Gebruikshandleiding KYMCO BENELUX B.V.
VOORWOORD Dank u voor uw aanschaf van deze KYMCO-scooter en welkom als KYMCO-scooterrijder. Wij raden u aan om deze handleiding grondig door te nemen, zodat u - voordat u gaat rijden - volledig op de hoogte bent van de juiste bediening en de kenmerken, mogelijkheden en beperkingen van uw scooter. Wilt u verzekerd zijn van een probleemloze levensduur van uw scooter, dan dient u deze op de juiste manier te bedienen en te onderhouden.
LEES DEZE HANDLEIDING ZORGVULDIG DOOR Deze gebruikshandleiding bevat belangrijke informatie omtrent veiligheid, bediening en onderhoud. Wie deze scooter gaat berijden, dient eerst de inhoud van deze handleiding tot in de details gelezen en begrepen te hebben. SPECIALE OPMERKINGEN Lees deze handleiding door en volg de instructies zorgvuldig op. Om bepaalde informatie bijzondere nadruk te geven, worden de woorden WAARSCHUWING!, PAS OP! en N.B. gebruikt.
Inhoudsopgave BUDDYSEAT ....................................................................... 32 HELMBAK/HELMBAKLICHT .................................................. 33 HELMHAAKJES ................................................................... 34 TASSENHAAK ..................................................................... 35 PASSAGIERSVOETSTEUN ...................................................... 36 STANDAARD ......................................................................
GEREEDSCHAPSSET ............................................................. 61 CARTERVENTILATIE.............................................................. 61 MOTOROLIE ...................................................................... 62 TRANSMISSIE-OLIE .............................................................. 70 LUCHTFILTER...................................................................... 71 WERKING VAN DE GASHENDEL .............................................. 72 STATIONAIR TOERENTAL .
VEILIGHEID BELANGRIJKE INFORMATIE OMTRENT DE VEILIGHEID U kunt van uw scooter jarenlang profijt hebben, als u de verantwoordelijkheid neemt voor uw eigen veiligheid en begrijpt welke uitdagingen u op de weg kunt tegenkomen. Er is veel dat u kunt doen om uzelf te beschermen als u rijdt. In deze handleiding vindt u veel nuttige adviezen. De volgende zijn zeer belangrijk: DRAAG EEN HELM Een veilige scooteruitrusting begint met een helm van goede kwaliteit.
KEN UW GRENZEN Rijd altijd en overal binnen de grenzen van uw eigen rijvaardigheid. Als u uw grenzen kent en ze niet overschrijdt, zal dit u helpen om ongelukken te voorkomen. HOUD UW SCOOTER VEILIG Om veilig te rijden, is het belangrijk dat u telkens voordat u gaat rijden uw scooter controleert en alle aanbevolen onderhoud uitvoert. Overschrijd nooit de voorgeschreven laadcapaciteit en gebruik alleen onderdelen en toebehoren die door KYMCO worden aanbevolen voor deze scooter.
BESCHERMENDE KLEDING Voor uw veiligheid raden wij u ten sterkste aan om, tijdens het rijden, een goedgekeurde scooterhelm, oogbescherming, laarzen, handschoenen, een broek met lange pijpen en een shirt of jack met lange mouwen te dragen. HELM EN BESCHERMING Uw helm is het belangrijkste onderdeel van uw rijuitrusting, omdat het de beste bescherming biedt tegen hoofdverwondingen. Een helm dient goed om uw hoofd te passen en prettig te zitten. Zorg dat uw ogen altijd beschermd zijn en u goed zicht hebt.
(1) (2) (3) (1) Draag handschoenen. (2) Uw kleding moet goed aangesloten zitten. (3) Draag altijd een helm. Als deze geen vizier heeft, dient u een motorbril te dragen. (4) Draag felgekleurde of reflecterende kleding. (5) Uw schoenen moeten goed aangesloten zitten, lage of geen hakken hebben en de enkels beschermen. (4) WAARSCHUWING! Als u geen helm draagt, vergroot u de kans om bij een ongeval ernstig gewond te raken of gedood te worden.
BELADING: GRENZEN EN RICHTLIJNEN Maximaal gewicht helmbak: 10 kg Met behulp van deze richtlijnen kunt u beslissen of u bagage op uw scooter kunt laden, hoeveel dit kan zijn en hoe u dit op een veilige manier kunt doen. Hier volgen de gegevens voor maximale belading van uw scooter: Maximaal gewicht achterdrager: 5 kg Maximale laadcapaciteit (gewicht van bestuurder, passagier, alle bagage en alle toebehoren te zamen): 163 kg.
RICHTLIJNEN VOOR BELADING Als u uw scooter niet juist belaadt, kan dit de stabiliteit en de wegligging van het voertuig negatief beïnvloeden. Als u vracht op uw scooter vervoert, dient u altijd langzamer te rijden.
ONDERDELEN EN VERANDERINGEN Er is een grote verscheidenheid aan onderdelen op de markt verkrijgbaar. KYMCO kan de kwaliteit of de bruikbaarheid van onderdelen die u misschien zou willen aanschaffen, niet garanderen. Als u ongeschikte onderdelen aan uw scooter toevoegt, zou dit onveilige situaties kunnen opleveren. KYMCO kan onmogelijk alle verkrijgbare onderdelen, afzonderlijk of in combinatie, testen.
PLAATS VAN DE ONDERDELEN (2) (3) (4) (5) (1) (1) (2) (3) (4) Achteruitkijkspiegel rechts Dashboard Achteruitkijkspiegel links Signaalschakelaar-indicatielampje / Dimlichtschakelaar / Richtingaanwijzerschakelaar / Claxon (5) Veervoorspanning-versteller van de linker achterophanging (6) Veervoorspanning-versteller van de rechter achterophanging (7) Noodstopschakelaar / Lichtschakelaar / Startknop (7) (6) 8
(14) (13) (8) (9) (10) (11) (12) (13) (14) (8) (12) (11) (10) (9) 9 Voorremhevel Gashendel Remvloeistofreservoir voorrem Contactschakelaar Benzinevuldop Remvloeistofreservoir achterrem Achterremhevel
(18) (19) (20) (17) (16) (15) (21) (22) (15) (16) (17) (18) (19) (20) (21) (22) (23) (24) (23) (24) 10 Accu/Zekeringdoos/Reservezekering Helmbak Helmhaakje Koelvloeistofvuldop Koelvloeistofpeil Jiffy Middenstandaard Passagiersvoetsteun links Luchtfilter
(26) (25) (26) (27) (25) (28) (27) (28) 11 Tassenhaak Buddyseat Olievulplug/ oliepeilstok Passagiersvoetsteun rechts
FRAMENUMMER Het framenummer (1) kunt u lezen als u het dekseltje op de binnenkap verwijdert met een schroevendraaier met een platte kop. Controleer altijd of het framenummer dat gedrukt staat op uw scooter hetzelfde is als in de bijgeleverde documenten en op de garantiekaart. Noteer het framenummer hieronder.
MOTORNUMMER Het motornummer staat gedrukt op het linkercarter. Noteer het motornummer hieronder.
SLEUTELNUMMER Het sleutelnummer (1) heeft u nodig als u onderdelen bestelt. Schrijf het nummer hier op zodat u het zonodig bij de hand heeft.
BEDIENINGSONDERDELEN SLEUTELS Deze scooter heeft twee contactsleutels en twee afdeksleutels. CONTACTSCHAKELAAR FUNCTIE “ “ “ ” ”positie: Alle elektrische circuits zijn onderbroken. De motor kan niet starten. ”positie: Het startcircuit is gesloten en de motor kan starten. De sleutel kan niet uit het contactslot gehaald worden. ”positie: Om het stuur te vergrendelen, draait u het stuur geheel naar links. Druk de sleutel in het slot en draai hem in de “” “-positie. Haal de sleutel uit het slot.
DASHBOARD indicatielampje (5) Rechterrichtingaanwijzerindicatielampje (6) Grootlichtindicatielampje (7) Olieservicebeurt- (1) Multifunctioneel display (2) CELP (3) Toerenteller (4) Linkerrichtingaanwijzer(1) (2) indicatielampje (8) Buddyslotindicatielampje (9) Oververhittingindicatielampje (10) In-/afstelknop (11) Modusknop (3) (4) (5) (6) (11) mph Km/h (7) (8) (10) (9) 16
Begindisplay (1) MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY Als de contactschakelaar wordt aangezet, verschijnen op het multifunctionele display tijdelijk alle modi zodat u kunt controleren of het digitale display goed fuctioneert. Het display bevat de volgende fucties: (1) Snelheidsmeter (4) De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid aan. (3) mph Km/h Druk op de modusknop (“MODE”) en houd deze ingedrukt gedurende meer dan twee seconden om voor “mph” (mijl per uur) of “Km/h “(kilometer per uur) te kiezen.
Odometer/tripmeter/olieservicebeurtmeter Druk de modusknop in en houd deze gedurende meer dan twee seconden ingedrukt om te kiezen voor “mph” of “Km/h” (snelheidsmeter) en voor mijl of kilometer (odometer/tripmeter/olieservicebeurtmeter). mph odometer odo tripmeter km/h TRIP Odometer : geeft de totale gereden afstand aan. olieservicebeurtmeter Tripmeter: geeft de gereden afstand per rit aan. Olieservicebeurtmeter: geeft de gereden afstand voor een olieservicebeurt aan.
Om de tripmeter te resetten: Om de olieservicebeurtmeter en het olieserviceindicatielampje te resetten: 1. Druk op de in-/afstelknop en houd deze gedurende meer dan twee seconden ingedrukt om voor TRIP te kiezen. 1. Druk de in-/afstelknop in en houd deze gedurende meer dan twee seconden ingedrukt om te kiezen voor de olieservicebeurtmeter. 2. Druk de modusknop en de in-/afstelknop tegelijkertijd in en houd ze ingedrukt totdat de tripmeter op nul staat. 2.
Benzinemeter Digitaal klokje De benzinemeter geeft in een schaalverdeling aan hoeveel benzine er ongeveer in de tank aanwezig is. Het benzinepeil ligt normaal gesproken ergens tussen segment F en segment E. Als segment E of het benzinepeil-indicatielampje gaan knipperen, betekent dit dat het benzinepeil laag is en dient u zo spoedig mogelijk bij te tanken. (3) Geeft de tijd aan (in uren en minuten) als het contact aanstaat. Om de tijd met de hand bij te stellen, gaat u als volgt te werk: 1.
4. Om het uur in te stellen, drukt u de in/afstelknop in totdat het gewenste uur op het display verschijnt 6. Om de minuten in te stellen, drukt u de in/afstelknop in totdat de gewenste minuten op het display verschijnen. 5. Druk op de modusknop. Het minutendisplay gaat knipperen. 7. Om het instellen te beëindigen, drukt u de modusknop en de in-/afstelknop tegelijkertijd in. Het display stopt automatisch met knipperen. Als de knop ongeveer tien seconden lang niet wordt ingedrukt, is de tijd ingesteld.
(2) CELP (CHECK ENGINE LAMP): CONTROLELAMPJE VOOR DE MOTOR Gaat knipperen of branden als er zich iets abnormaals voordoet in het CELP-systeem. Als het op enig ander moment gaat branden, verminder dan uw snelheid en laat uw scooter zo spoedig mogelijk door uw erkende KYMCO-dealer nakijken. Als het op enig ander moment gaat knipperen, zet dan de motor stil en neem de scooter zo spoedig mogelijk naar uw KYMCO-dealer. N.B.: Het CELP-lampje zal oplichten als de motor te snel draait.
(4) LINKERRICHTINGAANWIJZER- Om het olieservicebeurt-indicatielampje te resetten (zie pagina 19). INDICATIELAMPJE “ ” Knippert als de linkerrichtingaanwijzer aanstaat. (8) BUDDYSLOT-INDICATIELAMPJE “MET-IN” (5) RECHTERRICHTINGAANWIJZERINDICATIELAMPJE “ ” (9) OVERVERHITTING-INDICATIELAMPJE “ ≈≈ “ Gaat branden als de buddyseat niet goed op slot zit. Als de temperatuur van de koelvloeistof boven de aanbevolen maximumwaarde ligt, gaat dit lampje branden.
RECHTER STUURSCHAKELAAR (1) LICHTSCHAKELAAR “ “-positie: De koplamp en het achterlicht gaan branden. “ “ –positie: Het signaallicht en het achterlicht gaan branden. “ “-positie: De koplamp, het signaallicht en het achterlicht gaan uit.
(2) ELEKTRISCHE STARTKNOP Druk de elektrische startknop (2) in om de startmotor te laten draaien. N.B. Als de remhevel niet is ingeknepen, zal de startmotor niet gaan draaien. Deze scooter is uitgerust met blokkeerschakelaars voor het ontstekingscircuit en het startcircuit. De motor kan alleen gestart worden als de jiffy volledig ingeklapt is.
(3) NOODSTOPSCHAKELAAR (“ENGINE STOP”) “ “ “positie: het startcircuit staat uit. De motor kan niet starten of draaien. ”positie: het startcircuit staat aan en de motor kan draaien.
LINKERSTUURSCHAKELAAR (1) RICHTINGAANWIJZERSCHAKELAAR Gebruik de richtingaanwijzer-schakelaar als u een bocht gaat maken of gaat afslaan. De richtingaanwijzer gaat knipperen als deze schakelaar wordt aangezet. “ ” voor links afslaan; “ ” voor rechts afslaan. Het richtingaanwijzer-indicatielampje op het dashboard gaat ook knipperen als deze schakelaar wordt aangezet. (1) (2) CLAXONKNOP Druk de claxonknop in om te toeteren.
(3) (3) DIMSCHAKELAAR “ ”-positie: Het dimlicht en het achterlicht gaan aan. “ ”-positie: Het grootlicht en het achterlicht gaan aan. Het grootlichtindicatielampje op het dashboard gaat ook aan. (4) SIGNAALSCHAKELAAR Als de signaalschakelaar (“PASSING”) wordt ingedrukt, gaat de koplamp flitsen om aankomende auto’s of een auto die u wilt passeren, te waarschuwen.
REMMEN ACHTERREMHEVEL (LINKERSTUURHELFT) De achterremmen worden gebruikt door de achterremhevel langzaam naar het handvat toe te trekken. Het remlicht gaat branden als de hevel wordt ingeknepen. VOORREMHEVEL (R ECHTERSTUURHELFT) De voorremmen worden gebruikt door de voorremhevel langzaam naar het handvat toe te trekken. Het remlicht gaat branden als de hevel wordt ingeknepen.
BENZINEVULDOP OM DE BENZINEVULDOP TE OPENEN: Steek de contactsleutel in het slot en draai hem naar rechts in de “ “-positie (de sleutel kan niet uit het slot gehaald worden). Draai de sleutel in de richting van de klok naar de “ vuldop (1) ”-positie en open de Zorg dat u niet teveel benzine tankt. Er mag geen benzine in de vulnek aanwezig zijn (2). Nadat u heeft bijgetank, zorg dan dat u de benzinetankdop stevig met de hand dichtdraait.
OM DE BENZINEDOP TE VERGRENDELEN: Druk de benzinevuldop op zijn plaats. WAARSCHUWING! Benzine is uiterst brandbaar en explosief. U kunt u branden of ernstig gewond raken als u met benzine omgaat. Zet de motor stil en houd hitte, vonken en open vuur uit de buurt. Tank alleen buitenshuis. Veeg gemorste benzine onmiddellijk weg. AANBEVOLEN BRANDSTOF Gebruik EURO 95 benzine. Deze benzine is loodvrij. Loodvrije benzine kan de levensduur van de bougies en van de uitlaatonderdelen verlengen.
BUDDYSEAT OM DE BUDDYSEAT TE ONTGRENDELEN: (1) Contactsleutel in de “aan”-positie (de motor loopt): Druk de sleutel in het slot en draai hem tegen de richting van de klok in van "aan"naar "SEAT OPEN". (2) Contactsleutel in de “uit”-positie (de motor staat stil): Druk de sleutel in het slot en draai hem tegen de richting van de klok in van "uit”naar "SEAT OPEN". Til de buddyseat op.
HELMBAK/HELMBAKLICHT (1) De helmbak (1) bevindt zich onder de buddyseat. Voor openen en sluiten: zie “BUDDYSEAT”(pagina32). Maximaal laadgewicht: 10 kg Het helmbaklicht (2) gaat automatisch aan als de buddy wordt geopend. Het blijft aan zolang de buddy open is, ongeacht in welke stand de contactschakelaar staat. PAS OP! Overschrijd nooit het laadvermogen. Dit zou de wegligging en stabiliteit van de scooter ernstig kunnen verstoren. De helmbak kan warm worden door de motor.
HELMHAAKJES Om de helmhaakjes te gebruiken, ontgrendelt u de buddyseat (zie pagina 32), bevestigt u de ring van uw helm aan één van de haakjes en doet u de buddyseat weer goed op slot. WAARSCHUWING! Als u gaat rijden met een helm die aan een helmhaakje is bevestigd, kan de helm tussen het achterwiel of de achtervering geraken met een ongeval tot gevolg. U kunt ernstig gewond of gedood worden. Gebruik de helmhaakjes alleen terwijl de scooter staat geparkeerd.
TASSENHAAK 1. Voor gebruik dient u de tassenhaak (1) uit te trekken. 2. U duwt de pal (2) naar links om te ontgrendelen en hangt uw tas aan de haak en laat hem op de treeplank steunen. 3. Om de tas te verwijderen, draait u de pal weer naar links. Haal de tas van de haak af. (1) 4. Als u de tassenhaak niet gebruikt, dient hem terug te duwen in de oorspronkelijke stand om te voorkomen dat uw kleding erachter blijft haken als u rijdt.
PASSAGIERSVOETSTEUN 1. Om de voetsteun te gebruiken, dient u tegen de knop (1) te schoppen. (1) 2. Als u de voetsteun niet wilt gebruiken, duw deze dan in de oorspronkelijke positie.
STANDAARD Deze scooter is uitgerust met een middenstandaard en een jiffy. MIDDENSTANDAARD (1) Om de scooter op de middenstandaard te plaatsen, zet u uw voet op het uiteinde van de middenstandaard en trekt u vervolgens met uw rechterhand aan de passagiershandrail de scooter naar achteren en omhoog, terwijl u het stuur met uw linkerhand vasthoudt. (1) PAS OP! Parkeer de scooter op een stevige, vlakke ondergrond om te voorkomen dat hij omvalt.
JIFFY (2) De scooter is uitgerust met een startonderbreker om het onstekingscircuit te onderbreken als de jiffy is uitgeklapt. De jiffy-startonderbreker werkt als volgt: Als de jiffy is uitgeklapt, kan de motor niet gestart worden; Als de motor loopt en de jffy wordt uitgeklapt, zal de motor afslaan. (2) STARTONDERBREKING OPHEFFEN 1. Open de zekeringdoos (zie pagina 85). 2.
PAS OP! De startonderbrekingsschakelaar dient altijd bij de scooter te blijven. Controleer regelmatig of de schakelaar nog werkt en laat deze nakijken door een erkende KYMCO-dealer zodra hij niet goed werkt. Parkeer de scooter op een stevige, vlakke ondergrond om te voorkomen dat hij omvalt. Als u de scooter op een helling moet parkeren, zorg dan dat de neus van de scooter naar boven gericht is en plaats hem op de middenstandaard. Als u de jiffy gebruikt, kan de scooter naar beneden glijden.
(2) OPHANGING (1) Elke schokbreker (1) heeft verschillende veerstanden voor verschillend gewicht of verschillende rijomstandigheden. Gebruik een noksleutel (2) om de achterschokbrekers af te stellen. Zorg ervoor dat u beide schokbrekers in dezelfde stand zet. KOPLAMPAFSTELLING Haal de rubberen dop (1) van de schroef (2). U kunt de koplamp afstellen door de schroef zo nodig vaster of losser te draaien. Zorg dat u de afstelling van de koplamp uitvoert volgens de plaatselijke wetten en regels.
AANSLUITING VOOR DIAGNOSTISCH INSTRUMENT De aansluiting voor diagnostische instrumenten bevindt zich onder de zekeringdoos in de accubak. Wij raden u aan dit onderdeel uitsluitend te laten nakijken door uw KYMCO-dealer. De scooter gebruikt deze aansluiting om de staat van het brandstofsysteem te controleren. Controleer de staat van het brandstofsysteem met de aanbevolen brandstofsysteemtester.
1. Controleer het oliepeil en vul de olie zo nodig bij (zie p. 62). Controleer op lekkages. 2. Controleer het benzinepeil. Vul de tank zo nodig bij (zie p. 30). Controleer op lekkages. 3. Controleer het koelvloeistofpeil. Vul zo nodig bij. Controleer op lekkages (zie pp. 75). 4. Controleer de werking van de voor- en achterremmen. Controleer op remvloeistoflekkage (zie p. 79). 5. Banden: controleer de bandspanning en de toestand van de banden (zie p. 86). 6.
BEDIENING HET STARTEN VAN DE MOTOR Volg bij het starten van de motor altijd de hierna beschreven werkwijze. Deze scooter is uitgerust met een jiffy-startonderbreker. De motor kan niet gestart worden als de jiffy uitgeklapt is. Een lopende motor zal stoppen zodra de jiffy wordt uitgeklapt. Om de katalysator in het uitlaatsysteem van uw scooter te beschermen, dient u de motor niet langdurig stationair te laten draaien en geen gelode benzine te gebruiken.
4. Knijp de achterremhevel in. De elektrische startknop werkt alleen als de remhevel is ingeknepen en de jiffy is ingeklapt. 5. Druk op de startknop terwijl de gashendel dicht is. Laat de startknop los zodra de motor aanslaat.
6. Zorg dat u de gashendel gesloten houdt terwijl de motor opwarmt. 7. Laat de motor warm lopen voordat u gaat rijden. Sluiten Zorg dat u de gashendel niet “BLIEPT” (snel openen dichtdraaien), omdat de scooter dan naar voren zal schieten. Laat de scooter niet onbewaakt achter terwijl de motor aan het opwarmen is.
Als het u niet lukt om een warme motor opnieuw op te starten: 1. Plaats de scooter op de middenstandaard en knijp de achterremhevel in. 2. Open de gashendel ¹∕₈- tot ¼-slag terwijl u de motor start. Startonderbreker DINK 200i is ontworpen om de motor en de benzinepomp automatisch te laten stoppen als de scooter ten val komt (een hellingshoeksensor onderbreekt het startsysteem). Voordat u de motor opnieuw start, dient u de contactschakelaar in de “uit”-positie te zetten en dan terug in de “aan”- positie.
