Operation Manual

5.4 GEBRUIK VAN DE MACHINE
5.4.1 H
ET STARTEN
Het starten dient altijd in de open lucht of in een goed geventi-
leerde ruimte te gebeuren! DENK ER ALTIJD AAN DAT UITLAATGASSEN GIFTIG
ZIJN!
Alvorens de motor te starten:
– schakel de handrem in als u zich op een hellend terrein bevindt;
– zet de koppeling in de vrije stand (“N”) (4.22 -
mechanisch model
-
ofwell 4.32 -hydro-
statisch model
-
);
– ontkoppel de messen (4.9);
gebruik bij een koude motor de choke ( HF2220) of zet de gashendel in de
«CHOKE» stand die op de sticker aangegeven staat( HF2216) ;
– als de motor reeds warmgedraaid is, is het voldoende de hendel tussen «LANGZAAM»
en «SNEL» te zetten;
– steek de sleutel in het contactslot en draai deze in de «DRAAIEN» stand om het elektri-
sche circuit in werking te stellen, draai de sleutel daarna in de “START” stand om de
motor te starten;
– laat de sleutel los zodra de motor gestart is.
Als de motor eenmaal draait breng de gashendel terug in de «LANGZAAM» stand en
schakel de choke uit ( HF2220).
De choke dient uitgeschakeld te worden zodra de motor regelmatig
draait; het gebruik van de choke bij een warmgedraaide motor kan de bougie bevuilen
en een onregelmatige werking van de motor veroorzaken.
Als er moeilijkheden zijn bij het starten, blijf dan niet te lang aan-
houden om de accu niet uit te putten en de motor niet te verzuipen.
Draai de sleutel weer in de «STOP» stand, wacht enkele seconden en probeer opnieuw
te starten. Indien het probleem voortduurt raadpleeg dan hoofdstuk «7» van deze hand-
leiding en het instructieboekje van de motor.
Denk er aan dat de beveiligingssystemen het starten van de motor
beletten als:
– de messen ingeschakeld zijn;
BELANGRIJK
OPMERKING
BELANGRIJK
!
GEVAAR!
NL 25GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN