Operation Manual

Blz. 21-38
Om de werking van de functie FUNCa stap voor stap te bekijken, kunt u de
functie DBUG als volgt gebruiken:
³ @FUNCa ` Kopieert de programmanaam op niveau 1
van het stapelgeheugen
„°LL @)@RUN@ @@DBG@ Activeert de debugger
@SST
@ Stap-voor-stap debugging,
resultaat “Voer a: in
@SST
@ Resultaat: {“ a:” {2 0} V}
@SST
@ Resultaat: gebruiker wordt gevraagd de
waarde van a in te geven
2` Voert een waarde van 2 in voor a.
Resultaat: “:a:2”
@SST
@ Resultaat: a:2
@SST
@ Resultaat: maakt stapelgeheugen leeg, is a
aan het uitvoeren
@SST
@ Resultaat: maakt stapelgeheugen leeg,
activeert het subprogramma
Ç
@SST Resultaat: ‘2*a^2+3’
@SST
@ Resultaat: maakt stapelgeheugen leeg, aan
het berekenen
@SST
@ Resultaat: 11.,
@SST
@ Resultaat: “F”
@SST
@ Resultaat: F: 11.
Opmerking: omdat we een invoerstring gebruiken om de waarde van de
invoergegevens te krijgen, slaat de locale variabele in feite een getagde
waarde (:a:2 in het voorbeeld hierboven) op. Daarom moeten we het niet
taggen in de uitvoer. Alles wat we moeten doen is een a voor de functie SWAP
plaatsen in het subprogramma hierboven en de getagde invoer wordt in het
stapelgeheugen geplaatst. Houd er rekening mee dat bij het maken van de
bewerking van de functie de tag van de getagde invoer a automatisch wordt
weggelaten en dat alleen de numerieke waarde wordt gebruikt in de
berekening.