FIAT STILO 603.45.
G eachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Stilo. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw Fiat Stilo leert kennen en u uw auto op de juiste manier zult gebruiken. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Fiat Stilo volledig te benutten.
ABSOLUUT LEZEN! BRANDSTOF TANKEN K Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON. Dieselmotoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590.
BESCHERMING VAN HET MILIEU De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen. ELEKTRISCHE APPARATUUR Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ontladen), wendt u dan tot de Fiat-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOOD GEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 4 DASHBOARD EN BEDIENING DASHBOARD ...................................................................... INSTRUMENTENPANEEL ................................................ SYMBOLEN ........................................................................... FIAT CODE .......................................................................... DE SLEUTELS ........
NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/waarschuwingslampjes kunnen per uitvoering verschillen. DASHBOARD EN BEDIENING DASHBOARD ALFABETISCH REGISTER 1. Uitstroomopening voor lucht naar de zijruiten - 2. Verstelbaar en regelbaar luchtrooster - 3. Bedieningshendel buitenverlichting - 4. Instrumentenpaneel - 5. Verstelbaar en regelbaar luchtrooster - 6.
UITVOERINGEN 1.416V - 1.616V 1.816V VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING INSTRUMENTENPANEEL A - Toerenteller STARTEN EN RIJDEN B - Brandstofmeter met waarschuwingslampje brandstofreserve LAMPJES EN BERICHTEN C - Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor te hoge koelvloeistoftemperatuur D - Snelheidsmeter E - Multifunctioneel display. NOOD GEVALLEN F0C0008m UITVOERINGEN 1.
ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS F0C0011m ALFABETISCH REGISTER UITVOERING 2.
DASHBOARD EN BEDIENING SYMBOLEN VEILIGHEID Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw auto zijn specifieke, gekleurde plaatjes aangebracht met daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt. STARTEN EN RIJDEN Onder de motorkap bevindt zich een plaatje met een korte samenvatting van de symbolen.
❒ Als het waarschuwingslampje Y blijft branden, wordt de code niet herkend. Draai in dat geval de sleutel in stand STOP en vervolgens opnieuw in stand MAR; als de motor geblokkeerd blijft, probeer het dan opnieuw met de andere geleverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, voer dan een noodstart uit (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”) en wendt u daarna tot de Fiatdealer. Bij krachtige stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigd worden.
DASHBOARD EN BEDIENING DE SLEUTELS CODE- CARD ❒ de elektronische code (A) voor het uitvoeren van een noodstart (zie de paragraaf “Noodstart” in het hoofdstuk “Starten en rijden”) F0C0001m ❒ de mechanische code van de sleutels (B), die bij aanvraag van duplicaatsleutels aan de Fiat-dealer moet worden medegedeeld. Wij raden u aan de elektronische code (A) te noteren en altijd bij u te hebben, omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.
DASHBOARD EN BEDIENING MECHANISCHE SLEUTEL (indien aanwezig) De sleutel is uitgerust met een metalen baard (A) en dient voor: ❒ het start-/contactslot ❒ het ver-/ontgrendelen van het tankklepje (bij uitvoeringen met tankdop met slot) F0C0508m ❒ het dead lock-systeem (indien aanwezig) LAMPJES EN BERICHTEN ❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde en de zij-airbags achter (indien aanwezig).
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN F0C0327m 12 SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING De sleutel is uitgerust met een metalen baard (A) en dient voor: ❒ het start-/contactslot ❒ de sloten van de portieren en de achterklep ❒ het ver-/ontgrendelen van het tankklepje (bij uitvoeringen met tankdop met slot) ❒ het openen/sluiten van de ruiten en het opendak met lamelruiten (Skywindow)(indien aanwezig) ❒ h
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS Portieren en achterklep vergrendelen Druk kort op de knop Á: voor het op afstand vergrendelen van de portieren, de achterklep en het tankklepje. Gelijktijdig wordt het diefstalalarm (indien aanwezig) ingeschakeld, de plafondverlichting uitgeschakeld en knipperen de richtingaanwijzers één keer.
DASHBOARD EN BEDIENING Achterklep op afstand ontgrendelen Als de achterklep wordt geopend, knipperen de richtingaanwijzers twee keer; bij het sluiten knipperen de richtingaanwijzers één keer (alleen bij ingeschakeld diefstalalarm). F0C0408m NOOD GEVALLEN Als de achterklep weer wordt vergrendeld, dan wordt de beveiliging hersteld. Lampje op bestuurdersportier ONDERHOUD EN ZORG Als de portieren worden vergrendeld, gaat het lampje (A) ongeveer 3 seconden branden en daarna knipperen (bewakingsfunctie).
DASHBOARD EN BEDIENING Batterij vervangen van de sleutel met afstandsbediening ❒ druk het knopje (A) in en klap de metalen baard (B) uit; ❒ draai de schroef (C) in stand : met een kleine schroevendraaier; F0C0037m ❒ trek de batterijhouder (D) naar buiten en vervang de batterij (E); let daarbij goed op de polariteit; ❒ plaats de batterijhouder (D) in de sleutel en draai de schroef (C) in stand ;.
DASHBOARD EN BEDIENING CID (Customer Identification Device) (alleen voor uitvoeringen met Easy Go) De sleutel is uitgerust met drie knoppen: F0C0330m ❒ De knop R dient voor het op afstand ontgrendelen van de achterklep.
DASHBOARD EN BEDIENING Batterij van het CID vervangen Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk: ❒ draai de drie schroeven (A) los Extra CID’s bestellen Het systeem kan maximaal 4 CID’s herkennen. Als u in de loop der tijd een nieuwe CID nodig hebt, kunt u zich tot een Fiat-dealer wenden. Neem dan de CODE-card, een identiteitsbewijs en het kentekenbewijs mee. Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu.
DASHBOARD EN BEDIENING DEAD LOCK-SYSTEEM (indien aanwezig) Dit veiligheidssysteem verhindert de werking van: ❒ de interne handgrepen en de veiligheidsknop van de auto; STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID ❒ knop (A) voor het ver-/ontgrendelen van de portieren op het portierpaneel aan bestuurderszijde; F0C0142m hierdoor kunnen de portieren niet van binnenuit worden geopend bij een inbraakpoging (bijvoorbeeld bij het inslaan van een ruit).
DASHBOARD EN BEDIENING Systeem inschakelen Het systeem schakelt in de volgende gevallen op alle portieren automatisch in: ❒ als u twee keer op de knop Á op de sleutel met de afstandsbediening/CID drukt. F0C0329m Het systeem schakelt in de volgende gevallen automatisch op alle portieren uit: ❒ als de portieren worden ontgrendeld; ❒ als alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld; ❒ als de start-/contactsleutel in stand MAR wordt gedraaid.
Type sleutel Openen portierenen ontgrendelen tankklepje Sluiten portieren en vergrendelen tankklepje Ruiten openen en openen Skywindow (indien aanwezig) Dead lock Sluiten ruiten (indien aanween sluiten zig). Skywindow (indien aanwezig) Mechanische sleutel (indien aanwezig) Sleutel linksom draaien (bestuurderszijde) of rechtsom (passagierszijde) Sleutel rechtsom draaien (bestuurderszijde) of linksom (passagierszijde) Langer dan 2 sec.
❒ bij een startpoging (contactsleutel in stand MAR); ❒ als de kabels van de accu worden onderbroken; ❒ als er bewegende voorwerpen in het interieur aanwezig zijn (volumetrische beveiliging); ❒ bij het optillen/kantelen van de auto. Als het alarm in werking treedt, wordt, afhankelijk van het land, de sirene geactiveerd en gaan de richtingaanwijzers knipperen (ongeveer 26 seconden). De wijze waarop het systeem werkt en het aantal cycli kunnen per land verschillen.
DASHBOARD EN BEDIENING ALARM INSCHAKELEN ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Richt bij gesloten portieren, achterklep en motorkap en met de contactsleutel in stand STOP of uitgenomen, de sleutel met afstandsbediening of, afhankelijk van de uitvoering, het CID in de richting van de auto. Druk op de knop Á en laat de knop weer los.
DASHBOARD EN BEDIENING DIEFSTALALARM UITSCHAKELEN Druk op de knop Ë van de sleutel met afstandsbediening of, afhankelijk van de uitvoering, van het CID. ❒ de richtingaanwijzers knipperen twee keer kort; ❒ u hoort twee korte akoestische signalen (“BIEP’s”); ❒ de portieren worden ontgrendeld. F0C0408m LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK Als u de portieren centraal ontgrendelt met de metalen baard van de sleutel of, afhankelijk van de uitvoering, van het CID, dan schakelt het alarm niet uit.
DASHBOARD EN BEDIENING KANTELSENSOR ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De kantelsensor meet iedere verandering in de hellingshoek van de auto en signaleert daardoor het geheel of gedeeltelijk optillen van de auto (bijv. bij het verwijderen van een wiel). 24 De kantelsensor signaleert een minimale verandering in de hellingshoek van de auto, zowel langs de lengte- als de dwarsas.
DASHBOARD EN BEDIENING START-/CONTACTSLOT De sleutel kan in 3 standen worden gedraaid: ❒ AVV: motor starten. F0C0164m ATTENTIE Neem altijd de sleutel uit het contactslot als de auto wordt verlaten, om onvoorzichtig gebruik van de bedieningsknoppen te voorkomen. Vergeet niet de handrem aan te trekken. Schakel de eerste versnelling in als de auto op een helling omhoog staat en de achteruit bij een helling omlaag (gezien vanuit de rijrichting). Laat kinderen nooit alleen achter in de auto.
DASHBOARD EN BEDIENING STUURSLOT Inschakelen VEILIGHEID Zet de sleutel in stand STOP, neem de sleutel uit het contactslot en draai het stuur totdat het vergrendelt. STARTEN EN RIJDEN Uitschakelen Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand MAR draait.
DASHBOARD EN BEDIENING INSTRUMENTEN Dit is een normaal verschijnsel en kan voorkomen als bijvoorbeeld de airconditioning of de elektroventilateur wordt ingeschakeld. In deze gevallen dient een geringe toerentalstijging voor het behoud van de lading van de accu. Op enkele uitvoeringen is de toerenteller uitgerust met: ❒ een schaal tot 6000 toeren/min. ❒ een display voor weergave van het digitale klokje.
DASHBOARD EN BEDIENING BRANDSTOFMETER De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof aan die in de tank aanwezig is. VEILIGHEID Het waarschuwingslampje van de reservebrandstof (A) gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er nog ongeveer 9 liter brandstof in de tank aanwezig is. E - brandstoftank leeg. Rijd niet met een bijna lege brandstoftank: door een onregelmatige brandstoftoevoer kan de katalysator beschadigen.
Wij raden u bovendien aan dit hoofdstuk helemaal door te lezen, voordat u een handeling uitvoert. STARTEN EN RIJDEN Toetsen Õ, Ô Toets MODE F0C0022m ONDERHOUD EN ZORG Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met c in de volgende beschrijvingen, om de keuze te bevestigen en terug te keren naar het vorige scherm. NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN Om de menuschermen en de keuzemogelijkheden van boven naar onder te doorlopen of om de weergegeven waarde te verhogen/verlagen.
DASHBOARD EN BEDIENING MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Het “Multifunctionele display” kan alle nuttige en noodzakelijke informatie tijdens de rit weergeven: 30 INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM ❒ Totaal aantal afgelegde km’s (H). ❒ Klokje (E). F0C3238i ❒ Buitentemperatuur (C). ❒ Datum (A).
❒ VOLUMEREGELING WAARSCHUWINGSZOEMER ❒ SNELHEIDSLIMIET ❒ GEVOELIGHEID SCHEMERSENSOR INSTELLEN AUTOMATISCH INSCHAKELENDE KOPLAMPEN (indien aanwezig) ❒ TRIP B ❒ KLOK INSTELLEN ❒ TIJDWEERGAVE ❒ DATUM INSTELLEN ❒ INFORMATIE AUDIOSYSTEEM HERHALEN ❒ MEETEENHEID “VERBRUIK” ❒ MEETEENHEID “TEMPERATUUR” ❒ VOLUMEREGELING TOETSEN ❒ TAAL INSTELLEN ❒ WAARSCHUWINGSZOEMER SBR (Seat Belt Reminder) WEER ACTIVEREN (*) ❒ GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ❒ MENU VERLATEN Als de auto is uitgerust met het Connect Navigatiesysteem kunne
DASHBOARD EN BEDIENING Als u de contactsleutel in stand MAR zet, dan wordt op het multifunctionele display “Check bezig” weergegeven: de fase waarin (gedurende enkele seconden) een diagnose wordt uitgevoerd van alle elektronische systemen in de auto is begonnen. Als tijdens deze fase geen storingen worden gevonden en de motor is gestart, dan verschijnt “Check OK ” op het display. Als op het display een storing wordt weergegeven, zie dan het hoofdstuk “Lampjes en berichten”.
Français Dag Deutsch Maand Español Portuges SCHEMERSENSOR Bijvoorbeeld: TRIP B SNELH.LIM. REG. KLOK WEERGAVE KLOK MENU VERLATEN INSTELLEN DATUM NOODGEVALLEN SERVICE AUDIO HERH. TAAL VOL. ZOEMER ACHTERKLEP ONAFH. ONTGR. BEST. PORT. VOL. TOETSEN ONDERHOUD EN ZORG b b LAMPJES EN BERICHTEN Jaar Italiano STARTEN EN RIJDEN Bijvoorbeeld: TECHNISCHE GEGEVENS English DASHBOARD EN BEDIENING Het menu bestaat uit een aantal functies dat “cyclisch” wordt weergegeven.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOOD GEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 34 TOEGANG TOT HET MENUSCHERM Na de “Startcontrole” kunt u toegang krijgen tot het menuscherm door de knop b in te drukken. Druk op de knop Õ of Ô om in het menu te navigeren. BELANGRIJK Als u na het oproepen van het Menu gedurende 60 seconden geen handelingen uitvoert, dan wordt automatisch het menu verlaten en het vorige scherm weergegeven.
DASHBOARD EN BEDIENING Zie “Startcontrole” SNELH. LIM. SCHEMERSENSOR MENU VERLATEN Menuscherm Met of zonder Connect Navigatiesysteem Uitgebreid menuscherm Zonder Connect Navigatiesysteem MENU VERLATEN Beperkt menuscherm Met het Connect Navigatiesysteem STARTEN EN RIJDEN SCHEMERSENSOR LAMPJES EN BERICHTEN SNELH. LIM. NOODGEVALLEN JA SNELH. LIM. SCHEMERSENSOR TRIP B REG. KLOK WEERG. KLOK INSTELLEN DATUM AUDIO HERH. ACHTERKLEP ONAFH. ONTGR. BEST. PORT. VERGR. PORT.
Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto worden ingesteld. Als deze snelheid wordt overschreden, klinkt er een akoestisch signaal, gaat het waarschuwingslampje è (indien aanwezig) branden en verschijnt er een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: DASHBOARD EN BEDIENING LAMPJES EN BERICHTEN c b Menuscherm NOODGEVALLEN c TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG Õ Regel met de knop Õ of Ô de gevoeligheid van de schemersensor. Ô De geselecteerde instelling knippert.
Met deze optie kan de weergave van de functie Trip B (dagteller) worden ingeschakeld (ON) of uitgeschakeld (OFF). Hiermee wordt informatie gegeven over een “deeltraject”: Afstand B, Verbruik B, Gemiddelde snelheid B, Reistijd B. Zie voor meer informatie “General Trip -Trip B”. Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: c b Õ Ô Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm Õ Ô Kies met de knop Õ of Ô voor in- of uitschakeling ON/OFF.
Ga voor het instellen van de tijd (uren - minuten) als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: STARTEN EN RIJDEN Terug naar vorig scherm bijv.: c Õ Ô c b Terug naar menuscherm Elke keer als u de knop Õ of Ô indrukt (impuls), wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd. Als u de betreffende knop ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug.
Met deze functie kan de tijd worden weergegeven in 12 uur of 24 uur. Ga voor het instellen als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: c b Õ Ô Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm Õ Ô Kies met de knop Õ of Ô voor weergave in 12h of 24h. De geselecteerde instelling knippert.
Ga voor het instellen van de datum (jaar - maand - dag) als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: STARTEN EN RIJDEN Terug naar vorig scherm bijv.: LAMPJES EN BERICHTEN c b Menuscherm Õ Ô c b c ONDERHOUD EN ZORG c b Õ Ô Elke keer als u de knop Õ of Ô indrukt (impuls), wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd. Als u de betreffende knop ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug.
Op het display kan de informatie worden weergegeven van de Radio (frequentie of RDS-bericht van het geselecteerde radiostation), Compact Disc (nummer Compact Disc en/of muziekstuk) en Cassettespeler (werking). LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING INFORMATIE AUDIOSYSTEEM HERHALEN (AUDIO HERH.) Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.
Uitschakelen (OFF): de achterklep wordt gelijktijdig met de portieren ontgrendeld. Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Als deze functie: ❒ is ingeschakeld (ON): ontgrendeling van alleen het bestuurdersportier met de afstandsbediening ❒ is uitgeschakeld (OFF): gelijktijdige ontgrendeling van alle portieren met de afstandsbediening Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: c b Õ Ô Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm Õ Ô Kies met de knop Õ of Ô voor in- of uitschakeling ON/OFF.
❒ is uitgeschakeld (OFF): geen automatische vergrendeling van de portieren als de auto sneller rijdt dan 20 km/h Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm ONDERHOUD EN ZORG Kies met de knop Õ of Ô voor in- of uitschakeling ON/OFF. De geselecteerde instelling knippert.
DASHBOARD EN BEDIENING Als deze functie: ❒ is ingeschakeld (ON): automatische vergrendeling van de portieren als het CID (Customer Identification Device) zich van de auto verwijderd; ❒ is uitgeschakeld (OFF): geen automatische vergrendeling van de portieren als het CID (Customer Identification Device) zich van de auto verwijderd. NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID AUTOCLOSE (uitvoeringen met Easy go) Terug naar vorig scherm, bijv.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” STARTEN EN RIJDEN Terug naar vorig scherm, bijv.: Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm ONDERHOUD EN ZORG Stel met de knop Õ of Ô de gewenste eenheid in (km of mijl). De geselecteerde instelling knippert. b c c b ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS Õ Ô NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN c b Õ Ô DASHBOARD EN BEDIENING Het display toont informatie op basis van de ingestelde eenheid (km of mijl).
DASHBOARD EN BEDIENING Met deze functie kan de eenheid van het brandstofverbruik worden ingesteld (km/l, l/100 km of mpg). Deze eenheid is gekoppeld aan de geselecteerde eenheid voor de afstand (km of mijl, zie de vorige paragraaf “Meeteenheid afstand”).
Ga voor het instellen van de temperatuureenheid (°C of °F) als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: STARTEN EN RIJDEN c b Õ Ô VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING MEETEENHEID “TEMPERATUUR” (MEETEENHEID TEMP.) c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm Stel met de knop Õ of Ô de gewenste eenheid in (°C of °F). De geselecteerde instelling knippert.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Het volume van het akoestische signaal dat klinkt bij het indrukken van enkele knoppen (a, Õ, Ô), kan worden ingesteld op 8 niveaus. Het akoestische signaal kan worden ingesteld en uitgeschakeld. Ga voor het instellen als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.
