Operation Manual

122
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
SYSTEEM INSCHAKELEN
Zet de draaiknop (A) in een andere stand dan OFF.
Als het systeem wordt ingeschakeld, verschijnen op het instelbare
multifunctionele display de icoon
ú
en het betreffende bericht (zie
figuur).
De icoon
ú
blijft weergegeven totdat het systeem wordt uitgeschakeld.
SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
zet de draaiknop (A) in een andere stand dan OFF en trap het
gaspedaal in totdat de auto met de gewenste snelheid rijdt;
zet de draaiknop (B) op (+) en laat de knop los: de snelheid van de
auto wordt opgeslagen en weergegeven op het “Instelbare
multifunctionele display” (zie figuur);
laat het gaspedaal los.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de snelheid simpel verhoogd
worden door het intrappen van het gaspedaal: als u daarna het gaspedaal
loslaat, zal de auto geleidelijk weer terugkeren naar de opgeslagen
snelheid.
De auto blijft vervolgens constant met de ingestelde snelheid rijden,
totdat zich een van de volgende omstandigheden voordoet:
het intrappen van het rempedaal;
aanwezigheid van een auto op dezelfde rijbaan die langzamer rijdt.
F0C0240m
F0C3242i