Operation Manual

Nederlands 33
Hieronder worden algemene onderhoudsvoorschriften
opgesomd. Neem contact op met uw dealer indien u meer
informatie behoeft.
Dagelijks onderhoud
1. Controleer of de
onderdelen van de
gashendel veilig werken.
(Gashendelvergrendeling,
gashendel en
startgasvergrendeling.)
2. Maak de kettingrem
schoon en controleer de
remfunctie. Controleer de
kettingvanger op
beschadigingen en
vervang indien nodig.
3. Maak het luchtfilter
schoon of vervang het
indien nodig.
4. Het zaagblad moet voor
evenwichtig afslijten
dagelijks worden
omgekeerd. Controleer of
de smeeropening niet
verstopt is. Maak de groef
schoon. Als het zaagblad
uitgerust is met een
poelie, moet die
schoongemaakt worden.
5. Controleer of van de
ketting en het zaagblad
voldoende olie krijgen.
6. Slijp de ketting en
controleer de conditie en
de spanning. Controleer
het kettingwiel op
abnormale slijtage.
Vervang indien nodig.
7. Maak de luchtinlaat van
de starter schoon.
Controleer de starter en
het starterkoord.
8. Controleer of de moeren
en schroeven aangehaald
zijn
9. Controleer of de
stopschakelaar werkt.
Wekelijks onderhoud
1. Controleer of de trilling-
dempingelementen niet
beschadigd zijn.
2. Smeer het lager van de
koppelingtrommel.
3. Verwijder eventuele
braam op de zijkanten
van het zaagblad met een
vijl.
4. Maak de bougie schoon.
Controleer of de afstand
tussen de elektroden 0,5
mm bedraagt.
5. Controleer de ventilator-
schoepen op het
vliegwiel. Controleer de
starter en de
terugspringveer.
6. Maak de koelflenzen op
de cilinder schoon.
7. Maak het
vonkenopvangnet van de
knalpot schoon of
vervang het.
6. Maak de
carburateurruimte
schoon.
ONDERHOUD
0,5 mm
4
3
8
5
1
2
6
7
Maandelijks onderhoud
1. Controleer de remvoering
van de kettingrem op
slijtage.
2. Controleer het centrum
van de koppeling, de
koppelingtrommel en de
koppelingveer op slijtage.
3. Maak de buitenkant van
de carburateur schoon.
4. Controleer het
brandstoffilter en de
brandstofslangen en
vervang indien nodig.
5. Maak de buitenkant van
de brandstoftank schoon.
6. Maak de binnenkant van
de olietank schoon.
7. Controleer alle kabels en
aansluitingen.
5
6
7
3
4
1
2
1
2
4
5
3
6
8
7
9