Operation Manual

hierbij de aanwijzingen, die in het instructieboekje van de motor staan, in acht. De
buis van de benzine terug aankoppelen.
De benzine is bijzonder brandbaar. Bewaar de brandstof
in speciale tanks. Draai de doppen van de benzinetank van de machine en
van het benzineblik altijd goed dicht.
De accu dient opgeborgen te worden op een koele, droge
plaats. De accu altijd terug opladen vóór iedere lange periode van inactiviteit
(langer dan 1 maand) en terug opladen vooraleer de activiteit te hervatten
(
6.2.5).
Controleer, voordat u opnieuw begint te maaien, of er uit de slang, de benzine-
kraan of de carburateur geen benzine lekt.
5.4.12
UTTIGE INFORMATIE
A) Beveiligingssysteem van de kaart
De elektronische kaart is voorzien van een zelfherstellend beveiligingssysteem dat het cir-
cuit onderbreekt indien er zich een storing in de elektrische installatie voordoet; het in wer-
king treden van de beveiliging veroorzaakt het afslaan van de motor en wordt weergege-
ven door een geluidssignaal dat alléén ophoudt als de sleutel uit het contact gehaald
wordt.
Het circuit herstelt zichzelf automatisch binnen enkele seconden; de oorzaak dient gevon-
den en verholpen te worden om herhaling van het voorval te voorkomen.
Om te voorkomen dat het systeem in werking treedt:
– mogen de polen van de accu niet onderling verwisseld worden
– mag de machine niet gebruikt worden zonder accu om geen afwijkingen aan de laad-
regelaar te veroorzaken
– moet erop gelet worden dat er geen kortsluiting veroorzaakt wordt.
B) Waarschuwingslampjes
Het controlelampje van de benzinereserve (4.7.d) geeft aan wanneer er zich in de tank
nog maar 2 liter benzine bevindt, dit is in ieder geval nog genoeg om voor ongeveer 30-40
minuten op volle toeren te kunnen werken.
Als tijdens het rijden,
– het controlelampje van de accu gaat branden (
4.7.g): raadpleeg dan hoofdstuk 7
van deze handleiding.
BELANGRIJK
BELANGRIJK
BELANGRIJK
!
GEVAAR!
NL 32 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN