User manual

17
Montageaanwijzingen
Om verkeerde activeringen te vermijden moet de monta-
geplaats minstens 1 m van een lamp verwijderd zijn.
Bewegingen (bijvoorbeeld trillingen) van het toestel heb-
ben hetzelfde eect als bewegingen in het detectiebereik
(bijvoorbeeld struiken, bloemen, gordijnen, etc.) en kun-
nen tot foutieve activeringen leiden.
Daarom is een vaste montage van het toestel verplicht.
Om de montage te vergemakkelijken kan de het op de
verpakking gedrukte boorsjabloon gebruikt worden.
Boorsjabloon vasthouden, boorgaten tekenen en gaten
met Ø 6 mm boren.
Plug indrukken en onderdeel van de behuizing vast-
schroeven.
Rubberen buisje voor de leidingpassage aanbrengen en
de aansluitingsleiding erdoor voeren.
De plaats voor de invoer van de kabel moet absoluut
dicht zijn.
Elektrische aansluiting tot stand brengen.
De frontkap opzetten en samenschroeven.
Beveiliging
Het toestel en de aangesloten verbruikers moeten door
voorgeschakelde beschermingsorganen beschermd wor-
den.
Bij de keuze van het/de geschikte beschermingsorgaan(en)
moeten de geldende opstelrichtlijnen strikt worden nage-
leefd.