Operation Manual

7
TIPS VOOR VEILIG RIJDEN
Het berijden van de scooter is uiterst gemakkelijk, hoewel het enige kennis en
ervaring vereist die door de berijder geleidelijk aan zal worden verkregen.
Besteed voor elke rit aandacht aan de volgende punten:
Controleer de werking van de essentiële delen van de scooter, zoals:
-remsysteem
-verlichting
Rijd bij voorkeur in licht gekleurde of reflecterende kleding.
Laat het licht altijd aan !
Vermijdt het rijden in de “dode hoeken” van het zichtveld van de overige
verkeersdeelnemers om te voorkomen dat u over het hoofd wordt gezien.
Houdt u aan alle verkeersregels.
Pas de snelheid aan de verkeersomstandigheden en vooral uw ervaring aan.
Laat de scooter nooit door een onervaren iemand gebruiken.
Als u van richting verandert, geef dat dan tijdig aan.
Let vooral op bij kruisingen en bij het voorbij rijden van andere langzaam
rijdende of stilstaande voertuigen.
Let goed op de weersomstandigheden voor en achter u(spiegel) en probeer altijd
op mogelijke gebeurtenissen te anticiperen.
Tijdens het rijden verandert de belasting van de wielen:
-het remeffect is groter bij gebruik van de voor rem.
-de remafstand is langer bij gebruik van de achterrem.
-bij het gebruik van de achterrem alleen vermindert al rijdend de stabiliteit van
de scooter maak dus altijd beheerst en gecontroleerd gebruik van de achterrem.
Rijden bij slecht weer en vooral bij nat weer vereist extra voorzichtigheid. De
remafstand bij regen is tweemaal zo groot. Geverfde pijlen op het wegdek,
putdeksels en vettige weggedeelten kunnen bijzonder glad zijn.
Bevestig geen grote of zware voorwerpen aan het stuur. Dit kan leiden tot
onstabiele besturingen en trage stuurreactie.
Houdt zoveel mogelijk beidde handen aan het stuur en plaats de voeten op de
daarvoor bestemde steunen.
Controleer de juiste werking van de scooter alvorens verder te rijden na een
ongeluk/aanrijding/omvallen/beschadigd e.d.
Het aanbrengen van wijzigingen aan de scooter of het motorblok en/of het