Operation Manual

108
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BELANGRIJKE TIPS
Zie voor de brandstof van de hulpverwarming de
gegevens in de paragraaf “Tanken met de auto” in
dit hoofdstuk.
Schakel de verwarming tijdens het tanken en in de
nabijheid van tankstations altijd uit om het gevaar
van brand en/of ontploffingen te voorkomen.
Parkeer niet boven brandbaar materiaal zoals
papier, gras of droge bladeren: brandgevaar!
Bij uitvoeringen met handbediende klimaatregeling
(zie de paragraaf “Handbediende klimaatregeling” in
dit hoofdstuk) moet, bij het gebruik van de
standverwarming, de draaiknop op maximale
verwarming worden ingesteld en de luchtverdeling
in stand - worden gezet.
Voordat u de standverwarming inschakelt, moet de
volumetrische beveiliging van het diefstalalarm altijd
worden uitgeschakeld (zie de paragraaf
“Diefstalalarm” in dit hoofdstuk).
De temperatuur in de nabijheid van de verwarming
mag niet boven 120°C komen (bijv.: bij het drogen
van lakreparaties in een moffeloven). Hogere
temperaturen kunnen het systeem beschadigen.
Als de verwarming werkt bij een uitgezette motor
ontlaadt de accu; daarom moet het laadsysteem bij
draaiende motor goed werken om de lading van de
accu weer te herstellen.
Houdt u bij de controle van het niveau van de
koelvloeistof strikt aan hetgeen beschreven staat in
de paragraaf “Niveaus controleren” in het
hoofdstuk “Onderhoud en zorg”. Het water in het
motorkoelsysteem moet minimaal 20% antivries
(PARAFLU UP) bevatten.
De verwarming kan bij een normale werking rook
en geur opleveren in de nabijheid van de uitlaat van
het verwarmingssysteem: dit moet niet als een
storing worden beschouwd.
Omdat de verwarming brandstof verbruikt, mag,
om vergiftiging of verstikking te voorkomen, deze
nooit zijn ingeschakeld, zelfs niet voor korte
periodes, in een afgesloten omgeving zoals een
garage of werkplaats die niet is voorzien van een
afzuiginstallatie.