Operation Manual

22
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
F0C0335m
ALARM INSCHAKELEN
Richt bij gesloten portieren, achterklep en motorkap en met de contact-
sleutel in stand STOP of uitgenomen, de sleutel met afstandsbediening of,
afhankelijk van de uitvoering, het CID in de richting van de auto. Druk
op de knop
Á en laat de knop weer los.
U hoort een akoestisch signaal (“BIEP”) (behalve bij uitvoeringen voor
bepaalde markten) en de portieren worden vergrendeld.
Het inschakelen van het alarm wordt voorafgegaan door een zelfdiagno-
se: als het systeem een storing vindt, dan klinkt nogmaals een akoestisch
signaal en verschijnt op het display een bericht (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
Schakel in dit geval het diefstalalarm uit door de knop Ë in te drukken,
controleer of de portieren, de motorkap en de achterklep goed gesloten
zijn en schakel het alarm opnieuw in met de knop
Á.
Als de portieren, de motorkap en de achterklep niet goed gesloten zijn,
worden ze niet door het diefstalalarm gecontroleerd.
Als bij goed gesloten portieren, motorkap en achterklep het akoestisch
signaal wordt herhaald, dan is er een storing gesignaleerd in de werking
van het systeem. Wendt u in dat geval tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Als de portieren met de metalen baard van de sleutel (A)
centraal worden vergrendeld, schakelt het alarm niet in.
BELANGRIJK De werking van het diefstalalarm verschilt per land.