DASHBOARD EN BEDIENING VOLUMEREGELING WAARSCHUWINGSZOEMER (VOL. ZOEMER) Ga voor het instellen als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm ONDERHOUD EN ZORG Stel met de knop Õ of Ô het volume van het akoestische signaal (zoemer) in. De geselecteerde instelling knippert.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOOD GEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 52 TAAL INSTELLEN (TAAL) De berichten op het display kunnen in verschillende talen worden weergegeven (Italiaans, Engels, Frans, Duits, Spaans, Portugees). Ga voor het instellen van de taal als volgt te werk: Terug naar vorig scherm, bijv.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: STARTEN EN RIJDEN c b Õ Ô DASHBOARD EN BEDIENING Met de functie “Service” kan worden weergegeven hoeveel kilometers of dagen nog resteren voordat een servicebeurt moet worden uitgevoerd. Ga voor het raadplegen van deze aanwijzingen als volgt te werk: VEILIGHEID GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERV.
DASHBOARD EN BEDIENING c b Terug naar menuscherm ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Terug naar vorig scherm, bijv.: 54 Het “Onderhoudsschema” voorziet elke 30.000 km (of gelijke waarde in mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of gelijke waarde in mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt.
Met de knop Ô keert u terug naar Snelh. Lim. (eerste onderdeel van het menu). STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN b NOODGEVALLEN Õ Ô ONDERHOUD EN ZORG Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” TECHNISCHE GEGEVENS Terug naar vorig scherm, bijv.: Menuscherm ALFABETISCH REGISTER Laatste functie waarmee de instellingen uit het startmenu worden afgesloten.
GENERAL TRIP Reset TRIP B TRIP B Einde deeltraject Begin nieuw deeltraject ˙ Einde deeltraject Begin nieuw deeltraject ˙ Reset TRIP B Einde deeltraject Begin nieuw deeltraject Reset TRIP B TRIP B ˙ TRIP B ˙ DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOOD GEVALLEN Reset GENERAL TRIP Einde rit - Begin nieuwe rit Reset GENERAL TRIP Einde rit - Begin nieuwe rit ˙ ONDERHOUD EN ZORG Als een rit gecontroleerd moet worden m.b.v.
h h Vorig scherm, bijv.: h h (*) (*) ONDERHOUD EN ZORG (*) vervolg op volgende pagina (*) (*) i = “Reset general trip” en “Trip B” behalve “Autonomie” en “Huidig verbruik” (zie de paragraaf “Reset general trip”) Het eerste scherm wordt 2 seconden weergegeven, daarna blijft het tweede scherm vast weergegeven.
DASHBOARD EN BEDIENING Terug naar standaardscherm STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Trip B AAN? NEE h (*) h h (*) (*) TECHNISCHE GEGEVENS (*) h (*) ALFABETISCH REGISTER ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN JA Het eerste scherm wordt 2 seconden weergegeven, waarna het tweede scherm continu wordt weergegeven. 58 Alleen reset “Trip B” i = (zie de paragraaf “Reset trip B”).
Reset “General trip” en “Trip B” i = (behalve “Autonomie” en “Huidig verbruik”) DASHBOARD EN BEDIENING TECHNISCHE GEGEVENS i = Alleen reset “Trip B” ALFABETISCH REGISTER Reset TRIP B ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN Reset GENERAL TRIP VEILIGHEID Na het op nul zetten van “Trip” door op de knop te drukken volgens methode i, verschijnen op het display de volgende functies: 59
DASHBOARD EN BEDIENING Met deze functie kan bij ingeschakelde buitenverlichting de lichtsterkte worden geregeld (verhogen/verlagen) van het display van het instrumentenpaneel, van de autoradio, van het Connect Navigatiesysteem, van de klimaatregeling met gescheiden temperatuurregeling en van de bedieningsknoppen in het interieur. Ga voor het instellen als volgt te werk: Stel met de knop Õ of Ô voor de lichtsterkteregeling (Ã) de gewenste lichtsterkte in. Vorig scherm bijv.
DASHBOARD EN BEDIENING INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY (indien aanwezig) INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM ❒ Datum (A). F0C3239i ❒ Weergave Selespeed-programma en ingeschakelde versnelling (C). LAMPJES EN BERICHTEN INFORMATIE OVER DE AUTO ❒ Afstand tot volgende servicebeurt. ❒ Informatie Trip computer. ❒ Weergave waarschuwingen met bijbehorend symbool (bijv: kans op gladheid). ❒ Motoroliedruk en motorolietemperatuur (indien geselecteerd - zie “My car - instelmenu”).
DASHBOARD EN BEDIENING INFORMATIE OP HET DISPLAY VAN HET KLOKJE ❒ weergave van de tijd (G). ”MY CAR” INSTELMENU ❒ SNELHEIDSLIMIET ❒ GEVOELIGHEID SCHEMERSENSOR INSTELLEN AUTOMATISCH INSCHAKELENDE KOPLAMPEN (indien aanwezig) ❒ INFORMATIE OVER MOTOROLIE (indien aanwezig) ❒ MENU VERLATEN Met het Connect Navigatiesysteem is het mogelijk de informatie over de telefoon, het audiosysteem en de pictogrammen van het navigatiesysteem te herhalen op het instelbare multifunctionele display van het instrumentenpaneel.
DASHBOARD EN BEDIENING LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN Als u de contactsleutel in stand MAR zet, dan wordt op het instelbare multifunctionele display “Diagnose bezig” weergegeven: de fase waarin een diagnose wordt uitgevoerd van alle elektronische systemen in de auto is begonnen; deze fase duurt enkele seconden. Als tijdens deze fase geen storingen worden gevonden en de motor is gestart, dan verschijnt “Diagnose ok” op het display.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN Motor gestart? 64 NEE Standaardscherm met mechanische versnellingsbak JA Standaardscherm met Selespeed versnellingsbak Na de mededeling “Diagnose ok”, wordt samen met de opgeslagen datum op het display automatisch de informatie van de “Agenda” weergegeven.
LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Het menu bestaat uit een aantal functies dat “cyclisch” wordt weergegeven. De functies kunnen met de knoppen Õ en Ô worden gekozen, waarna u keuzemogelijkheden kunt selecteren of instellen; zie voor meer informatie “Toegang tot menuscherm” op de volgende pagina. DASHBOARD EN BEDIENING BESCHRIJVING VAN HET MENU INFO MOTOR TECHNISCHE GEGEVENS SCHEMERSENSOR ALFABETISCH REGISTER MENU VERLATEN ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN SNELH.
DASHBOARD EN BEDIENING Na de “Startcontrole” kunt u toegang krijgen tot het menuscherm door de knop b in te drukken. Druk op de knop Õ of Ô om in het menu te navigeren. BELANGRIJK Als u na het oproepen van het Menu gedurende 60 seconden geen handelingen uitvoert, dan wordt automatisch het menu verlaten en het vorige scherm weergegeven. In dat geval wordt de laatst gekozen instelling die niet bevestigd is (met de knop b), niet opgeslagen. De handeling moet dus opnieuw worden uitgevoerd.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Menuscherm Terug naar menuscherm NOODGEVALLEN Kies met de knop Õ of Ô voor in- of Õ uitschakeling (ON/OFF). De geselecteerde instelling wordt weergegeven. Ô b c TECHNISCHE GEGEVENS Stel met de knoppen Õ en/of Ô de gewenste snelheid in. Tijdens het instellen knippert de waarde op het display. De waarde kan worden ingesteld tussen 30 en 250 km/h of tussen 20 en 155 mph, afhankelijk van de ingestelde eenheid.
DASHBOARD EN BEDIENING Met deze functie kan de gevoeligheid van de schemersensor worden ingesteld op 3 niveaus (niveau 1 = minimum niveau, niveau 2 = gemiddeld niveau, niveau 3 = maximum niveau); hoe hoger de gevoeligheid, hoe minder buitenlicht er nodig is om de verlichting in te schakelen. Deze functie kan ook tijdens het rijden worden ingesteld. Ga voor de gewenste instelling als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: Deze weergave wordt het nieuwe standaardscherm. c c b b ONDERHOUD EN ZORG Kies met de knop Õ of Ô voor in- of Õ uitschakeling (ON/OFF). De geselecteerde instelling wordt weergegeven.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Als u de contactsleutel in stand MAR draait, geeft het instelbare multifunctionele display, na de startcontrole, informatie over de motorolie (als deze mogelijkheid hiervoor is ingeschakeld).
b Met de knop Ô keert u terug naar Snelh. Lim. (eerste onderdeel van het menu) DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Õ Ô LAMPJES EN BERICHTEN Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” NOODGEVALLEN Menuscherm ONDERHOUD EN ZORG Terug naar vorig scherm, bijv.: TECHNISCHE GEGEVENS Laatste functie waarmee de instellingen uit het startmenu worden afgesloten.
GENERAL TRIP Reset TRIP B TRIP B Einde deeltraject Begin nieuw deeltraject ˙ Einde deeltraject Begin nieuw deeltraject ˙ Reset TRIP B Einde deeltraject Begin nieuw deeltraject Reset TRIP B TRIP B ˙ TRIP B ˙ DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOOD GEVALLEN Reset GENERAL TRIP Einde rit - Begin nieuwe rit Reset GENERAL TRIP Einde rit - Begin nieuwe rit ˙ ONDERHOUD EN ZORG Als een rit gecontroleerd moet worden m.b.v.
DASHBOARD EN BEDIENING De informatie van de “Trip computer” wordt in volgorde weergegeven (zie het afgebeelde schema): h h h h NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN Vorig scherm, bijv.
74 ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Terug naar vorig scherm, bijv.: Trip B AAN? h h Alleen reset “Trip B” i = (zie de paragraaf “Reset trip B”).
Reset GENERAL TRIP “General trip” en “Trip B” i = Reset (behalve “Autonomie” DASHBOARD EN BEDIENING TECHNISCHE GEGEVENS reset “Trip i = Alleen B” ALFABETISCH REGISTER Reset TRIP B ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN en “Huidig verbruik”) VEILIGHEID Na het op nul zetten van “Trip” door op de knop te drukken volgens methode i, verschijnen op het display de volgende functies: 75
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Met deze functie kan bij ingeschakelde buitenverlichting de lichtsterkte worden geregeld (verhogen/verlagen) van het display van het instrumentenpaneel, van de autoradio, van het Connect Navigatiesysteem, van de klimaatregeling met gescheiden temperatuurregeling en van de bedieningsknoppen in het interieur. De lichtsterkte van het instelbare multifunctionele display heeft een dagstand (buitenverlichting uitgeschakeld) en een nachtstand (buitenverlichting ingeschakeld).
DASHBOARD EN BEDIENING ZITPLAATSEN VEILIGHEID VOORSTOELEN MET HANDBEDIENDE VERSTELLING Verstellen in lengterichting STARTEN EN RIJDEN Zet de hendel (A) (aan de binnenzijde van de stoel) omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren: als u rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn en de handen op de stuurwielrand steunen. Hoogteverstelling (indien aanwezig) LAMPJES EN BERICHTEN Trek de hendel (B) uit en verplaats hiermee de zitting naar wens omhoog of omlaag.
DASHBOARD EN BEDIENING Lendensteunverstelling (indien aanwezig) Draai de knop (D) om het steunvlak van de rugleuning aan te passen. Druk met de sleutel in stand MAR op de knop C om de functie in of uit te schakelen. Bij inschakeling gaat het lampje op de knop branden.
DASHBOARD EN BEDIENING VOORSTOELEN MET ELEKTRISCHE VERSTELLING (indien aanwezig) VEILIGHEID De stoelen kunnen versteld worden als de contactsleutel in stand MAR staat of gedurende 1 minuut nadat de contactsleutel in stand STOP is gezet of de sleutel is uitgenomen.
DASHBOARD EN BEDIENING Als de stand van de stoelen wordt opgeslagen wordt ook de stand van de elektrische buitenspiegels in het geheugen gezet. Als u een nieuwe stand van de stoel of de spiegels opslaat, wordt automatisch de vorige met dezelfde knop opgeslagen stand verwijderd. VEILIGHEID BELANGRIJK De instelling van de lendensteun en de inschakeling van de stoelverwarming kunnen niet in het geheugen worden opgeslagen.
DASHBOARD EN BEDIENING EASY ENTRY (3-deurs uitvoering) VEILIGHEID Deze functie, die kan worden ingeschakeld ongeacht de stand van de contactsleutel, dient om de toegang tot de zitplaatsen achter te vergemakkelijken. Trek, voor toegang tot de zitplaatsen achter, hendel (A) omhoog en duw de rugleuning (B) naar voren: de stoel schuift automatisch naar voren. STARTEN EN RIJDEN Als de rugleuning wordt teruggeklapt, schuift de stoel naar achteren en komt in de oorspronkelijke positie.
DASHBOARD EN BEDIENING VERSCHUIFBARE ACHTERBANK (indien aanwezig) Verstellen van de rugleuning VEILIGHEID Trek de hendel (A) omhoog en begeleid de rugleuning totdat deze in een van de zes standen staat.
F0C0314m TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER F0C0315m ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN De ruimte is bereikbaar nadat de lippen (A) en (C) zijn ingedrukt en de spankoorden (B) en (D) voorzichtig aan de haakjes (E), die zich op de rugleuning van de stoelen achter bevinden, zijn vastgemaakt.
STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Onder normale rijomstandigheden moet de rugleuning in de 4e stand staan zodat de veiligheidsgordels op de juiste wijze kunnen worden omgelegd. ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN F0C0312m 84 ATTENTIE Alle afstellingen mogen uitsluitend bij een stilstaande auto worden uitgevoerd.
DASHBOARD EN BEDIENING HOOFDSTEUNEN VOOR ❒ omhoog verplaatsen: trek de hoofdsteun omhoog totdat hij hoorbaar vergrendelt. F0C0123m Voor het optimaal benutten van de hoofdsteun moet de rugleuning zo zijn ingesteld dat u rechtop zit en dat uw hoofd zich zo dicht mogelijk bij de hoofdsteun bevindt. ATTENTIE De hoofdsteunen moeten zo worden ingesteld dat ze het hoofd ondersteunen en niet de nek. Alleen in deze positie bieden ze bescherming.
DASHBOARD EN BEDIENING ACHTER Voor de zitplaatsen achter zijn drie hoofdsteunen voorzien. ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Uittrekken: trek de hoofdsteun volledig omhoog (“gebruiksstand”) totdat hij hoorbaar vergrendelt. 86 Druk om de hoofdsteun in de zitting te plaatsen op knop (A) en laat de hoofdsteun in de zitting op de rugleuning zakken.
DASHBOARD EN BEDIENING STUURWIEL Dit kan zowel axiaal als verticaal versteld worden. ATTENTIE Het stuur mag alleen worden versteld als de auto stilstaat. TECHNISCHE GEGEVENS Het is streng verboden om demontage-/montagewerkzaamheden uit te voeren, waarvoor wijzigingen in de stuurinrichting of de stuurkolom vereist zijn (bijv. bij montage van een diefstalbeveiliging).
DASHBOARD EN BEDIENING SPIEGELS BINNENSPIEGEL STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De binnenspiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme, waardoor de spiegel bij een krachtig contact met een inzittende losschiet. Met het hendeltje (A) kan de spiegel in twee standen worden gezet: normale of anti-verblindingsstand. F0C0040m LAMPJES EN BERICHTEN BUITENSPIEGELS Spiegel inklappen F0C0144m Als u rijdt, moeten de spiegels altijd in stand (A) staan.
DASHBOARD EN BEDIENING Elektrische verstelling Ga als volgt te werk: ❒ plaats voor het verstellen van de spiegel de joystick (B) in een van de vier richtingen. F0C0131m LAMPJES EN BERICHTEN Na ongeveer 1 minuut na het laatste commando door de joystick (B) of de schakelaar (A) kan de spiegel niet meer worden versteld.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOOD GEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 90 Gelijktijdig met de “parkeer”-stand van de buitenspiegel aan passagierszijde wordt de stand van de buitenspiegel en de positie van de stoel aan bestuurderszijde in het geheugen opgeslagen. Automatische synchronisatie van de buitenspiegels Als de stand van de spiegel is opgeslagen, klinkt een akoestisch signaal.
TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING KLIMAATREGELING 1 Vaste uitstroomopening boven voor ontwasemen of ontdooien voorruit - 2 Verstelbaar luchtrooster in het midden 3 Vaste luchtroosters voor ontwasemen of ontdooien zijruiten - 4 Verstelbare en regelbare luchtroosters aan de zijkant - 5 Luchtroosters onder - 6 Verstelbaar en regelbaar luchtrooster achter - 7 Vaste uitstroomopeningen voor beenruimte achter.
DASHBOARD EN BEDIENING LUCHTROOSTERS EN VERSTELBARE LUCHTROOSTERS AAN DE ZIJKANT (A) - Vast luchtrooster voor de zijruiten. STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID (B) - Regelknop voor de luchtopbrengst: ç geheel dicht O = geheel open. (C) - Regelschuif voor het richten van de luchtstroom. F0C0064m LAMPJES EN BERICHTEN LUCHTROOSTERS IN HET MIDDEN (A) - Regelschuif voor het richten van de luchtstroom. (B) - Regelknop voor de luchtopbrengst: O = geheel open.
DASHBOARD EN BEDIENING VERWARMING EN VENTILATIE BEDIENINGSKNOPPEN F0C0380m SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING VOORRUIT EN ZIJRUITEN VOOR Ga als volgt te werk: ❒ draai de knop (A) geheel naar rechts (in stand -); ❒ draai de knop (C) in stand -; ❒ draai de knop (E) in stand -; ❒ schakel de luchtrecirculatie uit (lampje op de knop T gedoofd). Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid zijn, kan een stand gekozen worden waarbij het zicht en het comfort optimaal blijven.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN REGELING AANJAGERSNELHEID Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen en/of bij grote verschillen in interieur- en buitentemperatuur, raden wij u de volgende procedure aan om het beslaan van de ruiten te voorkomen: Ga voor een goede ventilatie van het interieur als volgt te werk: ❒ open de luchtroosters in het midden en aan de zijkant geheel; ❒ draai de knop (A) in het blauwe vlak; ❒ draai de knop (C) op de gewenste snelheid; ❒ draai de knop (E) i
DASHBOARD EN BEDIENING HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING (indien aanwezig) BEDIENINGSKNOPPEN VEILIGHEID (A): draaiknop voor regeling van de luchttemperatuur (menging van warme/koude lucht) STARTEN EN RIJDEN (B): drukknop voor in- en uitschakelen achterruitverwarming (C): draaiknop voor inschakelen aanjager Ga als volgt te werk: ❒ draai de knop (A) in het rode vlak; ❒ draai de knop (C) op de gewenste snelheid; ❒ draai de knop (F) in stand: ≤ voor verwarming van de beenruimte en ontwaseming van de voorruit µ
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID ❒ draai de knop (F) in stand -; ❒ schakel de luchtrecirculatie uit (lampje op de knop T gedoofd). Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid zijn, kan een stand gekozen worden waarbij het zicht en het comfort optimaal blijven.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen, afhankelijk van de werking van het systeem (“verwarming” of “koeling”), de gewenste omstandigheden sneller bereikt worden. Het is echter niet raadzaam deze functie in te schakelen op regenachtige of koude dagen, omdat dan de ruiten aan de binnenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan, vooral als de airconditioning niet is ingeschakeld. ❒ druk op de knoppen ❄ en T (lampjes op de knoppen branden).
BEDIENINGSKNOPPEN (A): drukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische werking) en draaiknop voor regelen temperatuur aan bestuurderszijde STARTEN EN RIJDEN (B): drukknop voor instelling luchtverdeling LAMPJES EN BERICHTEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING (indien aanwezig) (D): verhogen/verlagen aanjagersnelheid (C): display met informatie over klimaatregeling ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN (E):
Tijdens de automatische werking van de airconditioning verschijnt op het display de mededeling FULL AUTO. Tijdens de automatische werking is het altijd mogelijk de ingestelde temperaturen te veranderen en handmatig een van de volgende handelingen uit te voeren: ❒ regelen aanjagersnelheid; ❒ instellen luchtverdeling; ❒ in- en uitschakelen luchtrecirculatie en AQSfunctie; ❒ inschakelen aircocompressor.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Druk op de knop p voor het verhogen/verlagen van de aanjagersnelheid.
SYNCHRONISATIE VAN INGESTELDE TEMPERATUREN (functie MONO) Als u de knop MONO indrukt, wordt de temperatuur aan bestuurders- en passagierszijde automatisch gelijkgesteld. Draai aan de knop AUTO of MONO voor het verhogen/verlagen van de temperatuur aan beide zijden. Als u de knop MONO opnieuw indrukt, wordt de functie uitgeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOOD GEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 102 AIRCOCOMPRESSOR IN-/UITSCHAKELEN Als u op de knop ò drukt, wordt de aircocompressor ingeschakeld.
BELANGRIJK Druk op de knop OFF om het systeem weer in te schakelen: alle functies die waren opgeslagen voor het uitzetten van de motor, worden hervat. Voor het hervatten van de automatische werking van de luchtverdeling na een handmatige instelling, moet de knop AUTO worden ingedrukt. ❒ weergave ingeschakelde luchtrecirculatie (lampje op de knop T brandt).
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOOD GEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 104 HULPVERWARMING (indien aanwezig) Hulpverwarming = werking van de verwarming nadat de start-/contactsleutel in stand MAR is gedraaid; Standverwarming = werking van de verwarming na inschakeling door de specifieke afstandsbediening.
DASHBOARD EN BEDIENING HULPVERWARMING IN-/UITSCHAKELEN Tel daarna hoe vaak lampje (B) knippert: een keer knipperen komt overeen met 10 minuten inschakelduur (bijv. 4 keer knipperen komt overeen met 40 minuten). BELANGRIJK Als u begint met tellen moet ook de eerste impuls worden meegerekend. Deze verschijnt als voor de derde keer beide knoppen (A) en (D) worden ingedrukt. LAMPJES EN BERICHTEN De verwarming blijft ongeveer 30 minuten ingeschakeld en dooft daarna.
DASHBOARD EN BEDIENING INSCHAKELDUUR INSTELLEN ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De inschakelduur kan op maximaal 60 minuten worden ingesteld. Voor het instellen van de inschakelduur moet u op de knop (D) drukken zodat de volgende inschakelduur wordt opgeroepen. Iedere keer als u op de knop (D) drukt, wordt de inschakelduur 10 minuten verlengd.
DASHBOARD EN BEDIENING BATTERIJEN AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN Controleer de lading van de batterijen van de afstandsbediening door de knop (A) of (D) in te drukken. ❒ bij geladen batterijen knippert het lampje kort; ❒ bij batterijen met een zwakke lading blijft het lampje ongeveer 3 seconden branden; ❒ bij lege batterijen blijft het lampje ongeveer 5 seconden branden.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOOD GEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 108 BELANGRIJKE TIPS ❒ Zie voor de brandstof van de hulpverwarming de gegevens in de paragraaf “Tanken met de auto” in dit hoofdstuk. ❒ Schakel de verwarming tijdens het tanken en in de nabijheid van tankstations altijd uit om het gevaar van brand en/of ontploffingen te voorkomen.
DASHBOARD EN BEDIENING BUITENVERLICHTING Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting. VERLICHTING UITGESCHAKELD Draaiknop in stand O. F0C0042m STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. LAMPJES EN BERICHTEN BUITENVERLICHTING Draai de draaiknop in stand 6. F0C0043m DIMLICHT TECHNISCHE GEGEVENS Draai de draaiknop in stand 2. ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3 branden.
DASHBOARD EN BEDIENING GROOTLICHT Druk de hendel in de richting van het dashboard, als de draaiknop reeds in stand 2 staat (vergrendelde stand). Als vervolgens de hendel naar het stuurwiel wordt getrokken, dan dooft het grootlicht en wordt het dimlicht weer ingeschakeld. F0C0239m Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1 branden.
DASHBOARD EN BEDIENING “FOLLOW ME HOME” SYSTEEM Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een bepaalde tijd worden verlicht. Schakel de functie uit door de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur te trekken. SCHEMERSENSOR (automatisch inschakelende koplampen) (indien aanwezig) Deze sensor is in staat om de verschillen in sterkte van het omgevingslicht waar te nemen op basis van de ingestelde gevoeligheid: hoe hoger de gevoeligheid, hoe minder buitenlicht er nodig is om de verlichting in te schakelen.
DASHBOARD EN BEDIENING Inschakelen Als de schemersensor is ingeschakeld, kan alleen het grootlichtsignaal worden gegeven. Uitschakelen F0C0153m LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID A : op deze manier gaan, afhankelijk van de Draai de draaiknop in stand 2 sterkte van het buitenlicht, de buitenverlichting en de dimlichten automatisch branden.
DASHBOARD EN BEDIENING Draai met de hendel in stand (B), de draaiknop (F) op een van de vier intervalstanden: , = zeer lang interval = gemiddeld interval. = kort interval. STARTEN EN RIJDEN (C): langzaam continu wissen; (D): snel continu wissen; LAMPJES EN BERICHTEN (E): tijdelijk snel wissen (onvergrendelde stand). In stand (E) werken de ruitenwissers, zolang u de hendel met de hand in deze stand houdt.
DASHBOARD EN BEDIENING “Intelligente wis-/wasregeling” Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde stand), schakelt de ruitensproeier in. F0C0049m De ruitenwissers blijven nog enkele slagen werken, nadat u de hendel loslaat; na enige seconden volgt nog een “reinigingsslag”. De regensensor (A) bevindt zich achter de binnenspiegel en staat in contact met de voorruit.
DASHBOARD EN BEDIENING Als u de draaiknop (F) draait, dan wordt de gevoeligheid van de regensensor verhoogd, waardoor de overgang van stilstaande ruitenwissers (geen slagen) bij een droge ruit, naar de eerste snelheid (langzaam continu wissen) sneller plaatsvindt. VEILIGHEID Als de gevoeligheid van de regensensor verhoogd wordt, maken de ruitenwissers 1 slag. STARTEN EN RIJDEN Als de ruitensproeiers worden bediend bij ingeschakelde regensensor, werkt het normale reinigingsprogramma.
DASHBOARD EN BEDIENING hendel rechts in stand (B) VEILIGHEID hendel rechts in stand (B) STARTEN EN RIJDEN hendel rechts in stand (B) A =Lage gevoeligheid regensensor LAMPJES EN BERICHTEN B = Gevoeligheid 2 van regensensor C = Gevoeligheid 3 van regensensor NOOD GEVALLEN D = Hoge gevoeligheid regensensor ONDERHOUD EN ZORG Controleer als er ijs op de voorruit zit, of de regensensor is uitgeschakeld. ALFABETISCH REGISTER Schakel de regensensor niet in als de auto in een wastunnel wordt gereinigd.
DASHBOARD EN BEDIENING ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER De werking is alleen mogelijk als de contactsleutel in stand MAR staat. De werking stopt als de hendel wordt losgelaten. Als u de draaiknop (A) van stand O in stand ' zet, dan werkt de achterruitwisser in de intervalstand. F0C0047m STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Als u de hendel naar het dashboard drukt (vergrendelde stand), wordt de ruitensproeier ingeschakeld en gaat de ruitenwisser continu werken.
DASHBOARD EN BEDIENING CRUISE-CONTROL (snelheidsregelaar) (indien aanwezig) F0C0127m SYSTEEM INSCHAKELEN Draai de draaiknop (A) in stand ON. Als het systeem wordt ingeschakeld, gaat het lampje Ü (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel branden en verschijnt er een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). SNELHEID OPSLAAN ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS NOOD GEVALLEN Het systeem kan alleen worden ingeschakeld in de vierde of vijfde versnelling.
DASHBOARD EN BEDIENING OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN Dit kan op twee manieren: ❒ trap het gaspedaal in sla vervolgens de nieuwe snelheid op; of ❒ zet de draaiknop (B) in stand (+). Telkens als de draaiknop wordt gedraaid, wordt de snelheid iets verhoogd (ongeveer 1 km/h). Als de draaiknop gedraaid wordt gehouden, verandert de snelheid traploos.
DASHBOARD EN BEDIENING Telkens als de draaiknop wordt gedraaid, wordt de snelheid iets verlaagd (ongeveer 1 km/h). Als de draaiknop gedraaid wordt gehouden, verandert de snelheid traploos. VEILIGHEID SYSTEEM UITSCHAKELEN STARTEN EN RIJDEN Zet de draaiknop (A) in stand OFF of de start-/contactsleutel in stand STOP.
DASHBOARD EN BEDIENING ADAPTIEVE CRUISE-CONTROL (indien aanwezig) De maximale vertraging wordt automatisch door het systeem uitgevoerd en is beperkt ten opzichte van de werkelijke capaciteit van het remsysteem van de auto. Handelingen die worden uitgevoerd door de bestuurder hebben voorrang boven de adaptieve cruise-control. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid ligt daarom altijd bij de bestuurder van de auto.
DASHBOARD EN BEDIENING SYSTEEM INSCHAKELEN Zet de draaiknop (A) in een andere stand dan OFF. VEILIGHEID Als het systeem wordt ingeschakeld, verschijnen op het instelbare multifunctionele display de icoon ú en het betreffende bericht (zie figuur). De icoon ú blijft weergegeven totdat het systeem wordt uitgeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN Druk op de knop (C) om de opgeslagen snelheid te herstellen als het systeem is uitgeschakeld door het intrappen van het rempedaal. VEILIGHEID OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN Dit kan op twee manieren: Als u de draaiknop (B) loslaat, wordt de nieuwe snelheid opgeslagen en weergegeven op het “Instelbare multifunctionele display”, ter vervanging van de daarvoor opgeslagen snelheid.
DASHBOARD EN BEDIENING Als u de draaiknop (B) loslaat, wordt de nieuwe snelheid opgeslagen en weergegeven op het “Instelbare multifunctionele display”, ter vervanging van de daarvoor opgeslagen snelheid. ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Het kan nodig zijn de snelheid te verlagen bij het naderen van een bocht.
DASHBOARD EN BEDIENING SIGNALEREN VAN EEN AUTO Met geactiveerd maar niet ingeschakeld systeem Hierna wordt de aanwezigheid van een rijdende auto altijd gesignaleerd, ook bij uitgeschakeld systeem, totdat het systeem buiten werking wordt gesteld (draaiknop (A) in stand OFF).
DASHBOARD EN BEDIENING STORINGSMELDINGEN VEILIGHEID Eventuele storingen in het systeem worden aangegeven door de betreffende waarschuwingen op het “Instelbare multifunctionele display”. F0C3175i De storing blijft weergegeven, ook als de draaiknop (A) in stand OFF wordt gezet. STARTEN EN RIJDEN De adaptieve cruise-control wordt ongeacht het soort storing, volledig uitgeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING PLAFONDVERLICHTING Als het portier geopend blijft, schakelt het plafondlampje na ongeveer 3 minuten uit. De plafondverlichting in het midden en achter kan ook worden in-/ uitgeschakeld door op de knop (B) te drukken. Het inschakelen/doven van de verlichting gaat geleidelijk. Na het inschakelen door het indrukken van de knop (B), blijft de verlichting, als de contactsleutel in stand STOP staat of uit het contactslot is genomen, nog 15 minuten ingeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING PLAFONDVERLICHTING ACHTER (indien aanwezig) Uitvoeringen zonder opendak met lamelruiten De plafondverlichting achter gaat ook branden als de plafondverlichting voor wordt ingeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING BEDIENINGSORGANEN WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN F0C0081m Druk voor uitschakeling nogmaals op de schakelaar (A). STARTEN EN RIJDEN Als het systeem is ingeschakeld, knippert het lampje in de schakelaar. Gelijktijdig gaan op het instrumentenpaneel de controlelampjes Î en ¥ branden. VEILIGHEID Druk voor inschakeling op de schakelaar (A), onafhankelijk van de stand van de contactsleutel.
DASHBOARD EN BEDIENING BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De schakelaar bevindt zich aan de onderzijde naast de stijl van het passagiersportier en schakelt in bij een ongeval waardoor: F0C0062m ❒ de toevoer van brandstof wordt gestopt en de motor afslaat; ❒ de portieren automatisch ontgrendelen; ❒ de interieurverlichting ongeveer 15 minuten gaat branden.
DASHBOARD EN BEDIENING INTERIEURUITRUSTING ARMSTEUN VOOR (indien aanwezig) Voor het verstellen moet de armsteun iets omhoog worden geklapt en de ontgrendelknop (B) worden ingedrukt. F0C0070m LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK Til de armsteun helemaal op zodat deze geen belemmering vormt bij het aantrekken van de handrem.
DASHBOARD EN BEDIENING DASHBOARDKASTJES Bovenste dashboardkastje aan passagierszijde Het dashboardkastje kan worden verwarmd/gekoeld via een uitstroomopening (B) van de klimaatregeling. Om de uitstroomopening te openen moet de hendel (B) in de richting van de pijl worden geduwd. F0C0058m Als de auto is uitgerust met automatische klimaatregeling met gescheiden regeling, dan geldt voor het opbergvak de temperatuurinstelling aan de passagierszijde.
DASHBOARD EN BEDIENING Opbergvak onder de stoel (indien aanwezig) F0C0032m STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Bij enkele uitvoeringen bevindt zich onder de bestuurdersstoel een opbergvak: gebruik dit vak niet om er voorwerpen in op te bergen die zwaarder zijn dan 1,5 kg. LAMPJES EN BERICHTEN MUNTENBAKJE ATTENTIE Rijd niet met geopende dashboardkastjes: bij een ongeval zou de passagier zich kunnen verwonden.
DASHBOARD EN BEDIENING STEKKERDOOS (12V) AANSTEKER (indien aanwezig) Deze is op de tunnelconsole geplaatst, naast de handrem. F0C0102m BELANGRIJK Controleer altijd of de aansteker na het indrukken ook uitschakelt. BELANGRIJK De aansteker wordt erg heet. Gebruik de aansteker voorzichtig en voorkom dat hij gebruikt wordt door kinderen: risico op brand en/of brandwonden.
DASHBOARD EN BEDIENING TAFELTJE (indien aanwezig) Op de achterzijde van de rugleuning van de passagiersstoel voor is (op bepaalde uitvoeringen) een uitklapbaar tafeltje (A) beschikbaar. F0C0076m STARTEN EN RIJDEN BELANGRIJK Plaats geen voorwerpen op het tafeltje die zwaarder zijn dan 3 kg: om veiligheidsredenen haakt het tafeltje los uit de vergrendeling als het te zwaar beladen is.
DASHBOARD EN BEDIENING BEKERHOUDERS STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Op de tunnelconsole bevinden zich twee houders (A) waarin bekers of blikjes geplaatst kunnen worden. F0C0094m LAMPJES EN BERICHTEN OPBERGVAKJE Het opbergvakje bevindt zich op de tunnelconsole onder de voorste armsteun. De zonnekleppen zitten aan beide zijden naast de binnenspiegel. Ze kunnen voor de voorruit of voor de zijruit worden gedraaid.
DASHBOARD EN BEDIENING “SKYWINDOW” (OPENDAK MET LAMELRUITEN) (indien aanwezig) VEILIGHEID Het opendak bestaat uit vijf lamelruiten en is voorzien van een elektrisch bedienbaar zonnescherm dat het binnendringen van direct zonlicht verhindert. F0C0222m LAMPJES EN BERICHTEN Draai met de contactsleutel in stand MAR de draaiknop (A) rechtsom om een van de 6 beschikbare openingsstanden te kiezen.
DASHBOARD EN BEDIENING LAMELRUITEN OPENEN (draaiknop rechtsom draaien) NOOD GEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 138 ❒ Draaiknop in stand 1: kantelende beweging van de eerste lamelruit totdat positie (A) is bereikt; het zonnescherm wordt geopend tot de tweede lamelruit. ❒ Draaiknop in stand 2: eerste lamelruit volledig geopend en verplaatsing van de volgende lamelruiten naar achteren; het zonnescherm wordt meegenomen.
Draaiknop in stand 5: verplaatsing van de tweede lamelruit naar achteren. DASHBOARD EN BEDIENING ❒ VEILIGHEID Draaiknop in stand 4: verplaatsing van de lamelruiten (2e en 3e) naar achteren. In deze stand is het opendak met lamelruiten volledig geopend. Om het opendak in een keer te openen, moet de draaiknop in stand 5 worden gezet. DAK SLUITEN F0C0235m STARTEN EN RIJDEN ❒ Draaiknop in stand 2: verplaatsing van de tweede lamelruit naar voren.
DASHBOARD EN BEDIENING ZONNESCHERM OPENEN/SLUITEN Druk op de knop (C) om het zonnescherm te openen.
DASHBOARD EN BEDIENING AUTOMATISCH OPENEN/SLUITEN VAN HET OPENDAK Met de mechanische sleutel (indien aanwezig) Automatisch sluiten: draai de sleutel linksom in het slot van het portier. F0C0340m LAMPJES EN BERICHTEN Met de sleutel met afstandsbediening of het CID Automatisch openen: knop Ë langer dan 2 seconden indrukken. Automatisch sluiten: knop Á langer dan 2 seconden indrukken. Bij het openen worden de lamelruiten en het zonnescherm gelijktijdig verplaatst.
DASHBOARD EN BEDIENING ANTI-LETSELFUNCTIE ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Dit beveiligingssysteem is aanwezig op het voorste profiel van het zonnescherm en is actief tijdens de hele sluitprocedure van het zonnescherm. Als een obstakel wordt gesignaleerd (vinger, hand enz.), dan wordt de ruitbeweging over een korte afstand in tegengestelde richting uitgevoerd.
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG F0C0400m TECHNISCHE GEGEVENS BEDIENING IN NOODGEVALLEN Als de elektrische bediening van het opendak niet werkt, dan kan het handmatig worden bediend; ga hiervoor als volgt te werk: ❒ verwijder de plafondverlichting voor (A) door op beide zijden van het kunststof deksel te drukken, zoals aangegeven door de pijlen; ❒ steek de noodsleutel (B) (aan de binnenzijde van het plafondlampje) in de zitting (C); ❒ draai de sleutel zodat
DASHBOARD EN BEDIENING PORTIEREN CENTRALE PORTIERVERGRENDELING VEILIGHEID Van buitenaf Sluit de portieren, steek de sleutel in het slot van een van de voorportieren, en draai de sleutel. F0C0142m NOOD GEVALLEN BELANGRIJK De achterportieren kunnen niet van binnenuit worden geopend als het kinderveiligheidsslot is ingeschakeld. KINDERVEILIGHEIDSSLOT (5-deurs uitvoeringen) Hierdoor kunnen de achterportieren niet van binnenuit geopend worden.
DASHBOARD EN BEDIENING ELEKTRISCHE RUITBEDIENING open de ruiten; of ❒ draai de contactsleutel in stand STOP en vervolgens in stand MAR. Als er geen storingen zijn, dan werkt de ruit weer normaal. Als er een storing wordt gevonden, zie dan het hoofdstuk “Lampjes en berichten”.
DASHBOARD EN BEDIENING BEDIENINGSORGANEN Bestuurderszijde VEILIGHEID Op het portierpaneel aan bestuurderszijde zijn de bedieningsschakelaars gemonteerd waarmee u, als de contactsleutel in stand MAR staat, de zijruiten bedient: STARTEN EN RIJDEN (A): openen/sluiten zijruit linksvoor; “automatisch continue” werking tijdens het openen/sluiten van de ruit; F0C0063m LAMPJES EN BERICHTEN (C): in-/uitschakeling bedieningsschakelaars voor de ruiten achter; (D): openen/sluiten zijruit linksachter; “automatisc
DASHBOARD EN BEDIENING BAGAGERUIMTE VEILIGHEID De achterklep (indien ontgrendeld) kan alleen van buitenaf geopend worden met behulp van de elektrische ontgrendelhendel onder de handgreep (sedan-uitvoeringen) of achter de handgreep (Multiwagonuitvoeringen). STARTEN EN RIJDEN De achterklep kan bovendien altijd worden geopend als de portieren van de auto ontgrendeld zijn.
DASHBOARD EN BEDIENING ACHTERKLEP VAN BUITENAF OPENEN Met de mechanische sleutel (indien aanwezig) De achterklep gaat dankzij de gasveren gemakkelijk open. Als u de achterklep opent, gaat de bagageruimteverlichting branden: de verlichting gaat automatisch uit als u de achterklep sluit.
DASHBOARD EN BEDIENING ACHTERKLEP VAN BINNENUIT OPENEN IN NOODGEVALLEN (alleen Multiwagon-uitvoeringen) ❒ bedien met behulp van de schroevendraaier het mechanisme (A) zodat de achterklep opent. F0C0467m LAMPJES EN BERICHTEN OPKLAPBARE ACHTERRUIT (indien aanwezig) (Multiwagon-uitvoeringen) NOODGEVALLEN Druk op de knop (A): op deze manier opent de opklapbare achterruit en hebt u direct toegang tot de bagageruimte.
Naderhand aangebrachte voorwerpen op de hoedenplank of de achterklep (luidsprekers, spoiler enz.) kunnen, behalve wanneer de auto hierop is voorbereid, de juiste werking van de gasveren verhinderen.
DASHBOARD EN BEDIENING BAGAGERUIMTE VERGROTEN Het is mogelijk de bagageruimte te vergroten door de deelbare achterbank gedeeltelijk (1/3 of 2/3) of geheel neer te klappen. Gedeeltelijk vergroten (1/3 of 2/3) Als u de rechterzijde van de bagageruimte vergroot, kunt u twee passagiers op het linker gedeelte van de achterbank vervoeren. F0C0356m LAMPJES EN BERICHTEN Als u de linkerzijde van de bagageruimte vergroot, kunt u een passagier op het rechter gedeelte van de achterbank vervoeren.
duw de hendel (A) op de rugleuning omhoog en klap de rugleuning naar voren. Als de hendel omhoog wordt geduwd, is een “rode band” (B) zichtbaar.
DASHBOARD EN BEDIENING Maximale vergroting Als de achterbank geheel wordt neergeklapt, is de bagageruimte maximaal vergroot.
maak de pennen (B) van de hoedenplank los uit de zittingen (C) en verwijder de hoedenplank. F0C0377m Verwijder bij uitvoeringen zonder verschuifbare achterbank de tweede hoedenplank (A) door de pennen los te maken uit de zittingen (B). Til aan beide zijden eerst het voorste deel (C) op en vervolgens het achterste deel (D). Ga voor het terugplaatsen in omgekeerde volgorde te werk.
F0C0407m LAMPJES EN BERICHTEN Trek de hendel (A) onder de zitting van de zitplaats (zowel links als rechts) omhoog en klap de rugleuningen naar voren, zodat een vlakke laadvloer ontstaat. Met de hendel (A) kan ook de rugleuning versteld worden.
DASHBOARD EN BEDIENING ROLHOES (Multiwagon-uitvoeringen) De rolhoes (A) kan worden opgerold en verwijderd. BELANGRIJK Begeleid de rolhoes bij het oprollen door de hoes vast te houden bij de handgreep (C). F0C0351m F0C0352m ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Verwijder voor het oprollen de twee achterste pennen (B) uit de respectievelijke zittingen.
DASHBOARD EN BEDIENING Rolhoes verwijderen Til de hoes op en verwijder hem. Voor het terugplaatsen van de hoes moeten de uiteinden van het rolmechanisme in de respectievelijke zittingen worden geplaatst. Zorg dat de bevestigingshaken goed vergrendeld zijn. Rol vervolgens de hoes uit door aan de handgreep te trekken, zoals hiervoor beschreven, en haak de twee achterste pennen (B) vast.
DASHBOARD EN BEDIENING ACHTERBANK TERUGPLAATSEN Plaats de veiligheidsgordels opzij en controleer of de gordels niet gespannen zijn of gedraaid zitten. Plaats de rugleuningen omhoog en druk de leuningen naar achteren, totdat beide borgmechanismen hoorbaar inklikken. Controleer of de “rode band” (B) aan de zijkant van de hendels (A) niet meer zichtbaar is. F0C0378m Als de “rode band” (B) zichtbaar is, dan is de rugleuning niet goed vergrendeld.
DASHBOARD EN BEDIENING BAGAGE VASTZETTEN BELANGRIJK Bevestig geen lading met een gewicht boven 100 kg aan een enkel bevestigingspunt. ATTENTIE Als u in een gebied rijdt waar brandstof moeilijk verkrijgbaar is en u daarom reservebrandstof in een jerrycan wilt vervoeren, dan dient u zich aan de geldende wetgeving te houden. Gebruik alleen een goedgekeurde jerrycan en bevestig deze op de juiste wijze. Toch zal bij een ongeval de kans op brand groter zijn.
DASHBOARD EN BEDIENING CARGOBOX (indien aanwezig) STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De cargobox bestaat uit een voorgevormd element voor het opbergen van voorwerpen in de bagageruimte van auto’s met verschuifbare achterbank, waardoor een vlakke laadvloer ontstaat. F0C0241m LAMPJES EN BERICHTEN SKILUIK (indien aanwezig) Het skiluik kan worden gebruikt voor het vervoer van lange voorwerpen (bijv. ski’s). Steek de ski’s vanuit de bagageruimte door het luik.
ATTENTIE ATTENTIE Voer deze handeling alleen uit als de auto stilstaat. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Om veiligheidsredenen moet de motorkap tijdens het rijden altijd goed gesloten zijn. Controleer daarom altijd of de motorkap goed vergrendeld is. Als u tijdens het rijden merkt dat de motorkap niet goed is vergrendeld, stop dan onmiddellijk en sluit de motorkap op de juiste wijze.
DASHBOARD EN BEDIENING IMPERIAAL/SKIDRAGER VEILIGHEID De imperiaal/skidrager moet op het dak bevestigd worden bij de punten (A). Wip de lippen (B) met de bijgeleverde schroevendraaier omhoog. De zittingen (C) voor de bevestiging van de imperiaal/skidrager zijn nu bereikbaar. STARTEN EN RIJDEN In het Fiat Lineaccessori-programma is een imperiaal/skidrager opgenomen die speciaal voor de Fiat Stilo is ontwikkeld.
DASHBOARD EN BEDIENING KOPLAMPEN Druk op de schakelaar (A) op het schakelaarpaneel naast de stuurkolom; als de auto is uitgerust met gasontladingslampen (xenon), dan wordt de koplampafstelling elektronisch geregeld en is de knop (A) niet aanwezig. Druk op de knop (A) bij pijl N om de koplampen in een hogere stand af te stellen; druk op de knop bij pijl O om de koplampen in een lagere stand af te stellen. Display (B) op het instrumentenpaneel toont de stand gedurende de koplampafstelling.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND Stand 0 - een of twee personen op de voorstoelen. De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waarin de auto is verkocht. In die landen waarin aan de andere zijde van de weg wordt gereden, moet om het tegemoetkomende verkeer niet te verblinden, de vorm van de lichtbundel worden gewijzigd door het aanbrengen van een speciaal daarvoor ontwikkelde sticker.
ATTENTIE Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een trilling in het rempedaal. Verlaag de remdruk niet maar houd het rempedaal juist goed ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste remweg in relatie tot de conditie van het wegdek. ATTENTIE Als het waarschuwingslampje x gaat branden en op het display verschijnt een bericht, stop dan onmiddellijk en wendt u tot de Fiat-dealer.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOOD GEVALLEN Bij een storing gaan de waarschuwingslampjes > + x op het instrumentenpaneel branden en verschijnt er een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). In dit geval kunnen bij krachtig remmen de achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer om het systeem te laten controleren.
Na enkele seconden dooft het lampje; als het lampje niet dooft, wendt u dan tot de Fiat-dealer. ATTENTIE Voor de juiste werking van het ESP is het noodzakelijk dat de banden van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfecte conditie zijn en de voorgeschreven afmetingen hebben. DASHBOARD EN BEDIENING TECHNISCHE GEGEVENS Als eventueel met het noodreservewiel wordt gereden, dan blijft het ESP ingeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Dit systeem is geïntegreerd in het ESP-systeem (behalve bij de 2.4 20V-uitvoeringen). De ASR controleert de trekkracht van de auto en grijpt automatisch in als een of beide aangedreven wielen dreigen door te slippen.
DASHBOARD EN BEDIENING Tijdens het rijden kan het systeem worden uitgeschakeld en vervolgens weer ingeschakeld door de schakelaar (A) op de middenconsole in te drukken. ATTENTIE ATTENTIE Als met het reservewiel wordt gereden, dan wordt het ASR-systeem uitgeschakeld, gaat het lampje á (of V bij de uitvoeringen 2.420V) op het instrumentenpaneel constant branden en verschijnt op het display een bericht (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID de werking van het systeem controleren; ❒ signaleren wanneer door een storing de emissies boven de wettelijk vastgestelde drempelwaarde uitkomen; ❒ signaleren wanneer het noodzakelijk is defecte componenten te vervangen. EOBD-SYSTEEM Met het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) kan een doorlopende diagnose worden uitgevoerd op die componenten op de auto die van invloed zijn op de emissie.
DASHBOARD EN BEDIENING AUTORADIO (indien aanwezig) ATTENTIE Let op bij de montage van spoilers, lichtmetalen velgen en niet standaard wieldoppen: ze kunnen de ventilatie van de remmen verminderen en daarmee hun doelmatigheid tijdens krachtig en veelvuldig remmen; bijvoorbeeld tijdens een lange afdaling. Controleer bovendien of de slag van de pedalen niet beperkt wordt (door matten enz.).
DASHBOARD EN BEDIENING RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOONS Het gebruik van dergelijke apparaten in de auto (zonder buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor de gezondheid van de inzittenden, maar kan ook storingen in de elektrische systemen van de auto veroorzaken. Hierdoor wordt de veiligheid in gevaar gebracht. Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aanzienlijk beperkt door de isolerende eigenschappen van de carrosserie.
Bij een storing in het systeem blijft de auto mechanisch bestuurbaar. ATTENTIE ATTENTIE Het is streng verboden om de-/montagewerkzaamheden uit te voeren, waarvoor wijzigingen in de stuurinrichting of de stuurkolom vereist zijn (bijv. bij montage van een diefstalbeveiliging). Hierdoor kunnen de prestaties van het systeem, de garantie en de veiligheid in gevaar worden gebracht en voldoet de auto niet meer aan de typegoedkeuring.
DASHBOARD EN BEDIENING PARKEERSENSOREN (indien aanwezig) ACTIVERING F0C0301m De sensoren worden automatisch geactiveerd als de achteruit wordt ingeschakeld. AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM Het geluidssignaal: ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG LAMPJES EN BERICHTEN Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt, neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
STORINGSMELDINGEN Eventuele storingen in de parkeersensoren worden bij het inschakelen van de achteruit aangegeven door het branden van het lampje è (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel (op het display verschijnt ook een bericht) (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). Voor een juiste werking van het systeem mag er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensoren zitten.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOOD GEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 176 ALGEMENE OPMERKINGEN ❒ Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geen obstakels op of onder de sensoren bevinden. ❒ Obstakels die zich dicht bij de voor- of achterkant van de auto bevinden, worden onder bepaalde omstandigheden niet door het systeem gesignaleerd en kunnen dus de auto beschadigen of zelf beschadigd worden.
DASHBOARD EN BEDIENING plaats het CID niet op het opendak met lamelruiten (Skywindow) (indien aanwezig), om te voorkomen dat het CID per ongeluk door het systeem wordt herkend. Draag het CID altijd bij u (bijv. in een zak). VEILIGHEID ❒ STARTEN EN RIJDEN als het CID ver van de auto verwijderd is (bijv.
DASHBOARD EN BEDIENING PORTIERONTGRENDELING EN TOEGANG TOT DE AUTO F0C0334m BELANGRIJK Draag het CID altijd bij u, ook als de batterij leeg is. F0C0427m TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN BELANGRIJK Als de accu leeg is, moeten de portiersloten vergrendeld worden door de metalen baard van het CID in het portierslot te steken en te draaien.
DASHBOARD EN BEDIENING PORTIERVERGRENDELING EN AUTO VERLATEN (sluiten) De portiervergrendeling wordt geweigerd als: ❒ de handgreep aan de buitenkant wordt ingedrukt door iemand die niet in het bezit is van het CID en er een of meer CID’s in de auto aanwezig zijn; ❒ het instrumentenpaneel verlicht is (ingeschakeld contact). Als de batterij van het CID bijna leeg is, kan het systeem minder goed werken.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 180 Resultaat Handeling Signalering 1 Keer drukken op punt (A) van de handgreep Centrale vergrendeling portieren en achterklep, inschakeling stuurslot en diefstalalarm (indien aanwezig) Richtingaanwijzers knipperen een maal en, als u de motor uitzet, er verschijnt op het display van het instrumentenpaneel het bericht dat het stuurslot vergrendelt (*) Lang drukken (langer dan 2 seconden) op
DASHBOARD EN BEDIENING FUNCTIE AUTOCLOSE Met deze functie worden alle portieren en het tankklepje automatisch vergrendeld als het CID zich van de auto verwijdert. een storing in het systeem is gesignaleerd; ❒ de batterij van het CID leeg is; ❒ de motor de laatste keer is gestart met het CID in het “nood”-vakje (zie “Toegang tot de auto en noodstart” in deze paragraaf).
DASHBOARD EN BEDIENING ACHTERKLEP ONT-/VERGRENDELEN (openen/sluiten) Het herkenningssysteem zorgt dat de achterklep ontgrendeld wordt, ook als de portieren vergrendeld zijn. VEILIGHEID Achterklep ontgrendelen (openen) STARTEN EN RIJDEN Ga voor het ontgrendelen van de achterklep (met vergrendelde portieren) als volgt te werk: ❒ druk op de knop onder de handgreep van de achterklep totdat de achterklep ontgrendelt.
VEILIGHEID AUTO VERGRENDELEN VIA DE ACHTERKLEP Als u het CID bij u hebt, dan kunt u de gehele auto vergrendelen door op de knop (B) (sedan-uitvoeringen) of (C) (Multiwagon-uitvoeringen) te drukken: de portieren en de achterklep worden vergrendeld en het diefstalalarm (indien aanwezig) wordt ingeschakeld. F0C0409m TECHNISCHE GEGEVENS BELANGRIJK Bij een snelheid boven 10 km/h wordt de handgreep van de achterklep uitgeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN VAN DE MOTOR ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOOD GEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Ga als volgt te werk: 184 F0C0296m ❒ zorg dat het CID zich in de auto bevindt; ❒ trap het koppelingspedaal in en houd het ingetrapt (rempedaal bij uitvoeringen met Selespeed versnellingsbak); ❒ druk op de knop START/STOP naast het stuurwiel en houd de knop ingedrukt; laat de knop los zodra de motor is aangeslagen.
DASHBOARD EN BEDIENING INSTRUMENTENPANEEL UITSCHAKELEN LAMPJES EN BERICHTEN De motor en het instrumentenpaneel blijven ingeschakeld totdat opnieuw op de knop START/STOP wordt gedrukt; de auto kan nu worden gestart mits een CID in het interieur wordt herkend. BELANGRIJK In noodgevallen en ook om veiligheidsredenen kan de motor bij een rijdende auto worden uitgezet. Druk op de knop START/STOP en houd de knop ingedrukt.
DASHBOARD EN BEDIENING STUURSLOT ❒ instrumentenpaneel uitgeschakeld en stilstaande auto; ❒ portieren vergrendeld door het indrukken van de handgreep aan de buitenzijde (A) of de vergrendelknop voor de achterklep (B) (sedanuitvoeringen) of (C) (Multiwagon-uitvoeringen); ❒ koppelingspedaal geheel losgelaten (rempedaal bij uitvoeringen met Selespeed versnellingsbak).
DASHBOARD EN BEDIENING TOEGANG TOT DE AUTO EN NOODSTART U kunt de motor starten door het CID in het “nood”-vakje onder de handrem te plaatsen. In dit geval is het vakje de enige plaats waarin het CID in het interieur herkend kan worden. Ga voor het uitvoeren van een noodstart als volgt te werk: ❒ druk het koppelingspedaal in (rempedaal bij uitvoeringen met Selespeed versnellingsbak); ❒ druk de START/STOP-knop in en houd de knop ingedrukt; laat de knop los zodra de motor is gestart.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOOD GEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 188 TANKEN MET DE FIAT STILO DIESELMOTOREN BENZINEMOTOREN Tank uitsluitend loodvrije benzine. Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van de dieselbrandstof verminderen door de vorming van paraffine, waardoor het brandstofsysteem niet meer goed werkt.
DASHBOARD EN BEDIENING DOP VAN DE BRANDSTOFTANK Bij enkele uitvoeringen is de tankdop (A) voorzien van een slot met sleutel. De dop is als volgt bereikbaar: open het tankklepje (C), steek de contactsleutel in het slot, draai de contactsleutel linksom en draai de dop los. F0C0199m LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK Omdat de tank hermetisch is afgesloten, kan een kleine overdruk worden waargenomen. Het is daarom normaal als u bij het losdraaien van de tankdop een sissend geluid hoort.
DASHBOARD EN BEDIENING TANKKLEPJE IN GEVAL VAN NOOD OPENEN Sedan-uitvoeringen STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Open het klepje (A) aan de rechterzijde in de bagageruimte en trek aan het koordje achter het klepje.
Het roetfilter (Diesel Particulate Filter) is een mechanisch filter in het uitlaatsysteem dat de partikels in het uitlaatgas van dieselmotoren opvangt. ATTENTIE Als het betreffende bericht op het display verschijnt, zie dan het hoofdstuk “Lampjes en berichten”. Onder normale bedrijfsomstandigheden bereiken de katalysator en het roetfilter (DPF) hoge temperaturen. Parkeer daarom niet boven brandbare materialen (gras, droge bladeren, dennennaalden enz.): brandgevaar.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 192 VEILIGHEID VEILIGHEIDSGORDELS...................................................... 193 GORDELSPANNERS ........................................................... 197 KINDEREN VEILIG VERVOEREN .................................... 201 MONTAGEVOORBEREIDING VOOR ISOFIX-KINDERZITJES .......................................................
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEIDSGORDELS GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS Maak de gordels vast door de gesp (A) in de sluiting (B) te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert. F0C0075m LAMPJES EN BERICHTEN Druk, om de gordel los te maken, op de knop (C). Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait. De veiligheidsgordels achter moeten worden omgelegd zoals is aangegeven in het afgebeelde schema. ATTENTIE Druk tijdens het rijden niet op de knop (C).
DASHBOARD EN BEDIENING Als u de rugleuning van de verschuifbare achterbank neerklapt, gebruik dan de uitsparingen (A) in de bekleding van de zitting om de sluitingen van de veiligheidsgordels in op te bergen. STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Haal de sluitingen uit de uitsparingen (uitvoeringen met verschuifbare achterbank) als de achterbank weer in rechte stand wordt gezet, zodat ze altijd direct klaar voor gebruik zijn.
❒ wacht langer dan 20 seconden en maak dan de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde los.
DASHBOARD EN BEDIENING HOOGTEVERSTELLING VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS VOOR De geleidebeugel kan in 4 standen worden gezet. VEILIGHEID Druk om de hoogte in te stellen op knop (A) en schuif de beugel (B) omhoog of omlaag. STARTEN EN RIJDEN De hoogte van de gordel moet altijd worden aangepast aan het postuur van de inzittende: zo wordt de kans op letsel bij een ongeval verkleind. De gordel is goed afgesteld als hij over de schouder halverwege tussen nek en uiteinde van de schouder ligt.
ATTENZIONE: CAUTION: ATTENTION: Werkzaamheden in de buurt van de gordelspanners, waarbij stoten, sterke trillingen of verhitting optreden (maximaal 100°C gedurende ten hoogste 6 uur), kunnen de gordelspanners beschadigen of activeren: bij die omstandigheden horen niet trillingen die voortgebracht worden door een slecht wegdek of door contacten met kleine obstakels zoals trottoirs. Als er iets aan de gordelspanners moet gebeuren, dient u zich tot een Fiat-dealer te wenden.
DASHBOARD EN BEDIENING TREKKRACHTBEGRENZERS VEILIGHEID Om de bescherming van de inzittenden bij een ongeval te vergroten, zijn de oprolautomaten van de gordels voor en achter (indien van toepassing) voorzien van trekkrachtbegrenzers die tijdens een frontale aanrijding de piekbelasting op de borst en schouders beperken.
Als de gordel aan een zware belasting wordt blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens een ongeval), dan moet de gordel samen met de verankeringen, bevestigingspunten en de gordelspanner worden vervangen. De gordel kan verzwakt zijn, ook als de schade niet zichtbaar is. TECHNISCHE GEGEVENS ATTENTIE Het is streng verboden onderdelen van de veiligheidsgordels of gordelspanners te demonteren of open te maken.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Voor het juiste onderhoud van de veiligheidsgordels moeten de volgende aanwijzingen zorgvuldig worden opgevolgd: Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten alle inzittenden zittend reizen en beschermd worden door goedgekeurde veiligheidssystemen. zorg dat de gordel goed uitgetrokken en niet gedraaid is; controleer ook of de oprolautomaat zonder haperingen werkt; Dit geldt met name voor kinderen.
In het Fiat Lineaccessori-programma zijn kinderzitjes opgenomen voor elke gewichtsgroep. Wij raden u deze kinderzitjes aan omdat ze speciaal ontworpen en ontwikkeld zijn voor de Fiat-modellen. DASHBOARD EN BEDIENING ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel voor als de frontairbag aan passagierszijde is ingeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING GROEP 0 en 0+ VEILIGHEID Kinderen tot 13 kg moeten in zitjes worden vervoerd die achterstevoren zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt gesteund en bij plotseling remmen de nek niet wordt belast. STARTEN EN RIJDEN Het wiegje moet op zijn plaats worden gehouden door de veiligheidsgordel, zoals in de afbeelding is aangegeven, en het kind moet op zijn beurt worden beschermd door de gordel van het wiegje zelf.
DASHBOARD EN BEDIENING GROEP 2 F0C0431m STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg kunnen direct door de veiligheidsgordels van de auto worden beschermd. Kinderen moeten zo in de kinderzitjes worden geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte schuin over de borst en niet langs de nek ligt. Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de buik van het kind liggen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 204 GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE KINDERZITJES De auto voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de auto.
❒ Controleer altijd of de gordel niet langs de nek van het kind loopt. ❒ ❒ Als de frontairbag aan passagierszijde buiten werking wordt gesteld, moet altijd gecontroleerd worden of de airbag daadwerkelijk is uitgeschakeld: het betreffende lampje F op het instrumentenpaneel moet continu branden. Zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen afwijkende houding aanneemt of de gordels losmaakt. ❒ Vervoer kinderen nooit in uw armen, ook geen pasgeboren kinderen.
DASHBOARD EN BEDIENING MONTAGEVOORBEREIDING VOOR “ISOFIX”-KINDERZITJE STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De auto is voorbereid op de montage van Isofix-kinderzitjes; een nieuw gestandaardiseerd Europees systeem voor het vervoeren van kinderen. Isofix is een extra mogelijkheid die het gebruik van traditionele kinderzitjes niet uitsluit. Het Isofix-kinderzitje is er voor drie gewichtsgroepen: 0, 0+ en 1.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN TECHNISCHE GEGEVENS Als bij een vaste achterbank het Isofix-kinderzitje tegen de rijrichting in wordt geplaatst, moet de passagiersstoel voor volledig naar achteren worden geschoven, zodat de rugleuning van de stoel en het kinderzitje elkaar raken. Schuif bij een verschuifbare achterbank de voorstoel aan de passagierszijde tot op ongeveer de helft naar voren.
F0C0139m Ga voor een correcte montage van het kinderzitje als volgt te werk: ❒ plaats de verschuifbare achterstoel helemaal naar achteren en zet de rugleuning in de 4e stand, zoals afgebeeld in de figuur (zie vorige pagina); ❒ controleer of de ontgrendelhendel (B) in ruststand (ingetrokken) staat; ❒ zoek de bevestigingsbeugels (A) en plaats vervolgens het kinderzitje met de bevestigingshaken (C) in de beugels; ❒ duw tegen het kinderzitje totdat het hoorbaar vergrendelt; ❒ bij kinderzitjes die in de rijrich
DASHBOARD EN BEDIENING MONTAGEVOORBEREIDING VOOR “ISOFIX UNIVERSEEL”-KINDERZITJE Het “Isofix Universeel”-kinderzitje is er voor de gewichtsgroep 1. LAMPJES EN BERICHTEN F0C0274m Er kan ook een mengvorm worden gekozen, een traditioneel kinderzitje en een “Isofix Universeel”-kinderzitje. Zie voor meer informatie over de montage en/of het gebruik van het kinderzitje, het “Instructieboekje” dat bij het kinderzitje wordt geleverd. ATTENTIE Monteer het kinderzitje alleen als de auto stilstaat.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN In de volgende tabel worden, conform de Europese wetgeving ECE 16, de mogelijkheden weergegeven van de montage van de Isofix Universeel kinderzitjes op de stoelen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.
❒ als de auto onder andere auto’s of veiligheidsvoorzieningen schuift (bijvoorbeeld onder vrachtwagens of de vangrail); Bij een frontale botsing zorgt een regeleenheid ervoor, indien nodig, dat het kussen wordt opgeblazen. Het kussen blaast onmiddellijk op, waardoor het lichaam van de inzittenden voor wordt opgevangen en de kans op letsel beperkt wordt. Direct daarna loopt het kussen weer leeg. ATTENTIE omdat geen enkele aanvullende bescherming wordt geboden op de veiligheidsgordels.
DASHBOARD EN BEDIENING FRONTAIRBAG AAN BESTUURDERSZIJDE Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor bestemde ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst. SICUREZZA VEILIGHEID FRONTAIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE STARTEN EN RIJDEN Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen met een groter volume dan dat aan bestuurderszijde. Het kussen is in een daarvoor bestemde ruimte in het dashboard geplaatst.
DASHBOARD EN BEDIENING FRONTAIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE UITSCHAKELEN Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de passagiersstoel voor te vervoeren, moet de frontairbag aan passagierszijde worden uitgeschakeld. ❒ frontairbag aan passagierszijde uitgeschakeld (stand OFF F): lampje F op het instrumentenpaneel brandt; het is mogelijk kinderen op de passagiersstoel voor te vervoeren, waarbij ze beschermd moeten worden door passende universele systemen.
ATTENTIE Plaats geen zware voorwerpen op de passagiersstoel voor. Bij een ongeval wordt de frontairbag aan passagierszijde namelijk geactiveerd als deze niet was uitgeschakeld met behulp van de sleutelschakelaar (zie de aanwijzingen in de vorige paragraaf).
DASHBOARD EN BEDIENING ZIJ-AIRBAGS (Sidebags - Headbags) SIDEBAGS (indien aanwezig) F0C0114m HEADBAGS (indien aanwezig) LAMPJES EN BERICHTEN De headbag is een “gordijn”-systeem en bevindt zich in de hemelbekleding aan de zijkant en is afgedekt met een afwerklijst. De headbags bieden bescherming aan het hoofd van de inzittenden voor en achter tijdens een zijdelingse botsing, dankzij het grote effectieve oppervlak van de kussens.
DASHBOARD EN BEDIENING SICUREZZA VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK Als de airbag in werking treedt, ontsnapt een beetje rook. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand; bovendien kan het oppervlak van het opgeblazen kussen en het interieur van de auto bedekt zijn met een laagje poeder: dit poeder kan de huid en de ogen irriteren. Als u hiermee in aanraking bent gekomen, moet u zich met neutrale zeep en water wassen.
DASHBOARD EN BEDIENING SIDEBAGS ACHTER HANDMATIG UITSCHAKELEN (indien aanwezig) F0C0154m De sleutelschakelaar heeft twee standen: ❒ airbags aan de zijkant ingeschakeld (stand ON Õ): lampje À op het instrumentenpaneel is gedoofd; het is absoluut verboden kinderen op de zitplaatsen achter te vervoeren; ZEER GEVAARLIJK: Als er kleine kinderen op de zitplaatsen achter aanwezig zijn, moeten de sidebags achter worden uitgeschakeld met behulp van de sleutelschakelaar in de bagageruimte.
DASHBOARD EN BEDIENING SICUREZZA VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN ATTENTIE ATTENTIE ATTENTIE ALFABETISCH REGISTER ONDERHOUD EN ZORG ATTENTIE TECHNISCHE GEGEVENS ATTENTIE NOODGEVALLEN ALGEMENE OPMERKINGEN Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje ¬ gaat niet branden of blijft ATTENTIE branden tijdens het rijden (er verschijnt ook een bericht op het display), dan is er mogelijk een storing in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of gordelspanners ni
ATTENTIE De frontairbag treedt in werking als de botsing zwaarder is dan een botsing waarbij alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen die tussen die twee drempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking. ATTENTIE Haak geen harde voorwerpen aan de kledinghaakjes en aan de steunhandgrepen. ATTENTIE De airbag is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 220 S TA R T E N E N R I J D E N STARTEN VAN DE MOTOR ........................................... PARKEREN ............................................................................ HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK ............. GEBRUIK VAN DE SELESPEED VERSNELLINGSBAK ........................................................... BRANDSTOFBESPARING ...............
trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in te trappen; ❒ draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen. Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor is uitgezet. DIESELMOTOR STARTEN Ga als volgt te werk: ❒ trek de handrem aan; ❒ zet de versnellingspook in de vrijstand; ❒ draai de contactsleutel in stand MAR: op het instrumentenpaneel gaan de controlelampjes m en Y branden; ❒ wacht tot de lampjes Y en m gedoofd zijn.
NOODSTART BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit even “op adem” te laten komen. Zet de motor niet onmiddellijk uit, maar laat hem even stationair draaien. Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte dalen. Als het lampje Y op het instrumentenpaneel constant blijft branden, kan een noodstart worden uitgevoerd met de code die op de CODE-card staat vermeld (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”).
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN HANDREM De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen. Ga als volgt te werk: ❒ zet de motor uit en trek de handrem aan; ❒ schakel een versnelling in (de 1e als de weg omhoog loopt, de achteruit als de weg omlaag loopt) en zet de voorwielen iets uitgestuurd. Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de wielen dan met stenen of wiggen.
DASHBOARD EN BEDIENING Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel in stand MAR staat, gaat op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje x branden. ❒ houd knop (A) ingedrukt en laat de hendel zakken. Het lampje x op het instrumentenpaneel dooft. Om onverwachte bewegingen van de auto te voorkomen, moet bij het bedienen van de handrem het rempedaal worden ingetrapt.
STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Verplaats bij de uitvoeringen 1.816V, JTD en Multijet pook (C) naar rechts en vervolgens naar achteren. ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN F0C0310m 226 ATTENTIE Om op de juiste wijze te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen.
DASHBOARD EN BEDIENING GEBRUIK VAN DE “SELESPEED” VERSNELLINGSBAK (indien aanwezig) LAMPJES EN BERICHTEN Het verdient beslist aanbeveling om dit hoofdstuk zorgvuldig te lezen, zodat u Selespeed op de juiste wijze gebruikt. WERKING handmatig (MANUAL), waarbij de bestuurder overschakelt; ❒ automatisch (AUTO), waarbij het systeem direct beslist over het overschakelen.
DASHBOARD EN BEDIENING Het systeem kan in de vrijstand (N) worden gezet bij een snelheid lager dan 40 km/h. De achteruit (R) kan alleen bij een stilstaande auto worden ingeschakeld. Bij terugschakelen wordt automatisch het toerental verhoogd, zodat het toerental is aangepast aan de nieuwe versnelling. F0C0111m NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 228 Bij ingetrapt gaspedaal en naarmate het motortoerental hoger is, vindt het overschakelen sneller plaats.
DASHBOARD EN BEDIENING als het overschakelen niet direct lukt, dan probeert het systeem het eerst opnieuw en, als het nog niet lukt, schakelt vervolgens de eerstvolgende hogere versnelling in, zodat de auto niet in de vrijstand (N) blijft rijden. Automatische werking (AUTO) F0C0010m De automatische werking (AUTO) wordt ingeschakeld als u de knop (A) op de tunnelconsole indrukt.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN WEGRIJDEN Als u de contactsleutel in stand MAR draait, dan wordt na ongeveer een seconde op het display de ingeschakelde versnelling (N, 1, 2, 3, 4, 5, R) weergegeven: vanaf dat moment kunt u Selespeed gebruiken om te schakelen. Bij draaiende motor en stilstaande auto, kunt u alleen de eerste versnelling (1), de tweede versnelling (2) en/of de achteruit (R) inschakelen.
❒ zet de versnellingsbak in de vrijstand als de auto lang stilstaat met een draaiende motor; ❒ als de auto stilstaat op een helling, maak dan geen gebruik van het gaspedaal om wegrollen te voorkomen; gebruik hiervoor het rempedaal; gebruik het gaspedaal alleen om weg te rijden; Als u tijdens een afdaling (bij vooruit rijdende auto) en ingeschakelde versnelling geen gas geeft, dan laat het systeem bij een bepaalde snelheid de koppeling aangrijpen, zodat er op de motor kan worden afgeremd.
DASHBOARD EN BEDIENING SCHAKELEN Met de versnellingspook Ga voor het overschakelen als volgt te werk: ❒ druk de pook naar achteren om terug te schakelen (–). NOODGEVALLEN Bij uitgezette motor en stilstaande auto kunnen alle versnellingen worden ingeschakeld. F0C0184m Bij stilstaande auto en ingetrapt rempedaal, worden de schakelcommando’s alleen uitgevoerd als deze met de versnellingspook op de middenconsole zijn gegeven.
VEILIGHEID F0C0111m STARTEN EN RIJDEN BELANGRIJK Als u de auto parkeert op een helling en een versnelling wilt inschakelen om wegrijden te voorkomen, moet u beslist op het display controleren of de nieuwe versnelling wordt weergegeven en vervolgens 1 tot 2 seconden wachten voordat het rempedaal wordt losgelaten. Hierdoor heeft de koppeling de tijd om volledig aan te grijpen. DASHBOARD EN BEDIENING BELANGRIJK Na het inschakelen van een versnelling, moet de versnellingspook onmiddellijk worden losgelaten.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID De motor kan gestart worden bij een ingeschakelde versnelling en als de versnellingsbak in de vrijstand (N) staat. Na het starten schakelt de versnellingsbak automatisch de vrijstand in, verschijnt op het display de letter (N) en schakelt het systeem de werking in die voor het uitzetten van de motor was ingeschakeld (MANUAL of AUTO). Als u de contactsleutel in stand STOP zet, dan wordt de motor uitgezet maar blijft Selespeed ingeschakeld.
schakelt het systeem automatisch de automatische werking (AUTO) in, zodat de dichtstbijzijnde Fiatdealer bereikt kan worden en de storing kan worden verholpen. Bij een storing kunnen alleen de eerste versnelling (1), de tweede versnelling (2) en de achteruit (R) worden ingeschakeld. ATTENTIE Verwijder de contactsleutel nooit als de auto rijdt. Selespeed werkt niet juist totdat de auto stilstaat, maar bovendien blokkeert het stuurslot bij de eerste stuurbeweging.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 236 AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM AUTO STILZETTEN Om veiligheidsredenen geeft Selespeed een akoestisch signaal (zoemer) als: Laat het gaspedaal los en trap zonodig het rempedaal in.
Banden Airconditioning Controleer regelmatig, ten minste een keer per maand, de spanning van de banden: als de spanning te laag is, wordt de weerstand groter en neemt het verbruik toe. Het gebruik van de airconditioning leidt tot een toename van het brandstofverbruik (met gemiddeld 20%). Gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem. Overbodige bagage Rijd niet met een overbeladen bagageruimte.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN RIJSTIJL optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Starten Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien met stationair toerental en ook niet met een hoog toerental: onder deze omstandigheden warmt de motor veel langzamer op, terwijl het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toenemen.
De trekhaak moet door gespecialiseerd personeel aan de carrosserie worden bevestigd waarbij de richtlijnen die hierna zijn opgenomen, moeten worden aangehouden. Deze richtlijnen worden eventueel aangevuld door extra informatie van de fabrikant van de trekhaak. Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om te voorkomen dat u constant moet remmen. ATTENTIE Het ABS waarmee de auto is uitgerust, werkt niet op het remsysteem van de aanhanger. Wees daarom extra voorzichtig op gladde wegen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 240 De te installeren trekhaak moet voldoen aan de huidige ECE-normen 94/20 en daarop volgende wijzigingen. Voor iedere uitvoering moet een trekhaak worden gebruikt die geschikt is voor het maximale aanhangergewicht van de auto waarop de trekhaak wordt bevestigd.
