Operation Manual

205
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
Hieronder zijn de richtlijnen voor een veilig vervoer
van kinderen aangegeven. U dient zich hieraan te
houden:
Wij raden u aan de kinderzitjes altijd op de
zitplaatsen achter te monteren, omdat die plaatsen
bij een ongeval de meeste bescherming bieden.
Als de frontairbag aan passagierszijde buiten
werking wordt gesteld, moet altijd gecontroleerd
worden of de airbag daadwerkelijk is uitgeschakeld:
het betreffende lampje
F
op het
instrumentenpaneel moet continu branden.
Houdt u bij de montage van het kinderzitje strikt
aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze
instructies bij te leveren. Bewaar de instructies
samen met het instructieboekje in de auto.
Monteer geen gebruikte kinderzitjes waarvan de
gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Controleer of de gordels goed zijn vastgemaakt
door aan de gordelband te trekken.
Ieder veiligheidssysteem is bedoeld voor slechts
een kind: vervoer nooit twee kinderen in een
systeem.
Controleer altijd of de gordel niet langs de nek van
het kind loopt.
Zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen
afwijkende houding aanneemt of de gordels
losmaakt.
Vervoer kinderen nooit in uw armen, ook geen
pasgeboren kinderen. Niemand is sterk genoeg om
ze bij een ongeval vast te houden.
Na een ongeval moet het zitje door een nieuw
exemplaar worden vervangen.
Monteer absoluut geen kinderzitje op de voorstoel aan de passagierszijde als deze
is uitgerust met een frontairbag, omdat kinderen nooit op de voorstoel vervoerd
mogen worden.
ATTENTIE