Operation Manual

Blz. 10-24
De functie ROW-
De functie ROW- neemt als argument een matrix en een heel getal dat de
positie van een rij in de matrix vertegenwoordigt. De functie plaatst de originele
matrix min een rij en de verwijderde rij voorgesteld als een vector terug. Hier
volgt een voorbeeld in de ALG-modus met de in A opgeslagen matrix:
Plaats in de RPN-modus eerst de matrix in het stapelgeheugen, voer daarna het
getal in dat de positie van een rij vertegenwoordigt en als laatste de functie
ROW-. De volgende afbeelding laat het RPN-stapelgeheugen zien voor en na
het toepassen van de functie ROW -.
De functie RSWP
De functie RSWP (Row SWaP) neemt als argumenten twee indexen, bijv. i en j
(twee verschillende rijen in een matrix) en een matrix en maakt een nieuwe
matrix aan waarbij rijen i en j zijn verwisseld. Het volgende voorbeeld in de
ALG-modus laat een toepassing van deze functie zien. We gebruiken de matrix
opgeslagen in variabele A voor het voorbeeld. Deze matrix staat boven in de
lijst.
In de RPN-modus wisselt de functie CSWP de rijen van een matrix in de lijst op
niveau 3 van het stapelgeheugen om, waarvan de indexen in de lijst op
niveaus 1 en 2 van het stapelgeheugen staan. Voorbeeld: de volgende
afbeelding laat het RPN-stapelgeheugen zien voor en na het toepassen van de
functie CSWP bij matrix A om rijen 2 en 3 te wisselen: