Operation Manual

Appendix
53
II. Met de PC verbinden
1. Druk op de aan-/uittoets om uw navigatiesysteem op te
starten.
2. Sluit de USB kabel op het navigatiesysteem aan.
3. Sluit het andere einde van de USB-kabel op een vrije USB-
aansluiting van uw computer aan.
4. De hardware-installatieassistent herkent nu een nieuw
apparaat en installeert een geschikte driver. Dat kan enkele
minuten in beslag nemen. Herhaal de verbindingszoekactie
indien ze de eerste keer mislukt.
5. Volg de aanwijzingen op het beeldscherm. Het programma
brengt nu een partnerschap tussen uw pc en het apparaat
tot stand.
III. Werken met Microsoft
®
ActiveSync
®
Zodra u uw navigatiesysteem met uw PC verbindt wordt ActiveSync
®
automatisch opgestart. Het programma controleert, of het om een
toestel gaat waarmee een partnerschap is afgesloten. Als dat zo is,
dan worden de wijzigingen op de PC en op het navigatiesysteem, die
sinds de laatste synchronisatie hebben plaatsgevonden, met elkaar
vergeleken en gecoördineerd. In de instellingen van het programma
ActiveSync
®
kunt u precies instellen, welke gegevens bij de
synchronisatie prioriteit hebben. Om de effecten van de verschillende
instellingen te leren kennen, opent u de helpfunctie (met de toets F1)
van het programma. Als het navigatiesysteem niet als een partner
wordt herkend, dan wordt automatisch een beperkte gast-toegang
geactiveerd, waarmee u b.v. gegevens kunt uitwisselen. Indien dit
voorkomt terwijl u over een geregistreerd partnertoestel beschikt,
dan verbreekt u de verbinding tussen navigatiesysteem en PC en zet
u het navigatiesysteem uit en weer aan. U verbindt dan het
navigatiesysteem opnieuw met de PC, om de herkenningsprocedure
opnieuw op te starten. Wordt het toestel dan nog steeds enkel als
gast herkend, dan herhaalt u de procedure opnieuw en herstart u
tevens uw PC.
Tip: Controleer altijd, dat u uw navigatiesysteem
telkens op dezelfde USB-poort van uw PC aansluit,
omdat uw PC anders een nieuwe ID toekent en uw
toestel opnieuw installeert.
i