Operation Manual

Documenten afdrukken
Zorg dat er papier in de invoerlade is en dat de uitvoerlade open is voordat u documenten afdrukt. Zie
Afdrukmateriaal laden op pagina 11 voor meer informatie over het plaatsen van papier.
Een document afdrukken (Windows)
1. Selecteer vanuit uw software Afdrukken.
2. Zorg ervoor dat uw printer is geselecteerd.
3. Klik op de knop waarmee u het dialoogvenster Eigenschappen opent.
Afhankelijk van uw softwaretoepassing heeft deze knop de naam Eigenschappen, Opties,
Printerinstellingen, Printereigenschappen, Printer of Voorkeuren.
4. Selecteer de gepaste opties in het tabblad Snelkoppelingen afdrukken of Snelkoppeling afdrukken.
Om andere afdrukinstellingen te wijzigen, klikt u op de andere tabbladen.
Voor meer afdruktips, zie Tips voor printerinstellingen op pagina 36.
OPMERKING: Zorg ervoor dat u het juiste papier gebruikt wanneer u het papier in de invoerlade
vervangt.
5. Klik op OK om het dialoogvenster Eigenschappen te sluiten.
6. Klik op Afdrukken of OK om het afdrukken te starten.
Om documenten af te drukken (OS X en macOS)
1. In het menu Bestand in uw software kiest u Afdrukken.
2. Zorg ervoor dat uw printer is geselecteerd.
3. Stel de afdrukopties in.
Als het gedeelte Opties in het dialoogvenster Afdrukken niet wordt weergegeven, klik dan op Details
weergeven.
Kies in het pop-upmenu Papierformaat Het juiste papierformaat.
OPMERKING: Zorg ervoor dat u het juiste papier gebruikt wanneer u het papier vervangt.
Selecteer de afdrukstand.
Geef het vergrotings- of verkleiningspercentage op.
4. Klik op Afdrukken.
Afdrukken op beide zijden van de pagina (Windows)
1. Selecteer Afdrukken in uw software.
2. Zorg ervoor dat uw printer is geselecteerd.
26 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW