Operation Manual

12
Kies op het dak een mogelijk horizontaal of gering hellend montagevlak omdat bij dakhellingen van
meer dan 5°, al naar gelang de standplaats van het voertuig, problemen bij het zoeken van satellieten
niet uit te sluiten zijn.
Om een veilige verlijming te garanderen, mag het hoogteverschil van de dakkromming niet meer dan
1 cm op een lengte van 2 m bedragen, omdat anders de spleet tussen dak en montageplaat door de
afdichtmassa niet meer kan worden gecompenseerd.
Omdat het voertuig tijdens het rijden continu aan trilbelastingen wordt blootgesteld, is ook het dak onder
de antenne-eenheid aan grote belastingen onderhevig. Let er bij de eigenschappen en belastbaarheid
van uw voertuigdak op dat het eigen gewicht van de antenne-eenheid ca. 13,8 kg bedraagt (zie ook
gebruiksaanwijzing van het voertuig). Neem in geval van twijfel contact op met een gekwali ceerde
vakhandel of met de fabrikant van uw voertuig.
Bij de dakdoorvoer is het mogelijk de twee verbindingskabels (coax- en stroomvoedingskabel) direct
onder de draai-eenheid waterdicht in het voertuig te voeren. Als een dergelijke installatie niet gewenst
is, kunnen de kabels via het in de montageplaat aanwezige kanaal vanuit de draai-eenheid naar
achteren worden geleid. De kabels moeten dan in een (niet bij de levering inbegrepen) kabelkanaal op
het voertuigdak worden geïnstalleerd.
Aanwijzing: De kabels mogen niet worden afgeknipt omdat anders de correcte werking van het apparaat
niet meer gegarandeerd kan worden.
Boor in het centrum van de hiervoor bestemde positie van de draai-eenheid een opening voor de
kabeldoorvoer. Gebruik hiervoor een cirkelboor (Ø: 38 mm). Ontbraam de boring met een ronde vijl of
met schuurpapier.
Plaats de dakdoorvoer provisorisch in het boorgat (afb. A).
Plaats de montageplaat zodanig op het dak dat het middelste gat zich centraal t.o.v. de kabel-
doorvoer bevindt. Daarbij moet het pijlsymbool boven zichtbaar zijn en in voorwaartse richting van
het voertuig wijzen (afb. B).
Afbeelding: A
Opmerking: Als u tot nog toe een Kathrein-Sat-scharniermast HDM 140/141 of een andere mast met een
diameter van 34 mm hebt gebruikt, kunt u de reeds in het dak aanwezige doorvoerboring
verder gebruiken (voor zover aan de vereisten met betrekking tot de benodigde ruimte wordt
voldaan).
MONTAGESTAPPEN
MONTAGE VAN DE KABELDOORVOER EN MONTAGEPLAAT
MONTAGE EN AANSLUITING
Kleefstof
O-ring