Operation Manual

Blz. 2-39
MODULO Modulus voor modulaire aritmetica (standaard = 13)
REALASSUME Lijst van variabelennamen aangenomen als reële waarden
PERIOD Periode voor trigonometrische functies (standaard = 2
π)
VX Naam van standaard onafhankelijke variabele
(standaard = X)
EPS Waarde van kleine toename (epsilon) (standaard = 10
-10
)
Deze variabelen worden gebruikt voor de bewerking van het CAS
De directory en namen van variabelen invoeren
Om subdirectories, en soms variabelen te benoemen, moet u letterketens in één
keer invoeren, welke wel of niet met getallen gecombineerd kan worden. In
plaats van op ~, ~„ of ~‚ te drukken om elke letter apart in te
voeren, kunt u de toets ~ ingedrukt houden en vervolgens de verschillende
letters invoeren. U kunt ook tijdelijk het alfabetische toetsenbord vergrendelen
en een volledige naam invoeren alvorens het toetsenbord opnieuw te
ontgrendelen. De volgende toetsencombinaties vergrendelen het alfabetische
toetsenbord:
~~ vergrendelt het toetsenbord in hoofdletters. Wanneer het toetsenbord
op deze wijze vergrendeld wordt, krijgt u een kleine letter door op te
drukken voor een lettertoets, terwijl u een speciaal teken krijgt door op te
drukken voor een lettertoets. Voer „~ in om het toetsenbord in kleine
letters te vergrendelen wanneer deze al in hoofdleters is vergrendeld.
~~„~ vergrendelt het alfabetische toetsenbord in kleine letters.
Wanneer het toetsenbord op deze wijze is vergrendeld, krijgt u een hoofdletter
door op te drukken voor een lettertoets. Druk op „~ om het
toetsenbord te ontgrendelen.
Om het toetsenbord vergrendeld in hoofdletters te ontgrendelen, drukt u op
~ .
Wij kunnen nu enkele oefeningen proberen door namen van directory/
variabele in het stapelgeheugen in te voeren. Ervan uitgaande dat de
rekenmachine in de ALG-modus staat (hoewel de bewerking ook in de RPN-
modus kan worden uitgevoerd), probeer de volgende toetsenencombinaties.
Met deze commando’s voert u de woorden ‘MATH’, ‘Math’ en ‘MatH’ in