inspuiting/ontsteking zonder brandstofretourleiding (returnless) Elektronisch geregelde directe inspuiting met “Common Rail”. Turbocompressor en intercooler DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN 1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet Versnellingsbak Vijf gesynchroniseerde versnellingen vooruit (zes bij bepaalde uitvoeringen) en één versnelling achteruit. Zelfstellend met koppelingspedaal zonder vrije slag. Met hydraulische bediening.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 272 REMMEN 1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V - 1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet Voetrem: – voor – achter Schijfremmen (op enkele uitvoeringen zelfventilerende schijfremmen) Trommelremmen of schijfremmen (op enkele uitvoeringen) Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN WIELEN VELGEN EN BANDEN Geperst stalen velg. Tubeless radiaalband. WIELUITLIJNING Toespoor gemeten tussen de velgranden van de voorwielen: 0±1 mm. De waarden zijn van toepassing op een onbelaste auto in rijklare staat. VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN Voorbeeld: 185/60 R 14 82 H 185 = Nominale breedte (S, afstand in mm tussen de flanken). 60 = Hoogte/breedte-verhouding (H/ S) (percentage). R = Radiaalband 14 = Diameter van de velg (in inch) (Ø).
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 274 Beladingsindex (draagvermogen) 60 = 250 kg 84 = 500 kg 61 = 257 kg 85 = 515 kg 62 = 265 kg 86 = 530 kg 63 = 272 kg 87 = 545 kg 64 = 280 kg 88 = 560 kg 65 = 290 kg 89 = 580 kg 66 = 300 kg 90 = 600 kg 67 = 307 kg 91 = 615 kg 68 = 315 kg 92 = 630 kg 69 = 325 kg 93 = 650 kg 70 = 335 kg 94 = 670 kg 71 = 345 kg 95 = 690 kg 72 = 355 kg 96 = 710 kg 73 = 3
135/80 B13 82M 1.28V met stuurbekr. 1.216V 1.4 16V zonder ESP 1.3 Multijet zonder ESP 5 1/2 Jx14” - 35 6Jx14” ET 35 (L.met.) 6Jx15” ET 33 (L.met.) 165/70 R14 81T 185/60 R14 82H 185/55 R15 82V 165/70 R14 81Q (M+S) 185/60 R14 82Q (M+S) 185/55 R15 82Q (M+S) 4B x 14” ET 43 135/80 B14 80P 1.416V met ESP 1.3 Multijet met ESP 5 1/2 Jx14” - 35 6Jx14” ET 35 (L.met.) 6Jx15” ET 33 (L.met.
UITVOERING STANDAARD BANDEN Bij gemiddelde belanding Volbeladen Voor Achter Voor Achter RESERVEWIEL 155/80 R13 79T 2,0 1,9 2,2 2,2 2,8 1.28V met stuurbekrachtig. 165/70 R14 81T 185/60 R14 82H 185/55 R15 82V 2,0 1,9 2,2 2,1 2,8 165/70 R14 81T 185/60 R14 82H 2,0 1,9 2,2 2,1 1.216V - 1.416V 185/55 R15 82V 2,2 2,1 2,4 2,3 1.416V Sporting 185/55 R15 82V 2,2 2,1 2,4 2,3 1.9JTD Sporting 185/55 R15 82V 2,4 2,1 2,4 2,3 1.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN AFMETINGEN VEILIGHEID De afmetingen zijn aangegeven in mm en hebben betrekking op een auto die is uitgerust met standaardbanden. De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. STARTEN EN RIJDEN Inhoud bagageruimte B C D E F (*) G (**) H (*) 3840 804 2460 576 1480 1398 1660 1392 (*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten. (**) Max. breedte over de spiegels: 1954 mm.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN De afmetingen zijn aangegeven in mm en hebben betrekking op een auto die is uitgerust met standaardbanden. De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN De afmetingen zijn aangegeven in mm en hebben betrekking op een auto die is uitgerust met standaardbanden. VEILIGHEID De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. Inhoud bagageruimte B C D E F (*) G (**) H (*) 3865 804 2460 601 1480 1398 1660 1392 (*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten. (**) Max.
280 ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD VAN DE AUTO NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN PRESTATIES Max. snelheid na de inrijperiode van de auto, in km/h. 1.28V 1.216V 1.416V 1.816V 1.3 Multijet 1.9 JTD 1.
3/5-deurs 510 510 510 3/5-deurs 3/5-deurs 3-deurs 5-deurs 750 750 1370 1385 780 750 1430 1445 820 750 1470 1485 Gewicht van de aanhanger – geremd: – ongeremd: 3/5-deurs 3/5-deurs 1000/400(●) 400 1000/400(●) 400 1000/400(●) 400 Max. dakbelasting: 3/5-deurs 75 75 75 Max. gewicht op de trekhaak (geremde aanhanger): 3/5-deurs 60 60 60 Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder: Max.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 282 Gewichten (kg) 1.816V 1.3 Multijet 1.9 JTD 1.
– 47 5-7 – – – Motorkoelsysteem: Loodvrije superbenzine met octaangetal van ten minste 95 R.O.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN 1.3 Multijet kg liter 1.9 JTD kg liter 1.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN Smering voor dieselmotoren (uitvoering 1.3 Multijet) Motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis, die ruimschoots voldoet aan de specificaties ACEA B3 en API CD. SELENIA TURBO DIESEL Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis, die ruimschoots voldoet aan de specificaties ACEA B4, API CF en FIAT 9.55535-M2. SELENIA WR Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis, die ruimschoots voldoet aan de specificaties ACEA B4, API CF en FIAT 9.55535-M2.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 286 Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto Aanbev. smeermiddelen en vloeistoffen Toepassing Synthetische SAE 75W-80 EP olie. Voldoet ruimschoots aan de specificaties API GL5 en MIL - L - 2105 D LEV. TUTELA CAR ZC 75 Synth Mech. versnellingsbakken en differentieels Olie type “ATF DEXRON III”.
❒ gecombineerd brandstofverbruik: hierbij telt de waarde van de stadsrit mee voor 37% en de waarde van de testrit buiten de stad voor 63%. BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, rijstijl, algemene conditie van de auto, uitrustingsniveau, gebruik van de airconditioning, lading van de auto, imperiaal op het dak en andere situaties die de aërodynamica kunnen beïnvloeden, leveren een ander brandstofverbruik op dan hier vermeld.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 288 CO2-EMISSIE De CO2-emissie, vermeld in de volgende tabellen, is gemeten op een gemiddeld gecombineerd traject. CO2-emissie volgens EU 1999/100-normen (g/km) Benzine-uitvoeringen 1.28V 1.216V 1.416V 1.416V Sporting 1.816V 136 142 145 156 197 Diesel-uitvoeringen 1.3 Multijet 1.9JTD 1.9JTD Sporting 1.
Er kan ook een mengvorm worden gekozen, een traditioneel kinderzitje links en een Isofix-kinderzitje rechts. DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Vanwege het verschillende bevestigingssysteem, moet het kinderzitje aan de daarvoor bestemde beugels worden bevestigd. Deze bevinden zich tussen de rugleuning en zitting van de achterbank of in de bekleding daarvan. NOODGEVALLEN In het Fiat Lineaccessori-programma is het Kiddy Isofix-kinderzitje opgenomen.
DASHBOARD EN BEDIENINGSVEILIGHEID KNOPPEN MONTAGE ISOFIX-KINDERZITJE Groep 0 en 0+ Bij kinderen in deze gewichtsgroep (kinderen met een gewicht tot 13 kg) moet het kinderzitje achterstevoren zijn gekeerd en moet het kind door de gordels (D) van het zitje beschermd worden. STARTEN EN RIJDEN Als het kind groeit en in de gewichtsgroep 1 komt, moet het kinderzitje in de rijrichting worden bevestigd.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN Groep 1 ❒ bij kinderzitjes die in de rijrichting moeten worden geplaatst, moet de bovenste gordel (deze bevindt zich in het bovenste vakje van het kinderzitje) aan de ring in de bagageruimte worden bevestigd; ❒ controleer of het kinderzitje goed vergrendeld is door met kracht te proberen het kinderzitje te verplaatsen: de ingebouwde beveiligingsmechanismen verhinderen dat slechts een enkele bevestigingshaak is vergrendeld.
DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 292 A L FA B E T I S C H R E G I S T E R Aansteker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .94 ABS (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .113 Accu - acculading controleren . . . . . . . . . . . . . . . . .253 - opladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .230 - starten met een hulpaccu . . . .
Olie en vloeistoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .285 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .234 - aanvullende werkzaamheden - geprogrammeerd onderhoud . . . . . . . . . . . .235 - jaarlijks inspectieschema . . . . . . . . . . . . . . .238 - onderhoudsschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . .236 Slepen van de auto . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .232 Sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .13 Smeermiddelen (specificaties) . . . .
OLIE VERVERSEN? DE EXPERTS ADVISEREN SELENIA. Uw nieuwe auto is ontwikkeld met producten van de FL Group. Bij de werkplaatsen van het Fiat-dealernet kunt u Selenia-motorolie verkrijgen. 35.000 Motorexperts in heel Europa adviseren Selenia voor een maximale bescherming van de motor in uw auto. VRAAG UW DEALER NAAR SELENIA.
SELENIA: DE PERFECTE KEUZE VOOR UW AUTO De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met SELENIA 20K; een synthetische motorolie die voldoet aan de meest geavanceerde internationale specificaties. SELENIA 20K verbetert de eigenschappen van de motor en garandeert optimale prestaties en maximale bescherming. SELENIA 20K Top Quality fuel economy motorolie volgens API SJspecificaties voor normale, turbo- of multikleps-benzinemotoren. Brandstofbesparing tot 2% en maximale stabiliteit bij hoge temperaturen.
UITVOERING STANDAARD GEMONTEERDE BAND Bij gemiddelde belading Bij volle belading Voor Achter Voor Achter Bandenmaat 1.2 8V zonder stuurbekr. 155/80 R13 79T 1.2 8V elektrische stuurbekrachtiging 165/70 R14 81T 185/60 R14 82H 185/55 R15 82H 165/70 R14 81T 185/60 R14 82H 185/55 R15 82H 185/55 R15 82H 185/55 R15 82H 1.2 16V - 1.4 16V 1.416V Sporting 1.9 JTD Sporting RESERVEWIEL 2,0 1,9 2,2 2,8 2,8 2,0 1,9 2,2 2,1 2,8 2,0 1,9 2,1 2,1 2,8 2,2 2,4 2,1 2,1 2,4 2,4 2,3 2,3 2,8 1.
NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot de Fiat-dealer. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.