Operation Manual

47
NL
46
NL
Batterijen plaatsen en vervangen
1. Schuif het lipje onder aan de bloeddrukmonitor uit om het deksel van de batterijhouder
toegankelijk te maken.
2. Druk lichtjes op de hendel van het deksel, til het op en haal het van het apparaat af. Plaats
batterijen in de batterijhouder, of vervang de batterijen die er al in zitten. Zorg ervoor dat de
batterijen goed worden geplaatst. Zet het deksel weer op zijn plaats.
3. Vervang de batterijen als het symbool voor lage batterijspanning op het display wordt
weergegeven.
Als u de batterijen hebt vervangen en het apparaat weer aanzet, verdwijnt het batterijsymbool.
Aangezien de meegeleverde batterijen alleen voor het testen zijn bedoeld, kunnen die eerder
leeg zijn dan in de handel verkrijgbare batterijen. Vervang de batterijen altijd in paren. Verwijder
de batterijen als het apparaat langere tijd niet gebruikt zal worden.
Problemen oplossen
Controleer bij onregelmatigheden de onderstaande punten voordat u contact met uw
leverancier opneemt.
Als het apparaat nu nog niet werkt, dient u contact op te nemen met de winkel waar u het
gekocht hebt. Probeer niet om het apparaat zelf te openen en de onderdelen binnen in het
apparaat te repareren.
Hartaritmie (onregelmatig hartritme) vaststellen
Een onstabiel hartritme kan leiden tot cardiovasculaire ziekten of daar een teken zijn van. Met
behulp van geavanceerde technologie kan deze bloeddrukmonitor de gebruiker waarschuwen
dat hij of zij een onregelmatig hartritme heeft, wat aan een betere bewaking van de gezondheid
bijdraagt. Als het symbool
IHB
tijdens het meten van de bloeddruk wordt weergegeven, betekent
dit dat er een onregelmatig hartritme is waargenomen. Dit moet slechts als een waarschuwing
worden beschouwd. Het is belangrijk dat de gebruiker ontspannen is en tijdens het meten stil zit
en niet spreekt. U wordt met klem aangeraden een arts te raadplegen als het symbool voor
onregelmatig hartritme meerdere malen achter elkaar wordt weergegeven (vijf keer of meer).
Geheugen
De bloeddrukmonitor kan door twee gebruikers worden gebruikt. Elke gebruiker kan maximaal
60 metingen opslaan.
1. Druk op .
2. Kies gebruiker 1 of 2 door op te drukken.
3. Druk op om het geheugen te openen.
4. De bloeddrukmonitor toont eerst het gemiddelde van de drie meest recente metingen die in het
geheugen zijn opgeslagen.
5. Telkens wanneer u indrukt, worden eerder opgeslagen metingen weergegeven. De laatste
meting wordt het eerste weergegeven.
6. Als u het geheugen wilt wissen, drukt u op om gebruiker 1 of 2 te selecteren.
7. Houd de toets ongeveer vijf seconden ingedrukt om alle gegevens van de
geselecteerde gebruiker automatisch te wissen.
Herkalibratie
Alle bloeddrukmeters moeten gekalibreerd worden om ervoor te zorgen dat ze nauwkeurig blijven
meten. De bloeddrukmonitor moet bij normaal gebruik (circa drie metingen per dag) elke twee
jaar opnieuw gekalibreerd worden. Op het display van het apparaat wordt dan ‘CA’ weergegeven.
Het apparaat moet tevens opnieuw worden gekalibreerd als u het op de vloer of in vloeistof hebt
laten vallen, als er vloeistof over is geknoeid of als het aan extreem hoge of lage temperaturen is
blootgesteld. De bloeddrukmonitor mag alleen door bevoegd personeel worden gekalibreerd en
dient voor herkalibratie derhalve naar HoMedics Group Ltd gezonden te worden. Voer nooit zelf
reparaties uit. Neem contact op met de winkel waar u het product gekocht hebt voor nadere
informatie over de procedure voor het inzenden van de bloeddrukmonitor, of bel de klantendienst
van HoMedics op +44 (0) 1732 378557 of stuur een e-mail naar: cservice@homedics.co.uk.
Symptoom Mogelijke redenen Hoe te corrigeren
Het apparaat wordt niet
ingeschakeld wanneer de
Start/Stop-toets wordt ingedrukt.
De batterijen moeten worden vervangen. Plaats vier nieuwe batterijen.
Het symbool EE (fout tijdens
meten) wordt op het display
weergegeven, of de
bloeddrukmeting is veel te
laag (of hoog).
De manchet is niet goed aangebracht.
Breng de manchet opnieuw aan en
pas hem goed om de arm.
Hebt u tijdens het meten gesproken
of bewogen?
Voer de meting opnieuw uit en houd
uw arm tijdens de gehele meting
goed stil.
Trillen van de arm met de manchet om.
Het foutsymbool E1 wordt op
het display weergegeven.
De luchtstroming is onregelmatig. De slang
is niet goed op het apparaat aangesloten.
Controleer de aansluiting van de
manchet.Voer de meting opnieuw uit.
Het foutsymbool E2 wordt op
het display weergegeven.
De opblaasdruk is hoger dan 300 mmHg. Zet het apparaat uit en weer aan en
voer de meting opnieuw uit.
Het foutsymbool E3 wordt op
het display weergegeven.
Gegevensfout. Verwijder de batterijen en plaats
ze opnieuw.
Op het display wordt CA
weergegeven.
Herkalibratie vereist. Raadpleeg pagina 48 voor
nadere informatie.