Operation Manual

Verzend een ping naar de all-in-one vanaf uw computer met behulp van de opdrachtprompt.
Bijvoorbeeld:
ping 192.168.45.39
Controleer of de round trip-tijd voor de ping wordt weergegeven.
Als u de all-in-one kunt bereiken met een ping-opdracht, controleert u of het IP-adres van de all-
in-one op de juiste wijze is geconfigureerd op de computer. Als dit adres juist is, verwijdert u de
all-in-one en voegt u deze opnieuw toe.
Als de ping-opdracht is mislukt, controleert u of de netwerkhubs zijn ingeschakeld en controleert
u vervolgens of de netwerkinstellingen, de all-in-one en de computer allemaal zijn geconfigureerd
voor hetzelfde netwerk.
5. Zijn er softwareprogramma's toegevoegd aan het netwerk?
Controleer of deze programma's compatibel zijn en juist zijn geïnstalleerd met de juiste
printerstuurprogramma's.
6. Kunnen andere gebruikers wel afdrukken?
Het probleem kan worden veroorzaakt door het werkstation. Controleer de
netwerkstuurprogramma's, printerstuurprogramma's en omleiding (in Novell NetWare) van het
werkstation.
7. Als andere gebruikers wel kunnen afdrukken, gebruiken ze dan hetzelfde
netwerkbesturingssysteem?
Controleer het systeem en zorg ervoor dat de instellingen van het besturingssysteem correct zijn.
8. Is het protocol ingeschakeld?
Controleer de status van het protocol op de netwerkconfiguratiepagina. Zie
Configuratiepagina .
U kunt u tevens de geïntegreerde webserver of HP ToolboxFX gebruiken om de status van andere
protocollen te controleren. Zie
De geïntegreerde webserver of HP ToolboxFX gebruiken .
9. Wordt de all-in-one weergegeven in HP Web Jetadmin of een ander beheerprogramma?
Controleer de netwerkinstellingen op de netwerkconfiguratiepagina.
U kunt de netwerkinstellingen voor de all-in-one configureren via het bedieningspaneel van
de all-in-one.
NLWW Netwerkproblemen 359