Operation Manual

17
MONTAGE EN AANSLUITING
VARIANT MET BUITENSTE KABELDOORVOER (AFB. F)
De dakdoorvoer aan de buitenkant is zo ingericht dat de verbindingspunten van de beide uit de
draai-eenheid uitstekende kabels met de beide verlengingen in het voertuig in een waterdicht
omhulsel op het dak van het voertuig worden geïnstalleerd en hier indien nodig opnieuw kunnen
worden gesplitst.
Plaats bij het opstellen van de draai-eenheid op de montageplaat de kabels in het kabelkanaal.
Let erop dat de kabels elkaar niet kruisen en strak liggen zodat deze niet afgeklemd kunnen
worden. Probeer de kabels niet uit het apparaat te trekken. Daardoor kunnen de kabels worden
beschadigd en de kabelaansluitingen losraken.
Zet de draai-eenheid voorzichtig op de montageplaat. De doorgangsboringen van de draai-eenheid
moeten overeenkomen met de schroefdraden van de montageplaat.
Breng een beetje afdichtmassa aan op de zes schroefboringen van de montageplaat en draai de
bevestigingsschroeven in de schroefdraad. Trek de schroeven met een aanhaalkoppel van 6 Nm aan.
Bij het leggen van de aansluitkabels door de dakdoorvoer HDZ 100 mogen deze niet gekneld raken
of geklemd of beschadigd worden.
*) Niet bij de levering inbegrepen! De dakdoorvoer kan als accessoire HDZ 100 via bestelnummer
20410032 in de vakhandel worden besteld.
Rijrichting
Kabel in het
kabelkanaal *
)
en de waterdichte
dakdoorvoer *
)
geïnstalleerd