Operation Manual

NL 18 BEDIENINGSELEMENTEN
Bij modellen met mechanische aandrijving:
4.21 K
OPPELINGS
-/
REMPEDAAL
Dit pedaal heeft een dubbele functie:
bij het intrappen van het eerste gedeel-
te dient het pedaal als koppelingspe-
daal waarbij de wielaandrijving in- of
uitgeschakeld wordt en het tweede
deel dient als rem, die op de achter-
wielen inwerkt.
Het pedaal niet
in een tussengelegen stand houden
tussen in- en uitschakeling van de
koppeling, om oververhitting en, als
gevolg daarvan, beschadiging van
de overbrengingsriem te vermijden.
Tijdens het rijden
is het verstandig uw voet niet op dit
pedaal te laten rusten.
4.22 V
ERSNELLINGSPOOK
Deze pook heeft zeven standen die overeenstemmen met vijf versnellingen vooruit, de
stand om de versnelling in zijn vrij te zetten «N» en de achteruitrijversnelling «R». Om
van de ene versnelling naar de andere te schakelen moet u het pedaal (4.21) half
intrappen en de pook overeenkomstig de gegevens die op het plaatje staan in de
gewenste versnelling zetten.
Het inschakelen van de achteruitrijversnelling dient bij stil-
stand te gebeuren.
Bij modellen met hydrostatische aandrijving:
4.31 R
EMPEDAAL
Dit pedaal stelt de rem van de achterwielen in werking.
4.32 K
OPPLINGPEDAAL
Dit pedaal stelt het aandrijfsysteem voor de wielen in werking en regelt de snelheid van
!
LET OP!
OPMERKING
BELANGRIJK
4.22
4.21
1
2
3
4 5
R
N