Operation Manual

Blz. 26-1
Hoofdstuk 26!
Geheugen beheren
In Hoofdstuk 2 lieten we de basisconcepten van, en bewerkingen zien voor het
aanmaken en beheren van variabelen en directory’s. In dit hoofdstuk wordt het
beheer behandeld van het geheugen van de rekenmachine met betrekking tot
het beheren van het geheugen van de rekenmachine, met inbegrip het
aanbrengen van geheugenpartities, alsook technieken om een back-up van de
gegevens te maken.
Structuur van het geheugen
De rekenmachine bevat een geheugen van in totaal 2,5 Mb, waarvan 1 Mb
wordt gebruikt voor het opslaan van het besturingssysteem (systeemgeheugen)
en 1,5 Mb voor de werking van de rekenmachine en de opslag van gegevens
(gebruikersgeheugen). Gebruikers hebben geen toegang tot de
systeemgeheugencomponent. Om te zien hoe het gebruikersgeheugen is
opgedeeld, gebruikt u de functie FILES („¡). Een mogelijk resultaat wordt
hieronder weergegeven:
Dit scherm geeft aan dat er drie geheugenpoorten zijn naast het geheugen dat
correspondeert met de HOME directory (zie Hoofdstuk 2 in deze gids ).
De beschikbare geheugenpoorten zijn:
Poort 0 met het label IRAM
Poort 1 met het label ERAM
Poort 2 met het label FLASH
Poort 0 en de HOME directory delen hetzelfde geheugengebied, zodat er, hoe
meer gegevens zijn opgeslagen in de HOME directory, des te minder plaats is