Operation Manual

Blz. 21-51
1. Evalueer de logische bewering.
2. Indien de logische bewering waar is, voer dan de programmabeweringen
uit en voer het programma verder uit na de bewering END.
3. Indien de logische bewering niet waar is, sla dan de
programmabeweringen over en voer het programma verder uit na de
bewering END.
Gebruik het volgende om de partikels IF, THEN, ELSE en END in te voeren:
„°@)@BRCH@ @)@IF@@
De functies @@@IF@@ @@THEN @@ELSE@ @@ END@@ zijn beschikbaar in dat menu om selectief
ingevoerd te worden door de gebruiker. Gebruik als alternatief om een
IF…THEN…END-constructie direct in het stapelgeheugen te plaatsen:
„°@)@BRCH@ @)@IF@@
Dit zal de volgende invoer geven in het stapelgeheugen:
Met de cursor voor de IF-bewering, wordt de gebruiker gevraagd naar de
logische bewering die de IF-constructie zal activeren wanneer het programma
wordt uitgevoerd.
Voorbeeld
: voer het volgende programma in:
« x « IF x<3 THEN x^2 EVAL END Done MSGBOX » »
en sla het op onder de naam ‘f1’. Druk op J en controleer of de variabele
@@@f1@@@ daadwerkelijk beschikbaar is in uw variabelenmenu. Controleer de
volgende resultaten:
0 @@@f1@@@ Resultaat: 0 1.2 @@@f1@@@ Resultaat: 1.44
3.5 @@@f1@@@ Resultaat: geen actie 10 @@@f1@@@ Resultaat: geen actie