Operation Manual

Blz. 2-49
daarentegen niet. Geldige voorbeelden van variabelennamen zijn: ‘A, ‘B’, ‘a’,
‘b, ‘
α’,β, ‘A1’, ‘AB12, ‘A12’,’Vel’,’Z0’,’z1’, enz.
Een variabele kan niet dezelfde naam hebben als een functie van de
rekenmachine. U kunt bijvoorbeeld geen variabele met de naam SIN hebben,
aangezien de rekenmachine een SIN commando heeft. De rekenmachine bevat
de volgende gereserveerde variabelennamen: ALRMDAT, CST, EQ, EXPR, IERR,
IOPAR, MAXR, MINR, PICT, PPAR, PRTPAR, VPAR, ZPAR, der_, e, i, n1,n2, …,
s1, s2, …,
ΣDAT, ΣPAR, π,
Variabelen kunnen in subdirectorys georganiseerd worden.
Het áanmaken van variabelen
Voor het aanmaken van een variabele kunt u het menu FILES gebruiken, net
zoals in de vorige voorbeelden voor het aanmaken van een subdirectory. In de
subdirectory {HOME M NS INTRO}, aangemaakt in een eerdere oefening,
wilt u bijvoorbeeld de volgende variabelen met de getoonde waarden opslaan:
Via het menu FILES
U gebruikt het menu FILES om een variabele A in te voeren. Stel dat u zich in
subdirectory {HOME M NS INTRO}.bevindt. Gebruik de volgende
toetsencombinatie om naar deze subdirectory te gaan: „¡ en selecteer
de INTRO subdirectory zoals in het beeldscherm getoond wordt:
Naam Inhoud Type
A12.5Reël
α
-0.25 Reël
A12 3
×10
5
Reël
Q r/(m+r)' algebraïsch
R [3,2,1] vector
z1 3+5i complex
p1 <<
r 'π*r^2' >> programma