Operation Manual

Blz. 9-22
De functie ARRY
Deze functie wordt gebruikt om een vector of een matrix aan te maken. In deze
paragraaf zullen we deze functie gebruiken om een vector of een kolomvector
samen te stellen (d.w.z. een matrix van n rijen en 1 kolom). Om een
normaalvector samen te stellen, voeren we de elementen van de vector in in het
stapelgeheugen en op niveau 1: van het stapelgeheugen voeren we de
vectorgrootte als een lijst in, bijv.: 1` 2` 3` „ä
3` „°@)TYPE! !ARRY@.
Om een kolomvector van n elementen samen te stellen, moet u de elementen
van de vector in te voeren in het stapelgeheugen en op niveau 1 van het
stapelgeheugen moet u de lijst {n 1} invoeren. Bijvoorbeeld, 1` 2`
3` „ä 1‚í3` „°@)TYPE! !ARRY@.
De functie DROP
Deze functie heeft hetzelfde effect als de wistoets (ƒ).
Een rijvector omzetten in een kolomvector
We geven de omzetting met vector [1,2,3] als voorbeeld. Voer deze vector
in in het RPN-stapelgeheugen om de oefening te volgen. Om een rijvector om
te zetten in een kolomvector, moeten we de volgende bewerkingen uitvoeren in
het RPN-stapelgeheugen:
1 - Ontleed de vector met de functie OBJ
2 - Druk op 1+ om de lijst op niveau 1: om te zetten van {3} naar {3,1}
3 - Gebruik van de functie ARRY om een kolomvector aan te maken