Operation Manual

Blz. 2-3
hangt samen met de omvang of het bereik van de variabele in een gegeven
programma.
Een algebraïsch object, of eenvoudigweg, een algebraïsche (objecttype 9), is
een geldige algebraïsche uitdrukking tussen aanhalingstekens of omgekeerde
komma’s.
Binaire hele getallen, objecttype 10, worden in enkele computertoepassingen
gebruikt.
Grafische objecten, objecttype 11, slaan de door de rekenmachine
voortgebrachte grafische informatie op.
Gemerkte objecten, objecttype 12, worden in vele programma's gebruikt om
resultaten te identificeren. In het gemerkte object:
Mean: 23.2 betekent het
woord
Mean: bijvoorbeeld de tag gebruikt om het getal 23.2 te identificeren als
de betekenis van een model.
Eenheidobjecten,, objecttype 13, zijn numerieke waarden met een gekoppelde
fysieke eenheid.
Directories, objecttype 15, zijn geheugenlokaties die gebruikt worden voor het
organiseren van uw variabelen op een vergelijkbare manier als voor de
mappen in een computer.
Bibliotheek, objecttype 16, zijn de programma’s die zich in de
geheugenpoorten bevinden en toegankelijk zijn in elk willekeurig directory (of
sub-directory) in uw rekenmachine. Zij lijken op built-in functies, objecttype 18,
en built-in commando's, objecttype 19, in de wijze waarop ze gebruikt
worden.
Het opmaken van uitdrukking in het beeldscherm
In deze paragraaf laten we voorbeelden zien van het opmaken van uitdrukking
rechtstreeks in het beeldscherm van de rekenmachine (algebraïsche geheugen
of RPN-stapelgeheugen).
Het aanmaken van aritmetische uitdrukking
Voor dit voorbeeld selecteert u de Algebraïsche modus en selecteert u de
opmaak Fix met drie decimalen voor het beeldscherm. We voeren nu de
aritmetische uitdrukking in: