Operation Manual

281
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
F0C0194m
STARTEN MET EEN HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu, die
ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu.
Ga voor het starten als volgt te werk:
verbind de pluspolen (+ teken nabij de pool) van de beide accu’s met
een startkabel;
sluit een tweede startkabel aan op de minpool (–) van de hulpaccu en
op de massa-aansluiting
E
op de motor of de versnellingsbak van de
auto die gestart moet worden;
start de motor;
neem als de motor draait, de kabels in de omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, blijf dan niet proberen
maar wendt u tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen van de twee accu’s niet direct met
elkaar: eventuele vonken kunnen het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd aan boord van een
andere auto, mogen tussen deze auto en de auto met de lege accu niet
per ongeluk metalen delen met elkaar in verbinding staan.
Gebruik voor een noodstart beslist nooit een accusnellader: de elektronische systemen kunnen
beschadigen; in het bijzonder de regeleenheden van de ontsteking en de inspuiting.
ATTENTIE
Laat deze procedure door gespecialiseerd personeel uitvoeren. Onjuiste
handelingen kunnen leiden tot vonken. De vloeistof in de accu is giftig en corrosief.
Vermijd het contact met de huid en de ogen. Kom ook niet dicht bij een accu met
open vuur of een brandende sigaret en veroorzaak geen vonken.