TONDEUSE AUTOPORTEE LAWN-TRACTOR RASENTRAKTOR MINITRACTOR CORTADOR DE CESPED TRATTORINO RASAERBA ZITMAAIER HF2216 HF2220 MANUEL D’UTILISATION OPERATOR’S MANUAL GEBRAUCHSANWEISUNG MANUAL DE INSTRUCCIONES MANUALE DI ISTRUZIONI GEBRUIKERSHANDLEIDING ★★★★★ Honda Europe Power Equipment S.A.
PRESENTATIE NL 1 PRESENTATIE Geachte Klant, wij danken u voor het feit dat u de voorkeur hebt gegeven aan onze produkten en wij hopen dat het gebruik van deze nieuwe machine u zeer tevreden zal stellen en dat zij volledig aan uw verwachtingen zal voldoen.
NL 2 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE 1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ................................................................................ 3 Bevat de voorschriften om de machine op een veilige manier te kunnen gebruiken 2. IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN ..................................... 7 Beschrijft hoe de machine en de voornaamste onderdelen waar zij uit bestaat geidentificeerd kunnen worden. 3. HET UITPAKKEN EN MONTEREN .............................................................
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1. NL 3 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1.1 HOE DE HANDLEIDING MOET LEZEN In de tekst van de handleiding worden enkele hoofdstukken, die gegevens van bijzonder belang bevatten met betrekking tot de veiligheid of de werking, gekenmerkt door diverse symbolen die de volgende betekenis hebben: OPMERKING BELANGRIJK Verstrekt nadere gegevens of andere ofwell elementen ter aanvulling op hetgeen daarvoor vermeld is, om te voorkomen dat de machine beschadigt of dat er schade veroorzaakt wordt.
NL 4 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1.2 ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN (dienen aandachtig gelezen te worden alvorens de machine in gebruik t nemen) A) VOORBEREIDING 1) Lees de gebruiksaanwijzingen aandachtig door. Zorg dat u vertrouwd raakt met de bedieningsknoppen en in staat bent de machine op de juiste wijze te gebruiken 2) Laat nooit toe dat de machine gebruikt wordt door kinderen of door personen die niet vertrouwd zijn met deze aanwijzingen.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN NL 5 2) Werk alleen bij daglicht of bij goed kunstlicht. 3) Vóór het starten van de motor start dienen de messen te worden losgekoppeld en de versnelling in de vrije stand gezet te worden. 4) Maai geen gazons die een helling van meer dan 10° (17%) hebben. 5) Denk eraan dat er geen “veilige” hellingen bestaan. Let bijzonder goed op bij hellingen.
NL 6 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1.3 VEILIGHEIDSSTICKERS Uw machine dient met voorzichtigheid te worden gebruikt. Om daaraan herinnerd te worden bevinden zich op de machine een aantal stickers die door middel van afbeeldingen op de belangrijkste voorzorgsmaatregelen wijzen. Deze afbeeldingen worden als een aanvullend deel van de machine beschouwd. Als een sticker loslaat of onleesbaar wordt, dient er contact met de leverancier te worden opgenomen voor vervanging. Hun betekenis is hieronder weergegeven.
IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN 2. NL 7 IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN 2.1 IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE De identificatiesticker die zich nabij de accuruimte bevindt bevat de belangrijke gegevens van iedere machine. Het serienummer (7) is onmisbaar als er technische hulp gevraagd wordt en voor het bestellen van de reserveonderdelen. 1. Niveau van de geluidssterkte volgens richtlijn 2000/14/CE 2. EG-merkteken volgens richtlijn 98/37/EG 9 6 5 8 3 4 7 1 2 3.
NL 8 IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN 12. Messen: dit zijn de elementen die ervoor dienen om het gras te maaien; de windvleugels die aan de uiteinden zitten bevorderen de afvoer van het gemaaid gras naar het uitwerpkanaal. 13. Uitwerpkanaal: dit is het verbindingselement tussen het maaidek en de opvangzak. 14.
