Operation Manual

PACKET – 3
Commandonaam Afkorting Beschrijving Parameter Standaard
DISPLAY DISP
Hiermee kan de TNC de huidige status van alle commando’s
weergeven. U kunt ook een klasse-identifi catie A, C, H, I,
L, M of T aangeven als u de status van enkel de gewenste
commandoklasse wilt laten weergeven. Voer een spatie in
tussen de commandonaam en een klasse-identifi catie. bijv.
DISPLAY H.
A (ASYNC): RS-232C poortparameters
C (CHAR): Speciale TNC tekens
H (HEALTH): Tellerparameters
I (ID): ID-parameters
L (LINK): TNC-naar-TNC linkstatus
M (MONITOR): Controleparameters
T (TIMING): Timingparameters
−−
DWAIT DW
Hiermee wordt de tijd vanaf wanneer de verbinding verbroken
is tot het zenden bepaald. De eenheid van de parameter is 10
milliseconden.
0 ~ 250 30
ECHO E
Als hij aanstaat, zendt de TNC ontvangen tekens door naar de
computer.
ON/ OFF ON
EPAT H E PAT H
Hiermee worden de roepnamen van een digitale repeater
bepaald als de UISSID parameter in een ontvangen packet 10
of 14 is.
Call1, ... call7
FLOVER FL
Hiermee wordt de vertraging bepaald tussen het volraken
van het buffergeheugen van de TNC en het legen van het
buffergeheugen van de TNC. De eenheid van de parameter is 1
minuut.
0 ~ 120 0
FLOW F
Als hij aanstaat en u slaat een toets aan, stopt de computer met
het weergeven van de ontvangen pakketten.
ON/ OFF ON
FRACK FR
Hiermee wordt de tijd tussen het verzenden en het nogmaals
proberen te verzenden bepaald. De eenheid van de parameter
is 1 seconde.
0 ~ 15 3
FULLDUP FU
Als hij aanstaat, kan de TNC in volledige duplex functioneren.
Als hij uitstaat, kan hij met behulp van verbindingsdetectie-
signalen pakketbotsing voorkomen.
ON/ OFF OFF
GBAUD GB
Hiermee wordt 2400, 4800 of 9600 bps geselecteerd als
overdrachtssnelheid tussen de TNC en de GPS ontvanger.
2400/ 4800/ 9600 4800
GPSFILT1 GPSFILT1 Filterinstelling van de GPS-ingangsdata. 0 ~ 6 tekens
GPSFILT2 GPSFILT2 Filterinstelling van de GPS-ingangsdata. 0 ~ 6 tekens
GPSFILT3 GPSFILT3 Filterinstelling van de GPS-ingangsdata. 0 ~ 6 tekens
GPSFILT4 GPSFILT4 Filterinstelling van de GPS-ingangsdata. 0 ~ 6 tekens
GPSSEND GPSS
Hiermee wordt de inhoud van de data die naar de GPS
ontvanger gaat, bepaald. Deze data wordt gebruikt om de
standaard instellingen van de ontvanger te programmeren. De
uitgangdata wordt niet in het geheugen opgeslagen.
0 ~ 32 tekens
(aanbevolen)
GPSTEXT GPST Hiermee wordt het soort bericht bepaald door LTEXT. 0 ~ 6 tekens $PNTS
HBAUD HB
Hiermee wordt 1200 of 9600 bps geselecteerd als
overdrachtssnelheid tussen pakketstations.
1200/ 9600 1200
HEALLED HEAL
Hiermee wordt bepaald of de normale werking van de ROM
gecontroleerd wordt. Als hij aanstaat en als de werking normaal
is, gaan “STA” en “CON” afwisselend knipperen.
ON/ OFF OFF
HID HI
Als hij aanstaat, verzendt de TNC na digitale versterking elke 9,5
minuten een ID-pakket.
ON/ OFF ON
ID I Hiermee verzendt de TNC een ID-pakket.
KISS KISS
Bij ON, veroorzaakt het invoeren van een RESTART-commando
ervoor dat de TNC in (of uit) KISS-modus gaat.
ON/ OFF OFF
LOCATION LOC
Als hij op EVERY is ingesteld, wordt de GPS data steeds om
de ingestelde tijd (n) verzonden. Als hij op AFTER is ingesteld,
wordt de GPS data slechts één maal na de ingestelde tijd (n)
verzonden. De eenheid van n is 10 seconden.
EVERY/ AFTER n
(n = 0 ~ 250)
EVERY 0
LPAT H LPA
Hiermee worden de roepnamen voor het verzenden van GPS
data bepaald. Call1 is het roepnaam van de bestemming. Call2
t/m call8 zijn roepnamen van stations die als digitale repeater
moeten dienen.
Call1 (VIA call2,
call3, ... call8)
GPS