Operation Manual

117
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
F0C0047m
F0C0270m
ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER
De werking is alleen mogelijk als de contactsleutel in stand MAR staat.
Als u de hendel naar het dashboard drukt (vergrendelde stand), wordt de
ruitensproeier ingeschakeld en gaat de ruitenwisser continu werken.
De werking stopt als de hendel wordt losgelaten.
Als u de draaiknop (A) van stand O in stand
'
zet, dan werkt de
achterruitwisser in de intervalstand.
Gebruik de achterruitwisser niet om opgehoopte sneeuw of ijs van de achterruit te verwijderen. In
die omstandigheden grijpt, als de achterruitwisser te zwaar wordt belast, de beveiliging in, die
ervoor zorgt dat de achterruitwisser enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als hierna de werking
niet wordt hervat, wendt u dan tot de Fiat-dealer.
KOPLAMPSPROEIERS
De “verzonken” koplampsproeiers zijn in de voorbumper van de auto
gemonteerd en treden in werking als u, bij ingeschakeld dimlicht en/of
grootlicht, de ruitensproeiers inschakelt.
BELANGRIJK Controleer regelmatig of de koplampsproeiers schoon en
in goede staat zijn.