Operation Manual

225
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
F0C0302m
F0C0060m
Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel in stand MAR staat,
gaat op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje
x
branden.
Handrem uitschakelen:
trek de hendel iets omhoog en druk op ontgrendelknop (A);
houd knop (A) ingedrukt en laat de hendel zakken. Het lampje
x
op
het instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachte bewegingen van de auto te voorkomen, moet bij het
bedienen van de handrem het rempedaal worden ingetrapt.
F0C0059m
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel
intrappen en vervolgens de versnellingspook in de gewenste stand
plaatsen (het schakelschema staat op de knop van de pook).
Voor het inschakelen van de 6e versnelling (uitvoering 1.4
16V) moet de
pook naar rechts worden gedrukt om te voorkomen dat per ongeluk de
4e versnelling wordt ingeschakeld. Dit geldt ook voor het schakelen van
de 6e naar de 5e versnelling.
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto worden
ingeschakeld. Wacht bij een draaiende motor en een geheel ingetrapt
koppelingspedaal minstens 2 seconden, voordat u de achteruit inschakelt.
Hiermee wordt voorkomen dat de tandwielen beschadigen.
Om de achteruit (R) vanuit de vrijstand in te schakelen, moet schuifring
(A) of (B) onder de knop omhoog worden getrokken en de pook naar
rechts en vervolgens naar achteren worden verplaatst (alleen
uitvoeringen 1.4
16V en 1.616V).