Operation Manual

Nederlands 15
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
E Smeren van het lager van de koppelingtrommel
Tussen de uitgaande
aandrijfas en de
koppelingtrommel zit een
naaldlager dat dagelijks
gesmeerd moet worden.
Gebruik een hiervoor
bedoelde smeerspuit en
lagervet van goede
kwaliteit.
F Slijtagecontrole van de zaaguitrusting
Ketting
Controleer dagelijks de
ketting:
of er zichtbare barsten in
klinken en schakels zijn
of de ketting stijf is
of klinken en schakels
abnormaal versleten zijn.
We raden aan een nieuwe
motorkettingzaag te
gebruiken om de slijtage
van de ketting die u gebruikt
te controleren.
Wanneer de lengte van de
snijtanden slechts 4 mm
bedraagt, is de ketting
versleten en moet ze
vervangen worden.
G Kettingaandrijftandwiel
De koppelingtrommel is voorzien van één van de volgende
kettingaandrijftandwielen:
A) SPUR
(vastgesoldeerd)
B) RING (vervangbaar)
Controleer regelmatig
het slijtageniveau van
het kettingaandrijf-
tandwiel. Vervang het
als het abnormaal
versleten is.
Het kettingaandrijf-
tandwiel moet
vervangen worden
telkens men de ketting
vervangt.
C Controle van de kettingsmering
Controleer bij elke tankbeurt
de kettingsmering.
Hou de zaagbladpunt op ca.
20 cm (8") op een vast licht
voorwerp gericht. Na 1
minuut rijden met 3/4 gas
geven, moet er een
duidelijke olierand te zien
zijn op het voorwerp.
Als de kettingsmering niet werkt:
1 Controleer of het
kettingoliekanaal van het
zaagblad open is. Maak
schoon indien nodig.
2 Controleer of de
zaagbladschroef schoon
is. Maak schoon indien
nodig.
3 Controleer of het neuswiel
van het zaagblad soepel
draait en of de
smeeropening van het
neuswiel open is. Maak
schoon en smeer indien
nodig.
Als de kettingsmering niet
werkt na de bovensta-
ande controles en de
bijbehorende
maatregelen, moet u de
motorkettingzaag naar
uw servicewerkplaats
brengen.
D Neuswiel van het zaagblad smeren
Het neuswiel van het
zaagblad moet bij elke
tankbeurt gesmeerd
worden. Gebruik een
hiervoor bedoelde
smeerspuit en lagervet van
goede kwaliteit.
A
B
min 4 mm
(0,16")