F0C0249m Multiwagon-uitvoeringen ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN F0C0434m Volbeladen Achteras Achteras VEILIGHEID Volbeladen Bestaand gat STARTEN EN RIJDEN Bestaand gat LAMPJES EN BERICHTEN Hart trekkogel TECHNISCHE GEGEVENS Hart trekkogel ALFABETISCH REGISTER Sedan-uitvoeringen Bestaand gat Bestaand gat DASHBOARD EN BEDIENING Bestaand gat 241
Houdt u voor de bandenmaat, de bandenspanning en de winterbanden exact aan de aanwijzingen die staan aangegeven in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische gegevens”. Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en remmen en voor een betere bestuurbaarheid. De specifieke eigenschappen van winterbanden verminderen aanzienlijk als de profieldiepte minder is dan 4 mm. In dat geval is het veiliger ze te vervangen.
1.416V 1.616V 1.9 Multijet 8V 1.816V 1.9 Multijet 16V 2.420V Banden geschikt voor sneeuwkettingen 195/65 R15 91T 205/55 R16 91V 195/65 R15 91H 205/55 R16 91V 195/65 R15 91V 205/55 R16 91V 205/55 R16 91W DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Type sneeuwketting dat gebruikt moet worden Sneeuwkettingen met normale afmetingen met maximale dikte boven het profiel van de band: 9 mm.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID ❒ smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los van de ruit staan; Tref de volgende maatregelen als de auto enkele maanden niet wordt gebruikt: ❒ zet de ruiten een klein stukje open; ❒ dek de auto af met een stoffen of een ademende kunststof hoes.
259 261 262 263 263 268 268 269 269 270 272 272 272 272 273 273 273 274 274 275 277 278 DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN 266 267 267 LAMPJES EN BERICHTEN 264 265 NOODGEVALLEN 254 255 257 258 258 259 WATER IN BRANDSTOFFILTER..................................... STORING ABS....................................................................... STORING ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING FIAT CODE............................................................................
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 246 ALGEMENE OPMERKINGEN Naast de storingsmeldingen die op het display worden weergeven, het akoestisch signaal (instelbaar) dat u hoort en het branden van het betreffende lampje (indien aanwezig), verschijnen er specifieke waarschuwingsberichten (bijvoorbeeld: “Bezoek een werkplaats”, “Zet de motor uit” enz.).
STARTEN EN RIJDEN Het lampje gaat branden als de handrem wordt aangetrokken. BELANGRIJK Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden, controleer dan of de handrem niet is aangetrokken. ATTENTIE Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht), stop dan onmiddellijk en wendt u tot de Fiat-dealer. ONDERHOUD EN ZORG x Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 248 Lampje instr.paneel d Weergave op multifunctioneel display Weergave op instelbaar multifunctioneel display VERSLETEN REMBLOKKEN (rood) Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als de remblokken voor versleten zijn; laat deze zo snel mogelijk vervangen.
DASHBOARD EN BEDIENING ¬ ATTENTIE Een defect lampje ¬ (lampje gedoofd) wordt aangegeven doordat het lampje voor de uitgeschakelde frontairbag aan passagierszijde F langer dan de normale seconden knippert.
DASHBOARD EN BEDIENING Weergave op multifunctioneel display F Het lampje F brandt als de frontairbag aan de passagierszijde is uitgeschakeld. Als u bij ingeschakelde frontairbag aan passagierszijde de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje F op het instrumentenpaneel ongeveer 4 seconden branden en vervolgens 4 seconden knipperen. Hierna moet het lampje doven. LAMPJES EN BERICHTEN À Het lampje À op het instrumentenpaneel gaat branden als de zij-airbags achter worden uitgeschakeld.
Het systeem kan weer worden ingeschakeld via het instelmenu (zie het schema hiernaast). Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel branden. Het moet doven nadat de motor is gestart. Als de motor stationair draait, kan het voorkomen dat het lampje iets later dooft. Als het lampje blijft branden (en op het display verschijnt ook een bericht), wendt u dan onmiddellijk tot de Fiat-dealer.
DASHBOARD EN BEDIENING v STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Lampje instr.paneel Weergave op instelbaar multifunctioneel display TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, dan gaat het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel branden. Direct na het starten van de motor moet het lampje doven.
STARTEN EN RIJDEN Te hoge temperatuur Selespeed versnellingsbak Wij raden u aan te stoppen, de motor te laten draaien en iets gas te geven zodat de olie kan koelen en het lampje op het instrumentenpaneel dooft. t ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat knipperen (op het display verschijnt ook een bericht) als er storing is in de versnellingsbak.
DASHBOARD EN BEDIENING Weergave op multifunctioneel display Weergave op instelbaar multifunctioneel display STORING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” (rood) g Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
bij normale rij-omstandigheden: stop de auto, zet de motor uit en controleer of het niveau van de koelvloeistof in het reservoir niet onder het MIN-merkteken staat. Als dit wel het geval is, wacht dan enkele minuten zodat de motor kan afkoelen, open vervolgens langzaam en voorzichtig de dop, vul koelvloeistof bij en controleer of de koelvloeistof tussen het MIN- en MAX-merkteken op het reservoir staat. Controleer ook of er geen vloeistof weglekt.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 256 Lampje instr.paneel ç Weergave op multifunctioneel display Weergave op instelbaar multifunctioneel display ❒ Als de auto onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt (bijvoorbeeld het trekken van een aanhanger bergopwaarts of met volbeladen auto): verlaag de snelheid en breng, als het lampje blijft branden, de auto tot stilstand.
´ Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als een of meer portieren, de achterklep of de motorkap niet goed gesloten zijn. STARTEN EN RIJDEN (*) DASHBOARD EN BEDIENING NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN (rood) Lampje instr.
DASHBOARD EN BEDIENING LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 258 Weergave op multifunctioneel display Weergave op instelbaar multifunctioneel display è SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN (geel) è VERSTOPT ROETFILTER (Multijetuitvoeringen) (geel) STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Lampje instr.
VEILIGHEID ç NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG U LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN Het lampje gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er nog ongeveer 9 liter brandstof in de tank aanwezig is. STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM EOBD (geel) Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel in stand MAR zet, gaat het lampje branden. Het lampje moet uitgaan als de motor is gestart. Het lampje gaat eerst branden om de juiste werking ervan aan te geven.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN U Weergave op multifunctioneel display Weergave op instelbaar multifunctioneel display ❒ knipperend - duidt op een mogelijke beschadiging van de katalysator (zie “EOBD-systeem” in het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).
Als het lampje knippert tijdens het rijden, dan geeft dit aan dat het ESP in werking is getreden. DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Als de accu losgekoppeld is geweest, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden (op het display verschijnt ook een bericht) om aan te geven dat het systeem gereset moet worden.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 262 Lampje instr.paneel á of V (alleen uitvoeringen 2.420V) Weergave op multifunctioneel display Weergave op instelbaar multifunctioneel display ASR - TRACTIEREGELING (geel) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Lampje instr.paneel m BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur kan het lampje zeer kort branden. ONDERHOUD EN ZORG m TECHNISCHE GEGEVENS Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Het lampje dooft als de voorgloeibougies de vooraf ingestelde temperatuur hebben bereikt. Start de motor zodra het lampje gedoofd is.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID c Weergave op multifunctioneel display Weergave op instelbaar multifunctioneel display WATER IN BRANDSTOFFILTER AANWEZIG (Multijet-uitvoeringen) (geel) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er water in het brandstoffilter aanwezig is. ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN Lampje instr.
STARTEN EN RIJDEN Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. + > NOODGEVALLEN x ONDERHOUD EN ZORG Als bij een draaiende motor tegelijkertijd de waarschuwingslampjes x en > gaan branden (op het display verschijnt ook een bericht), dan is er een storing in het EBDsysteem; in dat geval kunnen bij hard remmen de achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan gaan slippen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 266 Lampje instr.paneel Y Weergave op multifunctioneel display Weergave op instelbaar multifunctioneel display STORING ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING - FIAT CODE (geel) Als u de contactsleutel in stand MAR zet, dan gaat het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel een keer knipperen en dooft vervolgens.
STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Y NOODGEVALLEN Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er een inbraakpoging is gesignaleerd. Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer. ONDERHOUD EN ZORG INBRAAKPOGING DASHBOARD EN BEDIENING Y Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er een storing in het diefstalalarm is.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Y Weergave op multifunctioneel display Weergave op instelbaar multifunctioneel display ELEKTRONISCHE SLEUTEL (CID) NIET HERKEND (uitvoeringen met Easy go) Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als u de auto start en de elektronische sleutel (CID) niet in de auto aanwezig is.
STORING BEVEILIGINGSSYSTEEM VAN DE AUTO - STUURSLOT (uitvoeringen met Easy go) Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er een defect is in het elektronische stuurslot zowel bij uitgezette als bij draaiende motor. Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiatdealer om de storing te laten verhelpen.
DASHBOARD EN BEDIENING SICUREZZA VEILIGHEID Weergave op multifunctioneel display W (*) Het bericht wordt op het display weergegeven als er een storing is in een van de volgende systemen: buitenverlichting, remlichten of bijbehorende zekering, mistachterlichten, richtingaanwijzers, kentekenplaatverlichting. (*)Of linksvoor.
Weergave op instelbaar multifunctioneel display Weergave op multifunctioneel display Weergave op instelbaar multifunctioneel display VEILIGHEID ( O) STARTEN EN RIJDEN (*) (O) of rechtsvoor ( O) (*) Of van de zekering.
DASHBOARD EN BEDIENING SICUREZZA VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN 4 5 ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 272 Weergave op multifunctioneel display Weergave op instelbaar multifunctioneel display MISTACHTERLICHTEN (geel) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de mistachterlichten worden ingeschakeld. MISTLAMPEN VOOR (groen) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de mistlampen voor worden ingeschakeld.
GROOTLICHT (blauw) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als het grootlicht wordt ingeschakeld. STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN 3 NOODGEVALLEN Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als de functie “Follow me home” wordt ingeschakeld (zie het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).
DASHBOARD EN BEDIENING Ü Weergave op instelbaar multifunctioneel display SNELHEIDSREGELAAR (CRUISECONTROL) (indien aanwezig) (groen) LAMPJES EN BERICHTEN Als u de draaiknop van de cruise-control in stand OFF zet, dooft het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel en verschijnt op het display het hiernaast afgebeelde bericht.
DASHBOARD EN BEDIENING è ALFABETISCH REGISTER vervolg op volgende pagina TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er storing wordt gesignaleerd in een van de aangegeven sensoren. Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer om de storing te laten verhelpen. Lampje instr.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 276 Weergave op multifunctioneel display Weergave op instelbaar multifunctioneel display Weergave op multifunctioneel display Weergave op instelbaar multifunctioneel display
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG Het symbool ❄ wordt op het display weergegeven als de buitentemperatuur gelijk is aan of lager wordt dan 3°C, om te waarschuwen voor gladheid. Lampje instr.
DASHBOARD EN BEDIENING Weergave op multifunctioneel display Weergave op instelbaar multifunctioneel display STORING ANTI-LETSELSENSOR RUITEN (*) è Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er een storing is in de anti-letselsensor van de zijruiten voor of achter (5 -deurs uitvoeringen en Multiwagon). (*) Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiatdealer om de storing te laten verhelpen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN 307 312 322 323 323 325 NOODGEVALLEN 289 294 297 ONDERHOUD EN ZORG 280 282 TECHNISCHE GEGEVENS STARTEN VAN DE MOTOR ........................................... WIEL VERWISSELEN .......................................................... SNELLE BANDENREPARATIESET FIX & GO automatic ............................................................ GLOEILAMP VERVANGEN ..............................................
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Als de Fiat-CODE er niet in slaagt de startblokkering op te heffen, dan blijven de lampjes Y en U op het instrumentenpaneel branden en slaat de motor niet aan. het lampje U gaat weer knipperen: als het lampje evenveel keer heeft geknipperd als het tweede cijfer van de code op uw CODE-card, moet u het gaspedaal intrappen en ingetrapt houden; ❒ Voor het starten van de motor is het nodig een noodstart uit te voeren.
DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN MET EEN HULPACCU Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu, die ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu. ❒ neem als de motor draait, de kabels in de omgekeerde volgorde los. Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, blijf dan niet proberen maar wendt u tot de Fiat-dealer.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling af te laten rijden. Op die wijze kan er onverbrande benzine in de katalysator terechtkomen, waardoor deze onherstelbaar zal beschadigen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Bij een gemonteerd reservewiel veranderen de rij-eigenschappen van de auto. Vermijd met vol gas optrekken, bruusk remmen en hoge snelheden in de bochten. Het noodreservewiel heeft een levensduur van ongeveer 3000 km. Na deze afstand moet de band van het noodreservewiel vervangen worden door een nieuwe band van hetzelfde type. Monteer nooit een normale band op de velg van het noodreservewiel. Laat het verwisselde wiel zo snel mogelijk repareren en monteren.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID ❒ de krik 1,76 kg kg weegt; de krik geen afstelwerkzaamheden vereist; de krik niet kan worden gerepareerd: bij een defect de krik door een krik van hetzelfde type moet worden vervangen; behalve de slinger geen enkel ander gereedschap op de krik gemonteerd mag worden. Ga voor het verwisselen van een wiel als volgt te werk: ❒ zet de auto stil op een plaats waar het verkeer niet in gevaar wordt gebracht en in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld.
DASHBOARD EN BEDIENING plaats de slinger (R) in de krik en krik de auto omhoog, totdat het wiel enige centimeters los van de grond is; VEILIGHEID ❒ F0C0394m STARTEN EN RIJDEN waarschuw eventuele omstanders dat de auto wordt opgekrikt; zorg ervoor dat ze zich niet in de nabijheid van de auto bevinden en de auto vooral niet aanraken totdat deze weer geheel op de grond staat; LAMPJES EN BERICHTEN ❒ NOODGEVALLEN draai de krik (M) omhoog, zodat de inkeping (N) aan de bovenzijde van de krik juist om het
DASHBOARD EN BEDIENING draai de wielbouten helemaal los en trek vervolgens het wiel los; ❒ zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het reservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen; SICUREZZA VEILIGHEID ❒ monteer het noodreservewiel, waarbij de gaten (S) over de centreerpennen (T) moeten vallen; ❒ draai met de bijgeleverde sleutel de vier wielbouten handvast aan; ❒ draai de slinger (R) van krik zodat de auto
❒ druk het wieldeksel voorzichtig vast en zorg ervoor dat het ventiel uit de opening in het wieldeksel steekt; ❒ druk op de rand van het wieldeksel, te beginnen bij de delen die het dichtst bij het ventiel zitten, totdat het wieldeksel geheel vast zit.
ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS NOODONDERHOUD LAMPJES EN EMERGENZA BERICHTEN EN ZORG IN GEVALLEN STARTEN EN RIJDEN SICUREZZA VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Ter afsluiting 288 F0C0392m ❒ plaats het noodreservewiel (G) op de daarvoor bestemde plek in de bagageruimte; ❒ druk de half geopende krik stevig in de houder (F) om rammelen tijdens het rijden te voorkomen; ❒ berg het gebruikte gereedschap op in de gereedschaphouder; ❒ plaats de gereedschaphouder op het reservewiel en draai d
DASHBOARD EN BEDIENING SNELLE BANDENREPARATIESET FIX & GO automatic De reparatieset bevat: ❒ een spuitbus (A) met afdichtvloeistof, die voorzien is van: F0C0510m LAMPJES EN BERICHTEN – een sticker (C) met het opschrift “max. 80 km/h”. Na het repareren van het wiel moet deze sticker op een voor de bestuurder goed zichtbare plaats worden aangebracht (op het dashboard) NOODGEVALLEN ❒ een informatiefolder (zie de onderstaande afbeelding), voor een correct gebruik van de snelle reparatieset.
DASHBOARD EN BEDIENING ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS NOODONDERHOUD LAMPJES EN EMERGENZA BERICHTEN EN ZORG IN GEVALLEN STARTEN EN RIJDEN SICUREZZA VEILIGHEID Als u een lekke band krijgt, kan de band gerepareerd worden als de diameter van het lek niet groter is dan 4 mm. 290 ATTENTIE Het is niet mogelijk lekken aan de zijkanten van de band te repareren. Gebruik de reparatieset niet als de band beschadigd is geraakt door het rijden met een lege band.
Spuitbussen en afdichtvloeistof zijn schadelijk voor het milieu. Houdt u voor het afvoeren van deze producten aan de wettelijke normen. DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN De spuitbus bevat ethyleenglycol. Bevat latex: kan een allergische reactie veroorzaken. Schadelijk bij inslikken. Irriterend voor de ogen. Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing en contact. Vermijd contact met ogen, huid en kleding. Spoel bij contact onmiddellijk overvloedig met water.
DASHBOARD EN BEDIENING OPPOMPEN VAN DE BAND Doe de handschoenen aan die bij de snelle bandenreparatieset zijn geleverd. F0C0513m F0C0515m ALFABETISCH REGISTER 292 ❒ Trek de handrem aan.
❒ rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiatdealer. ATTENTIE U moet absoluut aangeven dat de band is gerepareerd met de snelle bandenreparatieset. Overhandig de informatiefolder aan het personeel dat de band moet repareren die behandeld is met de bandenreparatieset.
DASHBOARD EN BEDIENING ALLEEN VOOR HET CONTROLEREN EN HERSTELLEN VAN DE SPANNING F0C0517m LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De compressor kan ook worden gebruikt voor het herstellen van de bandenspanning. Maak de snelkoppeling los en verbind de koppeling direct met het ventiel van de band; op deze manier wordt de spuitbus niet met de compressor verbonden en wordt de afdichtvloeistof niet in de band gespoten.
controleer voordat u een defecte lamp vervangt of de contacten niet zijn geoxideerd; ALGEMENE AANWIJZINGEN ❒ vervang een defecte lamp door een exemplaar van hetzelfde type en vermogen; ❒ als u een gloeilamp in de koplamp hebt vervangen, controleer dan om veiligheidsredenen altijd of de afstelling nog goed is.
SICUREZZA VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje beslagen zijn: dit duidt niet op een defect, maar is een natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt wordt door een lage temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad en verdwijnt snel als de koplampen worden ingeschakeld. De aanwezigheid van druppels aan de binnenzijde van de koplamp duidt daarentegen op het binnendringen van water: wendt u tot de Fiat-dealer.
P21/5W 21W/5W B P21W 21W B B A B B A C A C C C A C R5W P21W W2,3W P21W P21W W5W C5W W5W C5W C10W C5W W5W C5W 5W 21W 2,3W 21W 21W 5W 5W 5W 5W 10W 5W 5W 5W DASHBOARD EN BEDIENING B VEILIGHEID 55W 55W 55W 35W 5W 55W 21W 5W 21W 5W 4W/21W STARTEN EN RIJDEN H1 H7 H7 D2R W5W H1 PY21W WY5W P21W W5W P4/21W LAMPJES EN BERICHTEN E D D F A E B A B B B NOODGEVALLEN Vermogen ONDERHOUD EN ZORG Type TECHNISCHE GEGEVENS Grootlicht Longlife dimlichten Dimlicht Dimlichten met gasontladingslampen (indien a
DASHBOARD EN BEDIENING GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN KOPLAMPUNITS F0C0435m In de koplampunits zijn de gloeilampen voor het parkeerlicht, het dimlicht, het grootlicht, de richtingaanwijzer en de mistlamp opgenomen. De lampen zijn op de volgende wijze in de lichtunit geplaatst: (A): richtingaanwijzer / mistlamp (indien aanwezig) / parkeerlicht / dimlicht (B): parkeerlicht / grootlicht.
DASHBOARD EN BEDIENING DIMLICHT Met gloeilampen F0C0178m Door de hoge voedingsspanning mogen defecte gasontladingslampen (Xenon) uitsluitend vervangen worden door gespecialiseerd personeel: levensgevaar! Wendt u tot de Fiat-dealer.
DASHBOARD EN BEDIENING RICHTINGAANWIJZERS Voor ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS NOODONDERHOUD LAMPJES EN EMERGENZA BERICHTEN EN ZORG IN GEVALLEN STARTEN EN RIJDEN SICUREZZA VEILIGHEID Gloeilamp vervangen: 300 ❒ maak de borging los en verwijder het beschermdeksel; ❒ draai de lamphouder (A) linksom en verwijder hem; ❒ verwijder de lamp (B) door hem iets in te drukken en linksom te draaien; ❒ vervang de lamp; monteer de lamphouder, draai de lamphouder rechtsom en controleer of de houder
DASHBOARD EN BEDIENING MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig) ❒ haak de borgveer van de lamp (A) los; ❒ maak de stekker (B) los; ❒ trek de lamp (C) uit de houder en vervang hem; ❒ monteer de nieuwe lamp, waarbij de nok van het metalen deel in de uitsparing in de reflector moet vallen; sluit vervolgens de stekker (B) weer aan en haak de borgveer (A) vast; ❒ monteer het beschermdeksel op de juiste wijze.
DASHBOARD EN BEDIENING trek lamp (C) of (F) uit de houder en vervang hem; ❒ monteer de lamphouder en controleer of deze blokkeert; controleer bovendien visueel vanaf de buitenzijde van de koplampunit of de lamp in de juiste stand staat; SICUREZZA VEILIGHEID ❒ monteer het beschermdeksel op de juiste wijze.
DASHBOARD EN BEDIENING De lampen zijn op de volgende wijze in de achterlichtunit geplaatst: (B): achterlicht; (C): richtingaanwijzer; (E): achteruitrijlicht; (F): achterlicht. 5-deurs uitvoeringen F0C0181m ❒ draai de 4 schroeven (A) los en trek de lamphouder uit de zitting; ❒ verwijder de lampen door ze iets in te drukken en linksom te draaien.
DASHBOARD EN BEDIENING ACHTERLICHTUNITS (Multiwagon-uitvoeringen) Achterlichtunit op achterklep F0C0425m open de achterklep; ❒ duw het deksel (A) omlaag en maak de stekker (B) los; ❒ druk de bevestigingslippen (A) aan de zijkant van de lamphouder naar binnen en trek de lamphouder uit de zitting; ❒ verwijder de lampen door ze iets in te drukken en linksom te draaien. (B): achterlicht; (C): achteruitrijlicht; (D): mistachterlicht.
DASHBOARD EN BEDIENING Buitenste achterlichtunit draai de knop (A) om het klepje (B) te openen; ❒ houd de lip (C) vast en open het toegangsklepje tot de achterlichtunit; ❒ maak de stekker (D) los; ❒ druk de bevestigingslippen (A) aan de zijkant van de lamphouder naar binnen en trek de lamphouder uit de zitting; ❒ verwijder de lampen door ze iets in te drukken en linksom te draaien.
DASHBOARD EN BEDIENING KENTEKENPLAATVERLICHTING Sedan-uitvoeringen ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS NOODONDERHOUD LAMPJES EN EMERGENZA BERICHTEN EN ZORG IN GEVALLEN STARTEN EN RIJDEN SICUREZZA VEILIGHEID Gloeilampen vervangen: 306 F0C0411m ❒ druk op de door de pijlen aangegeven punten en draai de 2 bevestigingsschroeven (A) van de lampunit los; ❒ maak de lamp (B) los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang hem; controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten; ❒ mo
DASHBOARD EN BEDIENING GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN PLAFONDVERLICHTING VOOR F0C0201m druk op de borgingen (A) en verwijder het deksel (B); ❒ draai de 2 bevestigingsschroeven (A) los en draai de 2 lamphouders (B) linksom; ❒ verwijder de lampen en vervang ze. Trek voor het vervangen van de lamp (C), de lamp uit de veercontacten aan de zijkant; controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten.
DASHBOARD EN BEDIENING PLAFONDVERLICHTING ACHTER (indien aanwezig) Uitvoeringen zonder opendak met lamelruiten (Skywindow) maak de plafondverlichting (A) op de door de pijlen aangegeven punten los (nabij de borglippen); ❒ maak de lampen (B) los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang ze; controleer of de nieuwe lampen goed vastzitten in de veercontacten; F0C0202m Uitvoeringen met opendak met lamelruiten (Skywindow) De uitvoeringen met opendak met lamelruiten (Skywindow) zijn uitgerust met twee p
DASHBOARD EN BEDIENING VERLICHTING ZONNEKLEPSPIEGEL (indien aanwezig) Gloeilamp vervangen: open het dekseltje (A) van het spiegeltje; VEILIGHEID ❒ maak de plafondverlichting (B) op de door de pijlen aangegeven punten los; F0C0229m TECHNISCHE GEGEVENS maak de lamp (C) los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang hem; plaats de nieuwe lamp en controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten.
DASHBOARD EN BEDIENING VERLICHTING DASHBOARDKASTJE STARTEN EN RIJDEN SICUREZZA VEILIGHEID Gloeilamp vervangen: ❒ open het dashboardkastje en verwijder de lampunit (A); ❒ maak de lamp (B) los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang hem; controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten; F0C0424m ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS NOODONDERHOUD LAMPJES EN EMERGENZA BERICHTEN EN ZORG IN GEVALLEN BAGAGERUIMTEVERLICHTING 310 Gloeilamp vervangen: F0C0205m ❒ open de achter
DASHBOARD EN BEDIENING monteer het plafondlampje (A) door het eerst aan een zijde in de juiste stand te plaatsen en vervolgens de andere zijde aan te drukken, totdat de borging inklikt. F0C0097m DORPELVERLICHTING open het portier en wip het lampenglas (A) op het door de pijl aangegeven punt los; ❒ open het beschermdeksel (B) en vervang de geklemde lamp; ❒ sluit het beschermdeksel (B) op het lampenglas (A).
DASHBOARD EN BEDIENING ZEKERINGEN VERVANGEN ALGEMENE INFORMATIE ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS NOODONDERHOUD LAMPJES EN EMERGENZA BERICHTEN EN ZORG IN GEVALLEN STARTEN EN RIJDEN SICUREZZA VEILIGHEID Het elektrische systeem wordt door zekeringen beveiligd: de zekering brandt door bij een storing of bij oneigenlijk gebruik van het systeem.
DASHBOARD EN BEDIENING TOEGANG TOT DE ZEKERINGEN Op enkele uitvoeringen is eveneens een zekering aanwezig in de accuhouder. Zekeringenkast op het dashboard TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN F0C0193m ALFABETISCH REGISTER De zekeringen in de zekeringenkast op het dashboard zijn bereikbaar nadat het klepje (A) is geopend.
DASHBOARD EN BEDIENING Zekeringenkast naast de accu F0C0498m ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS NOODONDERHOUD LAMPJES EN EMERGENZA BERICHTEN EN ZORG IN GEVALLEN STARTEN EN RIJDEN SICUREZZA VEILIGHEID De zekeringen in de zekeringenkast naast de accu en de enkele zekering in de accuhouder zijn bereikbaar nadat de twee borgingen (A) zijn losgedraaid en het deksel (B) is verwijderd.
DASHBOARD EN BEDIENING Zekeringenkast op de pluspool van de accu ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN F0C0499m STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID De zekeringen in de zekeringenkast op de pluspool van de accu zijn bereikbaar nadat de twee borgingen (A) zijn losgedraaid en het deksel (B) is verwijderd.
DASHBOARD EN BEDIENING Zekeringenkast in de bagageruimte Sedan-uitvoeringen STARTEN EN RIJDEN SICUREZZA VEILIGHEID De zekeringen in de zekeringenkast links in de bagageruimte zijn bereikbaar nadat het klepje (A) is geopend zoals aangegeven in de afbeelding.
ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING houd de lip (C) vast en open het tweede klepje (D): de zekeringen zijn nu bereikbaar.
DASHBOARD EN BEDIENING SICUREZZA VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN VERLICHTING ZEKERING AMPÈRE Waarschuwingsknipperlichten F53 10 Dimlicht rechts F12 15 Dimlicht links F13 15 Grootlicht rechts F14 10 Grootlicht links F15 10 Mistlampen voor F30 15 Remlichten/Derde remlicht F37 10 Derde remlicht (uitvoeringen met adaptieve cruise-control) F68 7,5 Achteruitrijlicht F31 7,5 Plafondverlichting voor/achter/achter F39 10 +30 richtingaanwijzers F53 10 Regeleenheden koplampen rechts/l
10 Achterruitwisser/-sproeier F52 15 Ruitbediening linksachter F33 20 Ruitbediening rechtsachter F34 20 Achterruitverwarming F40 30 Ruitenwissers/-sproeiers F43 30 Aansteker F44 20 Stekkerdoos bagageruimte F44 20 Ruitensproeierverwarming F41 7,5 Bediening cruise-control/adaptieve cruise-control F35 7,5 F02 (MAXI-FUSE) 70 Regeleenheid elektrische stuurbekrachtiging Regeleenheid airbag Zekeringenkast in motorruimte Zekeringenkast dashboard F50 7,5 F70 (MEGA-FUSE) 150 F71 (MI
DASHBOARD EN BEDIENING SICUREZZA VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN NOODONDERHOUD LAMPJES EN EMERGENZA BERICHTEN EN ZORG IN GEVALLEN TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 320 VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE Bewegingssensoren/Sirene diefstalalarm F39 10 ESP-sensor F42 7,5 Stuurhoeksensor F42 7,5 Diagnosestekker EOBD F39 10 Voorbereiding telefoonhoorn F39 10 Voeding regeleenheid bestuurdersportier (ruitbediening) F47 20 Voeding regeleenheid passagiersportier (ruitbediening) F48 20 Verlichti
Primaire componenten elektronische inspuiting (uitvoeringen 1.416V, 1.816V en 2.
DASHBOARD EN BEDIENING SICUREZZA VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN NOODONDERHOUD LAMPJES EN EMERGENZA BERICHTEN EN ZORG IN GEVALLEN TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 322 ACCU OPLADEN BELANGRIJK De beschrijving voor het opladen van de accu dient slechts ter informatie. Wendt u bij voorkeur tot een Fiat-dealer om deze werkzaamheden uit te laten voeren. We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterkte (ampère) gedurende ca. 24 uur op te laden.
DASHBOARD EN BEDIENING OPKRIKKEN VAN DE AUTO Als de auto opgekrikt moet worden, moet u zich tot de Fiat-dealer wenden. Deze beschikt over een garagekrik of hefbrug. F0C0247m LAMPJES EN BERICHTEN SLEPEN VAN DE AUTO Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt zich in de gereedschaphouder onder de bekleding in de bagageruimte. Ga als volgt te werk: verwijder het sleepoog (B) uit de houder; ❒ draai het sleepoog geheel op de schroefdraadpen voor of achter.
DASHBOARD EN BEDIENING Controleer bij auto’s met een Selespeed versnellingsbak of de versnellingsbak in de vrijstand (N) staat (controleer of de auto rolt als er tegen wordt geduwd) en sleep de auto zoals een auto met een handgeschakelde versnellingsbak, zoals hiervoor is beschreven.
DASHBOARD EN BEDIENING BRANDBLUSSER (indien aanwezig) Deze bevindt zich rechts in de bagageruimte; de plaats is verschillend bij de 3- en 5 -deurs uitvoeringen. NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK Wij raden u aan om naast de brandblusser ook een verbandtrommel en een deken aan boord te hebben.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 326 ONDERHOUD EN ZORG GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ......................... 327 GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA ..... 328 JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA ...................................... 330 AANVULLENDE WERKZAAMHEDEN ........................ 330 NIVEAUS CONTROLEREN ............................................. 333 LUCHTFILTER/POLLENFILTER .................
BELANGRIJK De servicebeurten van het Geprogrammeerd Onderhoud zijn door de fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoeren van deze servicebeurten kan het vervallen van de garantie tot gevolg hebben. Als de auto vaak wordt gebruikt voor het trekken van aanhangers, moeten er kortere intervallen worden aangehouden voor de werkzaamheden van het geprogrammeerd onderhoud.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 328 GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA x 1000 km Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes enz.
● ● ● ● ● ● ● ● ● STARTEN EN RIJDEN ● ● ● ● ● DASHBOARD EN BEDIENING ● 180 VEILIGHEID 150 ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● (*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsverkeer, langdurig stationair draaien) om de 3 jaar worden vervangen of in ieder geval om de 5 jaar.
DASHBOARD EN BEDIENING Voor auto’s waarmee jaarlijks minder dan 30.000 km wordt gereden (bijvoorbeeld ongeveer 15.000 km) is er een Jaarlijks Inspectieschema dat het volgende omvat: banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen (inclusief het noodreservewiel); werking verlichting (koplamp- en achterlichtunits, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes enz.
❒ trekken van aanhangers of caravans; ❒ rijden op stoffige wegen; ❒ veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij buitentemperaturen onder nul; ❒ veel langdurig stationair draaiende motor of lange ritten bij lage snelheden (bijv. bij gebruik als taxi of bij huis-aan-huis bezorging) of als de auto lang stilstaat; moet de motorolie vaker worden vervangen dan in het “Onderhoudsschema” staat aangegeven.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID BELANGRIJK - Pollenfilter BELANGRIJK - Accu Als de auto veel over stoffige wegen rijdt of bij geconcentreerde luchtvervuiling, moet het pollenfilter vaker worden vervangen; dit is vooral raadzaam als een beperking in de capaciteit van de ventilatie wordt geconstateerd. Wij raden u aan de acculading voor het begin van de winter te controleren, om de mogelijkheid van bevriezing van het elektrolyt te voorkomen.
DASHBOARD EN BEDIENING NIVEAUS CONTROLEREN LAMPJES EN BERICHTEN F0C0500m 1 Motorolie - 2 Accu 3 Remvloeistof - 4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof - 5 Koelvloeistof uitvoering 1.616V F0C0518m ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN BELANGRIJK Rook nooit tijdens werkzaamheden in de motorruimte: er kunnen licht ontvlambare gassen aanwezig zijn; brand- uitvoering 1.416V gevaar.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN uitvoering 1.816V F0C0502m TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN 1 Motorolie - 2 Accu 3 Remvloeistof - 4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof - 5 Koelvloeistof ALFABETISCH REGISTER 1 Motorolie - 2 Accu 3 Remvloeistof - 4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof - 5 Koelvloeistof - 6 Olie Selespeed versnellingsbak (indien aanwezig) F0C0503m uitvoering 2.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN F0C0504m 1 Motorolie - 2 Accu 3 Remvloeistof - 4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof 5 Koelvloeistof uitvoering 1.9 Multijet 16V F0C0505m ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN uitvoeringen 1.
DASHBOARD EN BEDIENING MOTOROLIE Motoroliepeil controleren uitvoering 1.416V F0C0103m Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken staat, moet via de olievulopening (B) motorolie tot aan het MAX-merkteken worden bijgevuld. ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN Het olieniveau mag nooit het MAX-merkteken overschrijden. uitvoering 1.
DASHBOARD EN BEDIENING Motorolieverbruik Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van ongeveer 400 gram per 1000 km. BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl en de gebruiksomstandigheden van de auto. uitvoering 2.420V F0C0231m uitvoeringen 1.9 Multijet 8V F0C0115m uitvoeringen 1.9 Multijet 16V F0C0470m ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS Wees bij het uitvoeren van werkzaamheden in de motorruimte extra voorzichtig als de motor nog warm is: gevaar voor verbranding.
DASHBOARD EN BEDIENING OLIE ACTUATOR SELESPEED VERSNELLINGSBAK (indien aanwezig) Ga als volgt te werk: ❒ draai de contactsleutel in stand MAR; ❒ maak de ontluchtingsslang los, verwijder de plug (A) en controleer of het oliepeil nabij het MAX-merkteken op het reservoir staat; ❒ als het niveau onder het MAX-merkteken staat, vul dan olie bij tot het juiste niveau is bereikt; ❒ draai de plug weer vast, monteer de ontluchtingsslang op de aansluiting op de plug en draai de contactsleutel in stand STOP.
DASHBOARD EN BEDIENING KOELVLOEISTOF VAN HET MOTORKOELSYSTEEM uitvoeringen 1.6 16V F0C0520m uitvoeringen 1.4 16V - 1.8 16V - 2.4 F0C0108m 20V TECHNISCHE GEGEVENS Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de dop zonodig alleen door een exemplaar van hetzelfde type, anders kan de werking van het systeem in gevaar worden gebracht. ALFABETISCH REGISTER ATTENTIE Draai bij een warme motor de dop van het expansiereservoir nooit los: gevaar voor verbranding.
DASHBOARD EN BEDIENING RUITEN-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF VEILIGHEID Verwijder dop (A) en vul het reservoir met een mengsel van water en TUTELA PROFESSIONAL SC 35 in de volgende mengverhouding: ❒ 30% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 70% water in de zomer; ❒ 50% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 50% water in de winter. STARTEN EN RIJDEN Bij temperaturen onder -20°C TUTELA PROFESSIONAL SC 35 onverdund gebruiken. F0C0106m Controleer visueel het niveau van de vloeistof in het reservoir.
DASHBOARD EN BEDIENING REMVLOEISTOF Draai de dop (A) los en controleer of de vloeistof in het reservoir nog op het maximale niveau staat. Voor het bijvullen mag uitsluitend remvloeistof worden gebruikt die voldoet aan de DOT 4-specificaties. Het verdient aanbeveling TUTELA TOP 4 remvloeistof te gebruiken; dezelfde remvloeistof, waarmee het remsysteem door de fabriek is gevuld. F0C0098m ATTENTIE beschadigd. De remvloeistof is giftig en zeer corrosief.
DASHBOARD EN BEDIENING LUCHTFILTER/POLLENFILTER Laat het luchtfilter of het pollenfilter vervangen door de Fiat-dealer. ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID DIESELFILTER 342 CONDENS AFTAPPEN (JTD- en Multijet-uitvoeringen) F0C0134m BELANGRIJK Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor kan onregelmatig gaan draaien.
DASHBOARD EN BEDIENING ACCULADING CONTROLEREN De acculading kan gecontroleerd worden door de kleur van de optische meter (A), die zichtbaar is via de inspectieopening, te controleren. Accu niet voldoende opgeladen Accu opladen (het is raadzaam dit door de Fiat-dealer te laten uitvoeren) Donkere kleur met groen middenstuk Niveau elektrolyt en acculading voldoende Geen enkele handeling ATTENTIE De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en de ogen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd. TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 344 Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zich strikt te houden aan de aanwijzingen van de fabrikant van de accu. Als de accu vervangen wordt door een accu met andere specificaties, vervallen de onderhoudsintervallen die in het “Onderhoudsschema” staan aangegeven.
voorkom zoveel mogelijk het gebruik van stroomverbruikers als de motor uitstaat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten enz.); ❒ maak voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie van de auto worden uitgevoerd, eerst de klem van de minpool van de accu los; ❒ de klemmen moeten altijd goed zijn bevestigd. BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd minder dan 50% geladen is (optische meter donker zonder groen middenstuk), raakt door sulfatering beschadigd.
DASHBOARD EN BEDIENING WIELEN EN BANDEN Tijdens het rijden neemt de bandenspanning toe; zie voor de juiste waarde van de bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische gegevens”. Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt een onregelmatige slijtage van de banden: (A): normale spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak. (B): te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het loopvlak. (C): te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loopvlak.
ATTENTIE Bedenk dat ook de wegligging afhankelijk is van een juiste bandenspanning. ATTENTIE Door een te lage bandenspanning wordt de band te heet, waardoor onherstelbare inwendige schade aan de band kan ontstaan. ATTENTIE Verwissel de banden niet kruiselings, waarbij de banden van de rechterzijde aan de linkerzijde en omgekeerd worden gemonteerd. ATTENTIE Voer bij lichtmetalen velgen geen spuitwerkzaamheden uit die een temperatuur vereisen boven 150°C.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Houd voor de rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften van het “Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk aan. Ozon, hoge temperaturen en het gedurende langere tijd ontbreken van vloeistof in een systeem zorgen ervoor dat de slangen uitdrogen en scheuren, waardoor het betreffende systeem kan gaan lekken. Daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk.
DASHBOARD EN BEDIENING Wisserbladen voor vervangen ❒ druk op de lip (B) van de veerklem en verwijder het wisserblad van de arm (A); ❒ monteer het nieuwe blad, waarbij de lip in de zitting op de wisserarm moet vallen. Controleer of het wisserblad geborgd is.
DASHBOARD EN BEDIENING RUITENSPROEIERS Voorruit (ruitensproeiers) Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden niet verstopt zijn. Deze kunnen zonodig met een speld worden doorgeprikt. F0C0163m Achterruit (achterruitsproeier) De sproeier is ingebouwd boven de achterruit. F0C0161m TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN De stralen van de achterruitsproeier kunnen op dezelfde manier worden afgesteld als die van de ruitensproeiers voor.
❒ luchtverontreiniging; ❒ zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid (gebieden aan zee, warm en vochtig klimaat); het aanbrengen van een gespoten beschermende waslaag op de onderzijde, in de wielkuipen, in de motorruimte en verschillende holle ruimtes, met een hoog beschermend vermogen; ❒ omgevings-/seizoensinvloeden. Ook de invloed van schurende elementen, zoals stoffige omgeving, opwaaiend zand, modder en steenslag op de lak en de onderzijde moet niet worden onderschat.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN De juiste wasmethode: ❒ verwijder de antenne van het dak als u de auto in een wastunnel wast, om te voorkomen dat deze beschadigt; De lak heeft behalve een esthetische functie ook een beschermende functie. ❒ spoel de auto eerst met een waterstraal onder lage druk af; Daarom moeten beschadigingen van de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk worden bijgewerkt om roestvorming te voorkomen.
Het verdient aanbeveling de motorruimte na het winterseizoen zorgvuldig te laten uitspuiten. Hierbij mag de waterstraal niet direct op de elektronische regeleenheden worden gericht. Laat deze werkzaamheden verzorgen door een gespecialiseerd bedrijf. BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de motorruimte moet de contactsleutel in stand STOP staan en de motor koud zijn. Controleer na het reinigen of de verschillende beschermingen (rubber kappen, deksels enz.) nog op hun plaats zitten en niet beschadigd zijn.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN MET LEER BEKLEDE STOELEN Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking geen water is blijven staan (dooiwater van sneeuwresten aan schoenen, lekkende paraplu’s enz.), waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt zou kunnen worden. STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING Verwijder stof met een zachte borstel of een stofzuiger. Voor een nog betere reiniging van de stoffen bekleding raden wij u aan de borstel vochtig te maken.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of benzine om het glas van het instrumentenpaneel of andere kunststof onderdelen schoon te maken. Voordat u speciale producten gebruikt voor het reinigen van de interieurdelen, moet u eerst de aanwijzingen op het etiket van het product lezen en controleren of het geen alcohol en/of substanties op basis van alcohol bevat.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 356 TECHNISCHE GEGEVENS IDENTIFICATIEGEGEVENS .............................................. MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN MOTOR ................................................................................. BRANDSTOFSYSTEEM ...................................................... TRANSMISSIE ..............................................................
DASHBOARD EN BEDIENING IDENTIFICATIEGEGEVENS F0C0195m STARTEN EN RIJDEN 1 - Typeplaatje met identificatiegegevens 2 - Chassisnummer 3 - Plaatje met informatie over de carrosserielak 4 - Motorcode. VEILIGHEID Wij raden u aan om nota te nemen van de identificatiegegevens.
DASHBOARD EN BEDIENING CHASSISNUMMER Het chassisnummer is ingeslagen in de bodemplaat naast de rechter voorstoel. ❒ type van de auto (ZFA 192000); ❒ oplopend productienummer. STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Het is bereikbaar nadat het klepje in de vloerbedekking is opgetild en bevat de volgende gegevens: LAMPJES EN BERICHTEN PLAATJE MET INFORMATIE OVER DE CARROSSERIELAK Het plaatje is op de binnenzijde van de motorkap aangebracht en bevat de volgende informatie: B - Kleurbenaming. C - Kleurcode.
1.416V (**) 192B2000 192AXN1B 30 192AXN1B 30B (*) 192BXN1B 31 192BXN1B 31B (*) 192CXN1B 32 (❍) 1.616V 192B3000 192AXR1A 36 192BXR1A 37 192CXR1A 38 (❍) 1.816V 192A4000 192AXC1A 04 192BXC1A 05 192CXC1A 13 (❍) 2.420V 192A2000 192AXD1A 16C (■) 192AXD12 06C (❒) 192BXD1A 17C (■) 192BXD12 07C (❒) 1.9 Multijet 8V 192A8000 192AXE1A 08C 192BXE1A 09C 192CXE1A 14C (❍) 1.9 Multijet 8V (**) 192B4000 – – 1.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID MOTOR STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN 1.416V (*) 1.616V 1.816V 2.
Diesel Diesel Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn 4 in lijn 4 in lijn 82,0 x 90,4 82,0 x 90,4 82,0 x 90,4 1910 1910 1910 18 17,5 18 kW pk min-1 88 120 4000 110 150 4000 85 115 4000 Nm kgm min-1 255 26 2000 305 31 2000 255 26 2000 Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN590) Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN590) Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN590) Boring en slag Cilinderinhoud mm cm 3 Compressieverhouding Max.
DASHBOARD EN BEDIENING 1.416V -1.616V 1.816V - 2.420V 1.9 Multijet 8V 1.9 Multijet 16V Elektronische sequentiële, gefaseerde Multipoint inspuiting. Returnless-systeem Brandstofsysteem Elektronisch geregelde directe inspuiting Multijet “Common Rail” met turbocompressor en intercooler ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID BRANDSTOFSYSTEEM 362 TRANSMISSIE 1.416V 2.420V 1.616V - 1.816V 1.9 Multijet 8V 1.
DASHBOARD EN BEDIENING REMMEN 1.416V - 1.616V - 1.816V - 2.420V 1.9 Multijet 8V - 1.9 Multijet 16V Geventileerde schijfremmen Handrem Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen Schijfremmen LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging iets later wordt bereikt. STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Voetrem: – voor – achter WIELOPHANGING NOODGEVALLEN 1.416V - 1.616V - 1.816V - 2.420V - 1.
DASHBOARD EN BEDIENING WIELEN VELGEN EN BANDEN ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID Geperst stalen of lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden. Op de typegoedkeuring zijn bovendien alle goedgekeurde banden aangegeven. 364 BELANGRIJK Als de gegevens in het instructieboekje afwijken van die van de typegoedkeuring, dient u zich altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring te houden.
6 1/2 = breedte van de velg in inch (1). J = velgbedprofiel (deel aan de zijkanten waarop de band steunt) (2). 15 = montagediameter in inch (komt overeen met die van de band die gemonteerd moet worden) (3 = Ø). H2 = vorm en aantal “humps” (vorm van de velgrand die de wang van de tubeless band op zijn plaats houdt). Maximale snelheid bij winterbanden QM + S = tot 160 km/h. TM + S = tot 190 km/h. HM + S = tot 210 km/h.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 366 UITVOERINGEN VELGEN Standaard 1.416V 1.616V 1.816V 1.9 Multijet 16V 2.420V 1.
1.816V 1.9 Multijet16V 2.420V 2,1 2,1 205/55 R16 91V 2,1 2,1 2,3 2,3 215/45 R17 87W 2,3 2,3 2,7 2,5 195/65 R15 91H 1,9 1,9 2,1 2,1 205/55 R16 91V 2,1 2,1 2,3 2,3 215/45 R17 87W 2,3 2,3 2,7 2,5 195/65 R15 91V 1,9 1,9 2,1 2,1 205/55 R16 91V 2,1 2,1 2,3 2,3 215/45 R17 87W 2,3 2,3 2,7 2,5 205/55 R16 91W 2,1 2,1 2,3 2,3 215/45 R17 87W 2,3 2,3 2,7 2,5 4,2 4,2 4,2 4,2 Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 368 Multiwagon-uitvoeringen Bandenmaat 1.416V 1.616V 1.9 Multijet 8V 1.816V 1.
DASHBOARD EN BEDIENING AFMETINGEN VEILIGHEID De afmetingen zijn aangegeven in mm en hebben betrekking op een auto die is uitgerust met standaard banden. De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. STARTEN EN RIJDEN Inhoud bagageruimte Inhoud bij onbeladen auto (VDA-norm) ...................................305 dm3 B C D E F G H 1.416V - 1.616V 1.816V 1.9 Multijet 4182 887 2600 695 1475 1514 (*) 1784 1508 (*) 2.
DASHBOARD EN BEDIENING De afmetingen zijn aangegeven in mm en hebben betrekking op een auto die is uitgerust met standaard banden. VEILIGHEID De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. Inhoud bagageruimte LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN Inhoud bij onbeladen auto (VDA-norm) Inhoud bij neergeklapte rugleuning van de achterbank .......
DASHBOARD EN BEDIENING De afmetingen zijn aangegeven in mm en hebben betrekking op een auto die is uitgerust met standaard banden. VEILIGHEID De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. Inhoud bagageruimte 1.416V - 1.616V - 1.816V 1.9 Multijet B C D E F G H 4516 893 2600 1023 1570 1514 (*) 1756/1773 (**) 1508 (*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Max. snelheid na de inrijperiode van de auto, in km/h. SEDAN-UITVOERINGEN 1.416V 3-deurs 5-deurs 180 178 1.616V 3-deurs 5-deurs 185 183 1.816V 3-deurs 5-deurs 202 2.420V 1.9 Multijet 8V 1.9 Multijet 8V (*) 1.9 Multijet 16V 3-deurs 5-deurs 3-deurs 5-deurs 3-deurs 5-deurs 3-deurs 5-deurs 200 215 213 194 193 192 190 209 207 (*) Bepaalde markten.
1150 1195 (❍) 1205 1250 (❍) 1240 1295 510 510 510 510 510 510 900 830 1600 1645 (❍) 900 860 1655 1700 (❍) 950 830 1660 1705 (❍) 950 860 1715 1760 (❍) 990 830 1750 990 860 1805 Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder: Max. toelaatbaar gewicht (**) – vooras: – achteras: – totaal: Trekgewichten – geremd: – ongeremd: 1000/500 (❒) 1000/500 (❒) 500 500 1100/500 (❒) 1100/500 (❒) 500 500 1200/500 (❒) 1200/500 (❒) 500 500 Max. dakbelasting (***): 80 80 80 80 80 80 Max.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 374 Gewichten (kg) (sedan-uitvoeringen) 3-deurs 2.420V 5-deurs 1.9 Multijet 8V 3-deurs 5-deurs 1.9 Multijet 16V 5-deurs 3-deurs Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): 1265 1320 1265 1320 1285 1340 Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder: 510 510 510 510 510 510 Max.
1430 Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder: 510 510 510 510 510 Max. toelaatbaar gewicht (**) – vooras: – achteras: – totaal: 950 960 1745 950 960 1805 (❍) 990 960 1895 1020 960 1920 1030 960 1940 1000/500 (❒) 500 1100/500 (❒) 500 1200/500 (❒) 500 1300/500 (❒) 500 1300/500 (❒) 500 Max. dakbelasting (***): 80 80 80 80 80 Max. gewicht op de trekhaak (geremde aanhanger): 60 60 60 60 60 (*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak enz.
DASHBOARD EN BEDIENING 1.616V liter kg 1.816V liter kg 2.420V liter kg Voorgeschreven brandstof Aanbevolen producten 58 9 – – 58 9 – – 58 9 – – 58 9 – – Motorkoelsysteem – met airconditioning: – 5,25 – 6,55 – 7,3 – 8,3 Motorcarter: Carter en oliefilter: 2,5 2,8 2,2 2,5 4,3 4,5 3,9 4,0 3,7 4,2 3,3 3,7 4,5 4,7 3,9 4,0 SELENIA K (uitvoeringen 1.4 16V, 1.6 16V en 1.8 16V) SELENIA RACING (uitvoeringen 2.
58 9 – – 58 9 – – Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN590) Motorkoelsysteem – met airconditioning: – 7,3 – 7,3 Mengsel van gedemineraliseerd water en 50% PARAFLU UP Motorcarter: Carter en oliefilter: 4,4 4,7 3,8 4,0 4,4 4,7 3,8 4,0 SELENIA WR Versnellingsbak en differentieel: 1,65 1,5 1,87 1,7 TUTELA CAR TECHNYX – 0,525 – 0,525 Hydraulisch remcircuit met ABS: Vloeistofreservoir ruitensproeiers/achterruitsproeier/ koplampsproeiers: (*) TUTELA TOP 4 Mengsel van water TUTELA
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID SPECIFICATIES EN AANBEVOLEN PRODUCTEN Gebruik NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 378 Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto Aanbevolen smeermiddelen en vloeistoffen Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis die ruimschoots voldoet aan de specificaties FIAT 9.55535-M2. SELENIA K (❏) Synthetisch smeermiddel SAE 10W-60.
TUTELA CAR CS SPEED Elektohydraulische actuator voor bediening Selespeed versnellingsbak Vet op basis van lithiumzepen. Indringingsgetal NLGI 0 TUTELA MRM ZERO Homokinetische koppelingen aan zijde differentieel (behalve uitv.1.816V) Synthetisch vet op basis van polyureum voor hoge temperaturen. Indringingsgetal NLGI 2 TUTELA STAR 325 Homokinetische koppelingen aan zijde differentieel bij hoge temperaturen (alleen uitv. 1.616V) Vet op basis van lithiumzepen, bevat organisch molydeenbisulfide.
DASHBOARD EN BEDIENING Het brandstofverbruik dat in de tabellen op de volgende pagina is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in EU-normen is vastgelegd. een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer; ❒ een rit buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd in alle versnellingen en waarmee een normaal gebruik van de auto buiten de stad wordt gesimuleerd.
5-deurs 3-deurs 5-deurs Stadsverkeer 8,2/8,5 (*) 8,5 8,8 9,1 11,3 11,5 Buitenweg 5,5/5,6 (*) 5,7 5,5 5,8 6,1 6,2 Gecombineerd 6,5/6,6 (*) 6,7 6,7 7,0 8,0 8,1 (*) Uitvoeringen “DYNAMIC” 1.9 Multijet 8V 3-deurs 5-deurs 1.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 382 CO2 EMISSIE De CO2-emissie, vermeld in de volgende tabellen, is gemeten op een gecombineerd traject. CO2 volgens EU-normen 1999/100 (g/km) Sedan-uitvoeringen 1.416V 1.616V 1.816V 3-deurs 5-deurs 3-deurs 5-deurs 3-deurs 5-deurs 153/158 (*) 160 159 165 190 194 (*) uitvoeringen DYNAMIC 2.420V 1.9 Multijet 8V 1.
Asbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134 Bedieningsknoppen . . . . . . . . . . . 29 - accu opladen . . . . . . . . . . . . . . 322 ASR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168 Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . 129 - acculading controleren . . . . . . 343 - in-/uitschakelen. . . . . . . . . . . . 168 Bekerhouders . . . . . . . . . . . . . . 136 - starten met een hulpaccu. . . . 281 Auto langere tijd stallen. . . . . . . 244 Bescherming van het milieu. . . .
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Digitaal klokje . . . . . . . . . . . . . . . 62 Frontairbags . . . . . . . . . . . . . . . . 211 Carrosserie Dimlicht - “Smart bag”-systeem . . . . . . . 211 - carrosseriecodes . . . . . . . . . . 359 - bediening. . . . . . . . . . . . . . . . . 109 - frontairbag bestuurderszijde . 212 - onderhoud. . . . . . . . . . . . 351-352 - gloeilamp vervangen . . . . . . . . 299 - frontairbag passagierszijde . . . 212 Centrale portiervergrendeling .
Instelbaar multifunctioneel display61 Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . 6 - lichtsterkteregeling . . . . . . . 60-76 Intelligente wis-/wasregeling . . . 114 - koplampen afstellen . . . . . . . . 163 - koplampverstelling . . . . . . . . . 163 - mistlampen voor afstellen . . . 164 Koplampsproeiers - bediening. . . . . . . . . . . . . . . . . 117 - vloeistofniveau . . . . . . . . . . . . 340 Interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID OCS (Occupant Classification - bediening. . . . . . . . . . . . . . . . . 128 - start-/contactslot . . . . . . . . . . . 25 System). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214 - gloeilampen vervangen . . . . . . 308 - starten met een hulpaccu. . . . 281 Onderhoud en zorg. . . . . . . . . . 326 Plafondverlichting voor - uitvoeringen met Easy Go . . . 184 - aanvullende werkzaamheden . 330 - bediening. . . . . . . . . . . . . . . . . 127 Motorkap . . . . . . . . . .
Tanken met de Fiat Stilo . . . . . . 188 Ruiten reinigen. . . . . . . . . . . . . . 112 Snelheidsregelaar (Cruise-control). . . . . . . . . . . . . 118 Tankklepje . . . . . . . . . . . . . 190-191 - wisserbladen . . . . . . . . . . . . . . 348 Starten en rijden . . . . . . . . . . . . 220 Stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77 SBR-systeem . . . . . . . . . . . . . . . 195 Selespeed - olie (niveau controleren) . . . . 338 - versnellingsbak . . . . . . . . . . . .
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Verbruik Zekeringen (vervangen) . . . . . . 312 - brandstof . . . . . . . . . . . . . 380-381 Zij-airbags. . . . . . . . . . . . . . . . . . 215 - motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . 336 - Headbag . . . . . . . . . . . . . . . . . 215 Verlichting dashboardkastje. . . . 310 - Sidebag . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215 Verlichting zonneklepspiegel . . . 309 Zonnekleppen . . . . . . . . . . . . . .
® ® Vraag uw dealer naar
Olie verversen? De experts adviseren Selenia. De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia, een motorolielijn die voldoet aan de meest geavanceerde internationale specificaties. Tijdens specifieke tests blijkt dat door de hoge technische specificaties Selenia het smeermiddel is om de prestaties van uw motor optimaal en betrouwbaar te houden.
NOTITIES
UITVOERINGEN STANDAARDBANDEN Bij gemiddelde belading Volbeladen Voor Achter Voor Achter Bandenmaat 1.416V 1.9 Multijet 8V 1.616V 1.816V 1.9 Multijet 16V 2.
NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in dit boekje beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Voor de laatste informatie hieromtrent kunt u zich tot de Fiat-dealer wenden. Gedrukt op houtvrij milieuvriendelijk papier.