Operation Manual

228
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
F0C0111m
F0C0010m
Het systeem kan in de vrijstand (N) worden gezet bij een snelheid lager
dan 40 km/h. De achteruit (R) kan alleen bij een stilstaande auto worden
ingeschakeld.
De handmatige bediening wordt ingeschakeld als bij ingeschakelde
AUTO-functie knop AUTO (A) op de tunnelconsole wordt ingedrukt en
daarmee de hiervoor gekozen functie wordt uitgeschakeld.
Bij terugschakelen wordt automatisch het toerental verhoogd, zodat het
toerental is aangepast aan de nieuwe versnelling.
Bij ingetrapt gaspedaal en naarmate het motortoerental hoger is, vindt
het overschakelen sneller plaats.
Bij handmatige bediening MANUAL zijn er enige
voorzieningen/beveiligingen die het rijden makkelijker maken:
tijdens het afremmen ontkoppelt het systeem en wordt automatisch
teruggeschakeld, zodat de juiste versnelling is ingeschakeld als weer
moet worden opgetrokken; als de auto tot stilstand wordt gebracht,
wordt automatisch de eerste versnelling (1) ingeschakeld;
als geschakeld wordt naar een versnelling terwijl de motor niet met
het geschikte toerental draait (te hoog of te laag), dan wordt de
schakelopdracht niet uitgevoerd;
als de motor het maximaal toegestane toerental bereikt en u gas blijft
geven (zonder dat de ASR of het ESP in werking treedt), dan schakelt
het systeem automatisch op. Als de ASR of het ESP wordt geactiveerd
kan er bij een maximaal toerental niet geschakeld worden;