Operation Manual

Blz. 21-55
Een mogelijke manier om f3(x) te evalueren, gebaseerd op de bovenstaande
geneste IF-constructie, is om het programma als volgt te schrijven:
« x « IF x<3 THEN x^2 ELSE IF x<5 THEN 1-x ELSE IF
x<3*π THEN SIN(x) ELSE IF x<15 THEN EXP(x) ELSE –2 END
END END END EVAL » »
Sla het programma op in de variabele @@@f3@@@ en probeer de volgende
evaluaties:
1.5@@f3@@@ Resultaat 2.25 (d.i. x
2
)
2.5@@@f3@@@ Resultaat: 6.25 (d.i. x
2
)
4.2@@@f3@@@ Resultaat: -3.2 (d.i. 1-x)
5.6@@@f3@@@ Resultaat: -0.631266… (d.i.., sin(x), met x in
radialen)
12@@@f3@@@ Resultaat: 162754.791419 (d.i. exp(x))
23@@@f3@@@ Resultaat: -2. (d.i. -2)
De CASE-constructie
De CASE-contructie kan worden gebruikt om verschillende paden van de
programmaloop te coderen, zoals in het geval van de reeds eerder
aangehaalde geneste IF-constructies. De algemene notatie van deze constructie
is als volgt:
CASE
Logical_statement
1
THEN program_statements
1
END
Logical_statement
2
THEN program_statements
2
END
.
.
.
Logical_statement THEN program_statements END
Default_program_statements (optional)
END
Bij het evalueren van deze contructie test het programma iedere
logische_bewering tot het er één vindt die waar is. Het programma voert de
bijbehorende programmabeweringen uit en geeft de programmaloop door
naar de verklaring volgende op de END-verklaring.