Operation Manual

– plaats vulstukken (1) van 26 mm onder de voor-
kant, en van 32 mm (2) onder de achterkant van
het maaidek en zet de hendel in stand «1»;
– schroef zowel links als rechts de moeren (3),
schroeven (5) en contramoeren (4-6) op zo’n
manier los dat het maaidek goed op de vulstuk-
ken rust;
– duw de twee verbindingsstangen (7) naar achte-
ren en draai de twee moeren (3) op de bijbeho-
rende stangen totdat de voorkant van het maai-
dek zowel links als rechts naar boven begint te
komen; draai hierna de bijbehorende contramoe-
ren (4) vast;
– draai aan de beide achterste moeren (5) totdat
de achterkant van het maaidek zowel links als
rechts naar boven begint te komen; draai hierna
de bijbehorende contramoeren (6) vast.
Mocht de juiste afstelling niet gevonden worden
raadpleeg dan een dealer.
6.3.3 M
ESKOPPELING EN
REM AFSTELLEN
Modellen met een koppelingshendel
Tijdens het bedienen van de hendel om de
messen te ontkoppelen, wordt er gelijkertijd
een rem in werking gesteld die het draaien
in enkele seconden stopt.
Een slechte werking van de rem is meestal
te wijten aan een versleten remblokje (2)
dat bij een dealer vervangen moet worden.
Eventuele rek in de kabel en de lengteverschillen in de drijfriem kunnen ontkoppeling of
een onregelmatig draaien van de messen veroorzaken.
Dit dient met de regelaar(1) te worden bijgesteld totdat de juiste spanning van de veer
is bereikt (gemeten aan de buitenkant van de veer, bij ingeschakelde messen).
NL 45ONDERHOUD
4
1 = 26 mm
2 = 32 mm
3 7
5
6
1
2
HF2216 122 - 124 mm
HF2220 92,5 - 93,5 mm