Operation Manual

16
Afbeelding: E
MONTAGE EN AANSLUITING
Til de draai-eenheid op en plaats deze voorzichtig in de rijrichting (zie afbeelding E) op de montage-
plaat (stap hierbij niet op de stekkerverbinding en knik/klem de kabels evenmin!).
De doorgangsboringen van de draai-eenheid moeten exact met de schroefdraden van de
montageplaat overeenkomen. Let er tijdens het neerlaten op dat de kabel door de kabeldoorvoer
wordt geleid en niet gekneld raakt.
Breng een beetje afdichtmassa aan op de zes schroefboringen van de montageplaat en draai de
bevestigingsschroeven in de schroefdraad. Trek de schroeven met een aanhaalkoppel van 6 Nm aan.
Om te voorkomen dat er waterdamp vanuit de binnenkant van het voertuig door de dakdoorvoer
in de draai-eenheid kan komen, legt u de twee kabels in de bijgevoegde afdichting (zie hiervoor
afb. E), klap deze dan samen en steek ze tot de aanslag in de dakdoorvoer. In het derde, niet-
gebruikte kabelkanaal steekt u de plug. Let er op dat er geen neerwaartse trekbelasting op de
afdichting wordt uitgeoefend omdat deze er anders na verloop van tijd uit kan vallen.
Rijrichting
Dichting met pluggen
voor het lege kanaal
Accu, contact
Receiver