Operation Manual

21
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
DIEFSTALALARM (indien aanwe-
zig)
Het diefstalalarm, een aanvulling op alle reeds
beschreven functies van de afstandsbediening, wordt
bediend door de ontvanger die onder het dashboard
nabij het zekeringenkastje is geplaatst.
WANNEER GAAT HET ALARM AF
Het diefstalalarm wordt in de volgende gevallen geac-
tiveerd:
als een van de portieren, de motorkap of de ach-
terklep ongeoorloofd wordt geopend (omtrekbe-
veiliging);
bij een startpoging (contactsleutel in stand MAR);
als de kabels van de accu worden onderbroken;
als er bewegende voorwerpen in het interieur aan-
wezig zijn (volumetrische beveiliging);
bij het optillen/kantelen van de auto.
Als het alarm in werking treedt, wordt, afhankelijk van
het land, de sirene geactiveerd en gaan de richtingaan-
wijzers knipperen (ongeveer 26 seconden). De wijze
waarop het systeem werkt en het aantal cycli kunnen
per land verschillen.
Toch is een maximum aantal cycli voorzien voor de
akoestische en zichtbare signalen. Na een alarmsigna-
lering schakelt het systeem over naar de normale
bewakingsfunctie.
De volumetrische beveiliging en de kantelsensor kun-
nen met de betreffende bedieningsknoppen op de pla-
fondverlichting voor worden uitgeschakeld (zie de
paragrafen “Volumetrische beveiliging” en
“Kantelsensor” op de volgende pagina’s).
BELANGRIJK De startblokkering wordt uitgevoerd
door de Fiat CODE en wordt automatisch ingescha-
keld als de contactsleutel uit het start-/contactslot
wordt genomen.