HET UITPAKKEN EN MONTEREN 3. NL 9 HET UITPAKKEN EN MONTEREN Om vervoers- en opslagredenen worden sommige onderdelen van machine niet direct in de fabriek gemonteerd. Zij dienen na het uitpakken gemonteerd te worden aan de hand van de volgende instructies. BELANGRIJK De machine wordt zonder motorolie en benzine geleverd.
NL 10 HET UITPAKKEN EN MONTEREN Zorg er voor dat de opening van het stuurwiel en de opening van de stuurkolom tegenover elkaar komen te ziten en sla er met een hamer de bijgeleverde stift (3) doorheen. Draag er zorg voor dat het uiteinde van de stift er aan de andere kant helemaal uitkomt. OPMERKING Om te voorkomen het stuurwiel met de hamer te beschadigen, dient de stift er met behulp van een slagpen met een geschikte diameter, doorheen geslagen te worden. 3.
HET UITPAKKEN EN MONTEREN NL 11 BELANGRIJK Zorg er altijd voor de accu volledig op te laden en volg hierbij de aanwijzingen die in het instructieboekje van de accu staan aangegeven (☛ 6.2.5).
NL 12 HET UITPAKKEN EN MONTEREN 3.6 HET VERWIJDEREN VAN DE HAAKSTOP De haak (1) die voor het bevestigen van de opvangzak dient is voor het vervoer vastgezet door middel van de stop (2). Deze stop dient, alvorens de steunen van de opvangzak te monteren, verwijderd te worden en mag daarna niet meer gebruikt worden. 2 1 3.
HET UITPAKKEN EN MONTEREN NL 13 de hoekplaten (4) en (5) volgens de aanduiding rechts (R ) en links (L ), n de overeenstemmende hoeken en bevestig ze aan het frame door middel van de vier zelftappende schroeven (6). B) Laat het frame zakken in de stoffen zak (7) en zorg ervoor dat de bodem evenredig verdeeld is. Haak de kunstof profielen met behulp van een schroevendraaier (8) aan de buizen van het frame.
NL 14 4. BEDIENINGSELEMENTEN BEDIENINGSELEMENTEN 4.7 a b c d e f g h 4.1 4.6 4.2 4.3 4.9.2 A B 4.8 4.4 4.11 A 4.9.1 B 4.5 A B 4.10 4.1 STUURWIEL Hiermee kunnen de voorwielen bestuurd worden. 4.2 CHOKE ( ➤ HF2220) Veroorzaakt een verrijking van het mengsel en dient alleen gebruikt te worden bij de start met een koude motor. 4.3 GASHENDEL Hiermee kan het toerental van de motor bepaald worden.
BEDIENINGSELEMENTEN NL 15 volgt aangeven op de sticker: «CHOK» ( ➤ HF2216) bij de start met een koude motor «LANGZAAM» laagste toerental van de motor «SNEL» hoogste toerental van de motor – De «CHOKE» stand ( ➤ HF2216) veroorzaakt een verrijking van het mengsel en dient alleen te worden gebruikt bij de start met een koude motor, alléén voor zolang dit minimaal nodig is. – Tijdens het rijden dient er een stand tussen «LANGZAAM» en «SNEL» gekozen te worden.
NL 16 BEDIENINGSELEMENTEN 4.6 VERLICHTINGSSCHAKELAAR Hiermee kunnen de koplampen worden aangezet als de sleutel (4.4) in de »DRAAIEN» stand staat. 4.7 CONTROLELAMPJES EN GELUIDSSIGNALERINGSSYSTEEM Op het dashboard bevindt zich een paneel met controlelampjes die werken als de sleutel (4.4) zich in de «DRAAIEN» stand bevindt.
BEDIENINGSELEMENTEN NL 17 – Als de messen ingeschakeld worden zonder dat de voorgeschreven veiligheidsomstandigheden in acht zijn genomen, slaat de motor af en kan niet meer worden aangezet (☛ 5.2). – De positie “Ingeschakelde messen” wordt aangegeven door het controlelampje (4.7.a) dat brandt. – Het ontkoppelen van de messen (stand «A») brengt een rem in werking die binnen enkele seconden het draaien van de messen stopt. ➤ Modellen met een elektromagnetische koppeling De drukknop (4.9.
NL 18 BEDIENINGSELEMENTEN ➤ Bij modellen met mechanische aandrijving: 4.21 KOPPELINGS-/REMPEDAAL Dit pedaal heeft een dubbele functie: bij het intrappen van het eerste gedeelte dient het pedaal als koppelingspedaal waarbij de wielaandrijving in- of uitgeschakeld wordt en het tweede deel dient als rem, die op de achterwielen inwerkt. 4.
BEDIENINGSELEMENTEN NL 19 de machine, zowel bij het voor- als bij het achteruit rijden. – Om de machine vooruit te laten rijden dient het pedaal met de punt van de voet in richting «F» geduwd te worden; hoe meer druk er op het pedaal wordt uitgevoerd, hoe hoger de snelheid van de machine. – De achteruitversnelling wordt in werking gesteld door met de hak op het pedaal in richting «R» te drukken. – Als het pedaal wordt losgelaten komt het automatisch weer in de vrije stand «N» terug.
NL 20 5. GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5.1 VEILIGHEIDSADVIEZEN ! GEVAAR! Gebruik de machine alléén voor het doel waarvoor zij gemaakt is (het maaien en opvangen van gras). Kom niet aan de veiligheidsmechanismen en verwijder deze nooit. DENK ERAAN DAT DE GEBRUIKER ALTIJD AANSPRAKELIJK IS VOOR SCHADE DIE AAN ANDEREN BEROKKEND WORDT. Alvorens de machine te gebruiken: – lees de algemene veiligheidsvoorschriften ( ☛ 1.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 21 Om de motor te starten is het in ieder geval nodig dat: – de koppeling in de “vrije” stand staat; – de messen uitgeschakeld zijn; – de gebruiker op de stoel van de machine zit ofwel de handrem ingeschakeld is.
NL 22 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5.3 UIT TE VOEREN WERKZAAMHEDEN VOOR DE INGEBRUIKNAME Alvorens te beginnen met werken dienen er enkele controles en handelingen uitgevoerd te worden om er zeker van te zijn dat het werk op de meest nuttige en veilige manier zal verlopen. 5.3.1 DE STOEL AFSTELLEN De stoel is verschuifbaar en kan in zes verschillende standen afgesteld worden. 1 Het afstellen is uitvoerbaar door de hendel (1) op te heffen en de stoel in de gewenste stand te laten glijden. 5.3.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 23 MAX MIN boekje van de motor. Het oliepeil moet zich tussen de MIN. en de MAX. inkeping van de peilstok bevinden. Het bijvullen van de brandstof dient uitgevoerd te worden met behulp van een trechter. Let daarbij op de tank niet te vol te vullen. De inhoud van de tank bedraag ongeveer 7 liter. ! GEVAAR! Het bijvullen dient altijd te gebeuren met de motor uit. Doe dit in de open lucht of in een goed geventileerde ruimte.
NL 24 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN Indien er gewerkt wordt zonder opvangzak is er, op aanvraag, een steenbeschermkap (☛ 8.2) everbaar die, zoals aangegeven in de bijbehorende instructies, op de achterplaat bevestigd dient te worden. 5.3.5 CONTROLE VAN DE DOELMATIGHEID VAN DE BEVEILIGINGSSYSTEMEN Controleer de doelmatigheid van de beveiligingssystemen door de aangegeven werksituaties (☛ 5.2) te simuleren en na te gaan of voor elke situatie het aangeduidde effect verkregen wordt. 5.3.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 25 5.4 GEBRUIK VAN DE MACHINE 5.4.1 HET STARTEN ! GEVAAR! Het starten dient altijd in de open lucht of in een goed geventileerde ruimte te gebeuren! DENK ER ALTIJD AAN DAT UITLAATGASSEN GIFTIG ZIJN! Alvorens de motor te starten: – schakel de handrem in als u zich op een hellend terrein bevindt; – zet de koppeling in de vrije stand (“N”) (☛ 4.22 -mechanisch model- ofwell 4.32 -hydrostatisch model-); – ontkoppel de messen (☛ 4.
NL 26 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN – de koppeling niet in de vrije stand «N» staat; – de gebruiker niet aanwezig is en de handrem uitgeschakeld is. Nadat in de bovenstaande gevallen het belet tot starten is hersteld, dient de sleutel in de «STOP» stand gedraaid te worden voordat de motor opnieuw gestart kan worden. 5.4.2 HET RIJDEN EN VERPLAATSEN VAN DE MACHINE ! LET OP! De machine is niet goedgekeurd om op de openbare weg te rijden.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 27 ! LET OP! Het inschakelen van de koppeling dient uitgevoerd te worden zoals reeds eerder beschreven is (☛ 4.32) om te voorkomen dat de machine door een te bruuske bediening kan gaan steigeren en u de macht over het stuur verliest, vooral op hellingen. 5.4.3 REMMEN Neem eerst snelheid af door het aantal toeren van de motor te verminderen en trap daarna op het rempedaal (☛ 4.21 -mechanisch model- ofwell 4.
NL 28 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN voorkomen dat het maaidek het grasveld beschadigt in aanwezigheid van een ongelijk terrein; in de hoogste stand worden zij buiten werking gesteld. 1 Om de stand te veranderen de pin (1) losschroeven en verwijderen en het wieltje (2) terug plaatsen in de bovenste of onderste opening van de rang aangeduid op de figuur. 2 ! LET OP! Deze toepassing dient altijd uitgevoerd te worden op alle vier de wieltjes, MET DE MOTOR UIT EN DE MESSEN UITGESCHAKELD.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 29 5.4.6 HET LEGEN VAN DE OPVANGZAK OPMERKING Het legen van de opvangzak kan alléén worden uitgevoerd als de messen uitgeschakeld zijn; is dit niet het geval dan slaat de motor af. 2 1 Zorg dat de zak niet te vol raakt om verstopping van de afvoer te voorkomen. Een onderbroken geluidssignaal geeft aan dat de opvangzak vol is; voer dan het volgende uit: – neem snelheid af; – schakel over naar de vrije stand «N» (☛ 4.22 mechanisch model- ofwell 4.
NL 30 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5.4.8 NA HET MAAIEN Ontkoppel de messen na het maaien en laat de motor in toeren afnemen. Op de terugweg dient het maaidek in de hoogste stand te staan. 5.4.9 NA HET WERK Breng de machine tot stilstand, zet de gashendel in de «LANGZAAM» stand en schakel de motor uit door de sleutel in de «STOP» stand te draaien. Deze operatie veroorzaakt de automatische sluiting van de klep van de brandstof.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 31 Sluit een waterslang eerst op de ene speciale fitting (1) aan en daarna op de andere en laat voor enkele minuten in elke fitting water lopen terwijl de messen draaien. 1 Het is beter om het maaidek, voor het schoonmaken, in de laagste stand te zetten. Verwijder daarna de opvangzak, leeg en spoel deze uit en leg hem op een plaats waar hij snel op kan drogen.
NL 32 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN hierbij de aanwijzingen, die in het instructieboekje van de motor staan, in acht. De buis van de benzine terug aankoppelen. ! GEVAAR! De benzine is bijzonder brandbaar. Bewaar de brandstof in speciale tanks. Draai de doppen van de benzinetank van de machine en van het benzineblik altijd goed dicht. BELANGRIJK De accu dient opgeborgen te worden op een koele, droge plaats.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 33 – het olielampje gaat branden (☛ 4.7.e) ( ➤ HF2220): iis er te weinig olie in de motor en dient de motor meteen uitgeschakeld te worden. 5.4.13 OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE HANDELINGEN TIJDENS HET GEBRUIK Om ... Dient het volgende te worden uitgevoerd ... De motor te starten (☛ 5.4.1) Bereid de machine voor op het starten en steek de sleutel in het contact. Met rijden te beginneni (☛ 5.4.
NL 34 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5.5 GEBRUIK OP HELLINGEN Houd de aangegeven beperkingen aan (max. 10° - 17%) en maai een hellend gazon altijd van boven naar beneden en nooit in de dwarsrichting. Pas erg goed op bij het veranderen van richting niet op obstakels te stuiten (bijv. stenen, takken, wortels, enz.). Deze obstakels kunnen het zijwaarts glijden en het omkiepen van de machine veroorzaken of de macht over het stuur doen verliezen.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 35 breedte en lengte. De machine laden met een afgezette motor, zonder bestuurder en alleen al duwend, gebruik makend van een geschikt aantal personen. Zet, alvorens de machine te vervoeren, het maaidek in de laagste stand, schakel de handrem in en zorg dat de machine goed vastzit aan het vervoermiddel met touwen of kettingen. 5.7 NUTTIGE WENKEN VOOR EEN MOOI MAAIBEELD 1. Voor een mooi, groen en zacht gazon is het nodig dat het gras regelmatig en op de juiste manier gemaaid wordt.
NL 36 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5.8 FUNCTIE “MULCHING” 5.8.1. VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN ! GEVAAR! – Het accessoire wordt steeds gemonteerd en gedemonteerd bij uitgeschakelde motor, nadat u de startsleutel hebt verwijderd en de parkeerrem hebt ingeschakeld. – Breng het “Mulching”-accessoire aan, waarbij u let op de correcte bevestiging en stabiliteit van de gemonteerde onderdelen.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 37 modderresten die het invoeren van de deflectordop “Mulching” kunnen bemoeilijken. Breng het maaidek in de stand “7”, verwijder de grasopvangzak en duw de deflectordop “Mulching” (1) van de uitlaatopening volledig in het uitwerpkanaal. 1 Haak de twee elastische trekkers (2) vast aan de voorziene gaten en hermonteer de grasopvangzak.
NL 38 6. ONDERHOUD ONDERHOUD 6.1 VEILIGHEIDSADVIEZEN ! LET OP! Haal de sleutel uit het contact en lees de bijgeleverde instructies alvorens enige reinigings-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden te verrichten. Trek voor het demonteren en monteren van de messen en voor alle handelingen die gevaarlijk kunnen zijn voor de handen geschikte kleding en werkhandschoenen aan ! LET OP! Gebruik de machine nooit als er onderdelen versleten of beschadigd zijn.
ONDERHOUD NL 39 6.2 PERIODIEK ONDERHOUD 6.2.1 ALGEMEEN ONDERHOUD EN SMERING De schema's volgen die de punten onderhavig aan nazichten, smering en regelmatig onderhoud aangeven met de aanduiding van het type van te gebruiken smeerproduct en van de periodiciteit die moet gevolgd worden bij de ingrepen. a) Periodiek onderhoud (☛ 6.2.2) UREN 10 25 50 100 1.9 1.7 1.1 1.2 21) 1.5 1.1 1.11 1.12 1.3 1.10 1.13 1.
NL 40 ONDERHOUD b) Smering ➤ Bij modellen met mechanische aandrijving: ➤ Bij modellen met hydrostatische aandrijving: VET OLIE - SAE 30
ONDERHOUD NL 41 6.2.2 ONDERHOUDSPROGRAMMA Het doel van deze tabel is om uw machine een optimale conditie te laten behouden. De belangrijkste onderhoudswerkzaamheden en smeerbehandelingen staan hierin vermeld met aanduiding van de tussenpozen waarmee ze uitgevoerd dienen te worden. Daarnaast bevinden zich enkele hokjes waarin u de datum of de werkuren kunt invullen. INGREEP UREN UITVOERING (DATUM OF UREN) 1. MACHINE 1.1 Controle bevestiging en scherpte van de messen 25 1.2 Vervanging messen 100 1.
NL 42 ONDERHOUD 6.2.3 MOTOR Volg alle aanwijzingen die in het instructieboekje van de motor staan aangegeven. Een blad karton of een soortgelijk voorwerp onder de afvoerbuis plaatsen om te vermijden dat de olie op het chassis van de machine druppelt. Het aftappen van de motorolie wordt uitgevoerd door de dop (1) eraf te draaien; let bij het erop draaien van de dop of de pakking aan de binnenkant goed geplaatst is. 1 1 HF2216 HF2220 6.2.
ONDERHOUD NL 43 voor het opladen, die aangesloten moet worden op de overeenstemmende connector van de speciale acculader van behoud “CB01”. BELANGRIJK Aan deze connector mag geen enkele andere inrichting worden aangesloten afgezien van de acculader “CB01”. 6.3 CONTROLES EN AFSTELLINGEN Overzicht van de belangrijkste problemen waarbij ingegrepen moet worden Als ... dient het volgende te worden uitgevoerd ... De messen trillen Controleer of ze goed vastzitten (☛ 6.3.1) of stel ze bij (☛ 6.3.1).
NL 44 ONDERHOUD Slijp beide messen met behulp van een slijpschijf met een middelgrote korrel en controleer of de messen in balans zijn door een ronde staaf met een Ø van 18 mm in het middelste gat te plaatsen. ! LET OP! Vervang altijd de beschadigde of verbogen messen; probeer ze nooit te repareren! GEBRUIK ALTIJD ORIGINELE MESSEN WAAR HET TEKEN OP STAAT! Ø 18 mm ! LET OP! De messen verschillen onderling, worden geplaatst in een hoek van 90° en bewegen in een tegenovergestelde richting.
ONDERHOUD NL 45 – plaats vulstukken (1) van 26 mm onder de voorkant, en van 32 mm (2) onder de achterkant van het maaidek en zet de hendel in stand «1»; – schroef zowel links als rechts de moeren (3), schroeven (5) en contramoeren (4-6) op zo’n manier los dat het maaidek goed op de vulstukken rust; – duw de twee verbindingsstangen (7) naar achteren en draai de twee moeren (3) op de bijbehorende stangen totdat de voorkant van het maaidek zowel links als rechts naar boven begint te komen; draai hierna de bi
NL 46 ONDERHOUD ➤ Modellen met een elektromagnetische koppeling HF2216 ➞ HF2220 ➞ Het onregelmatig draaien dat te wijten is aan de drijfriem dient met de regelaar (1) te worden bijgesteld totdat de juiste spanning van de veer is bereikt (gemeten aan de buitenkant). Als de elektromagnetische koppeling de drijfriem niet kan aandrijven of als het draaien van de messen niet binnen enkele seconden stopt dient er contact met een dealer te worden opgenomen. 113 - 115 mm 90 - 91 mm 1 6.3.
ONDERHOUD NL 47 lijk contact opgenomen te worden met een dealer . PROBEER NIET ZELF ANDERE HANDELINGEN UIT TE VOEREN DAN DIE HIERBOVEN BESCHREVEN STAAN. 6.3.5 AFSTELLEN VAN DE SPANNING VAN DE DRIJFSNAAR Als de machine niet voldoende rijkracht vertoont dient de spanning van de spanningsveer afgesteld te worden zodat de beste werkconditie herkregen wordt. A 3 De toegang tot het afstellen is mogelijk door het deurtje op de gleuf onder de stoel te verwijderen.
NL 48 ONDERHOUD 6.4 DEMONTAGE EN VERVANGING 6.4.1 DE BANDEN VERVANGEN Plaats de machine op een vlakke ondergrond en plaats aan de kant waar de band vervangen moet worden, een steunblok, onder een dragend deel van het chassis. 1 De banden worden op hun plaats gehouden door een elastische ring (1) die verwijderd kan worden door middel van een schroevendraaier. De achterbanden zijn rechtstreeks op de steekassen gemonteerd door middel van een spie in de naaf van de band.
ONDERHOUD NL 49 6.4.4 DE ZEKERING VERVANGEN De algemene stroomcircuits en het vermogen van de elektrische installatie worden beschermd door een zekering (1) van 6,3 A (vertraagd). Het in werking treden van deze zekering veroorzaakt de stilstand van de machine. Tevens gaan alle lampjes uit op het dashboard. 1 - 6,3 Amp Verder is er een zekering (2) van 25 A aanwezig ter beveiliging van het laadcircuit.
NL 50 7. RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK 1. De sleutel staat in de «DRAAIEN» stand, het dashboard is niet verlicht, er is geen geluidssignaal De bescherming van de elektronische kaart is in werking getreden doordat: Zet de sleutel in de «STOP» stand en zoek de oorzaak: – de accu niet goed is aangesloten – de polen van de accu zijn omgewisseld – de accu is leeg of is gesulfateerd – controleer de aansluitingen (☛ 3.
RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK NL 51 OPLOSSING 7. Bij het inschakelen – er geen toestemming tot het inschakelen van de messen slaat de is gegeven (☛ 5.2) motor af – neem op de juiste manier plaats (mocht het probleem aanhouden, controleer de microschakelaar) – controleer de bevestiging van de opvangzak of de steenbeschermkap (mocht het probleem aanhouden, controleer de microschakelaar) 8.
NL 52 RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK ( ➤ modellen met een elektromagnetische koppeling) – de drijfriem is losser geworden – problemen met de elektromagnetische koppeling – stel het bij met de regelaar (☛ 6.3.3) – neem contact op met een dealer 14. Een onregelmatig maaibeeld en onvoldoende opvang van gras – het maaidek staat niet goed ten opzichte van het terrein – controleer de bandenspanning (☛ 5.3.
OP AANVRAAG LEVERBARE ACCESSOIRES 8. NL 53 OP AANVRAAG LEVERBARE ACCESSOIRES 1. STEENBESCHERMKAP Kan in plaats van de opvangzak gebruikt worden als het gras niet opgevangen wordt. 1 2. TREKSET Voor het voorttrekken van een kleine aanhanger.
NL 54 9. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN MODEL .................................................... HF2216 S HF2216 H HF2220 SL HF2220 HL Elektrische installatie ................................ 12 V Accu ......................................................... 20 Ah Motor: HONDA type ................................. GCV530 Bedrijfstoerental ................................... 2700 omw/min Voorsbanden ............................................ 15 x 6,00-6 Achterbanden .........
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE 10. NL 55 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE Aandrijving naar de wielen Afstellen v/d drijfriem ....................................... 6.3.5 Accu Beschrijving .................................................. 2.2 -17 Aansluiten........................................................... 3.4 Langere tijd niet gebruiken............................. 5.4.11 Onderhoud en opladen.................................... 6.2.5 Banden Spanning .....................................................
TONDEUSE AUTOPORTEE LAWN-TRACTOR RASENTRAKTOR MINITRACTOR CORTADOR DE CESPED TRATTORINO RASAERBA ZITMAAIER HF2216 HF2220 MANUEL D’UTILISATION OPERATOR’S MANUAL GEBRAUCHSANWEISUNG MANUAL DE INSTRUCCIONES MANUALE DI ISTRUZIONI GEBRUIKERSHANDLEIDING ★★★★★ Honda Europe Power Equipment S.A.