Operation Manual

222
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Als de motor nog niet aanslaat, voer dan zelf een
noodstart uit (zie “Noodstart” in het hoofdstuk
“Noodgevallen”) en wendt u tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in stand
MAR staan als de motor is uitgezet.
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan;
zet de versnellingspook in de vrijstand;
draai de contactsleutel in stand MAR: op het
instrumentenpaneel gaan de controlelampjes
m
en
Y
branden;
wacht tot de lampjes
Y
en
m
gedoofd zijn. Hoe
warmer de motor, hoe sneller het lampje dooft;
trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het
gaspedaal in te trappen;
draai de contactsleutel in stand AVV onmiddellijk
nadat het lampje
m
gedoofd is. Als u te lang
wacht, zijn de voorgloeibougies weer afgekoeld.
Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
BELANGRIJK Bij een koude motor mag het gaspedaal
niet worden ingetrapt als u de contactsleutel in stand
AVV draait.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u
de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u
opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje
Y
blijft branden, raden wij u aan de sleutel in stand
STOP te draaien en vervolgens weer in stand MAR; als
het lampje nog steeds blijft branden, probeer het dan
met de andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot de
Fiat-dealer.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in stand
MAR staan als de motor is uitgezet.
Als het lampje
m
gedurende 60 seconden gaat knipperen na het starten of tijdens een langdurige
startpoging, dan duidt dat op een storing in het voorgloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u de
auto op de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.