2. Ga aan de linkerkant van de scooter staan en duw deze naar voren en van de middenstandaard af. RIJDEN LAAT DE MOTOROLIE CIRCULEREN VOORDAT U GAAT RIJDEN. Laat de motor voldoende tijd stationair draaien na een warme of koude start voordat u de scooter belast of het toerental opvoert. Hierdoor is er genoeg tijd voor de smeerolie om alle belangrijke motordelen te bereiken. Lees opnieuw het hoofdstuk over veiligheid (zie pp. 1-7) voordat u gaat rijden.
3. Ga vanaf de linkerkant op de scooter zitten en houd tenminste één voet aan de grond om de scooter in evenwicht te houden. 4. Geef, voordat u wegrijdt, uw richting aan met een richtingaanwijzer en controleer of de weg veilig is. Pak het stuur beiderzijds stevig vast. Probeer nooit met één hand te sturen: u kunt de macht over het stuur verliezen. 5. Om op te trekken, opent u geleidelijk aan de gashendel: de scooter rijdt vooruit.
7. Als u vaart mindert, is het zeer belangrijk dat u de bediening van de gashendel en de voor- en achterremmen goed op elkaar afstemt. Zowel de voor- als de achterremhevel moeten beide tegelijkertijd worden ingeknepen. Als u alleen de voorrem of alleen de achterrem gebruikt, kunt u minder goed stoppen. Te hard remmen kan tot gevolg hebben dat één van de wielen blokkeert, zodat u de macht over het stuur kunt verliezen. 8.
10. Als u een steile helling afrijdt, sluit dan de gashendel volledig en gebruik beide remmen om de scooter af te remmen. Zorg dat u de remmen niet te lang achtereen gebruikt. Dit zou kunnen leiden tot oververhitting van de remmen en een vermindering van het remvermogen. platen, deksels over mangaten, markeringen op het wegdek enzovoorts. 11. Als u over een natte of losse ondergrond rijdt, wees dan extra voorzichtig.
PARKEREN 1. Nadat u de scooter stilgezet heeft, draait u de contactsleutel tegen de richting van de klok in in de “uit”positie en haalt u de sleutel uit het slot. 2. Gebruik de middenstandaard om de scooter op te laten steunen als deze geparkeerd staat. Parkeer de scooter op een stevige, vlakke ondergrond om te voorkomen dat hij omvalt. Als u op een lichte helling moet parkeren, doe dat dan zodanig dat de scooter met de neus naar boven is gericht.
3. Vergrendel het stuur (zie pagina 15) om diefstal te helpen voorkomen. ontgrendelen De uitlaatpijp en -demper worden zeer heet als de motor draait en blijven heet genoeg om brandwonden te veroorzaken als ze SLEUTEL worden aangeraakt, zelfs nadat de motor is stilgezet. Zorg dat brandbaar materiaal zoals droog gras of droge bladeren niet in contact komen met het uitlaatsysteem als de scooter rijdt, stationair draait of wordt geparkeerd. WAARSCHUWING! Een hete uitlaat kan brandwonden veroorzaken.
Tot 1600 km: minder dan ¾ slag. INRIJDEN Varieer de motorsnelheid De motorsnelheid dient gevarieerd en niet constant te zijn. Hierdoor kunnen de onderdelen “geladen” worden met druk en vervolgens ontladen, waardoor ze kunnen afkoelen en beter gaan samenlopen. Het is belangrijk dat er enige kracht wordt uitgevoerd op de motordelen gedurende het inrijden om dit samenlopen te bewerkstelligen. U dient echter de motor niet te zwaar te belasten.
Nieuwe banden inrijden Nieuwe banden dienen op de juiste manier ingereden te worden om zeker te zijn van een maximale prestatie, net als de motor. Laat de loopvlakken inlopen door gedurende de eerste 160 km geleidelijk aan uw bochten te verscherpen. Vermijd hard optrekken, scherpe bochten maken en hard remmen gedurende de eerste 160 km. Sla nooit uw eerste en belangrijkste servicebeurt over. De eerste 1000-km-servicebeurt is de belangrijkste servicebeurt die uw scooter krijgt.
CONTROLE EN ONDERHOUD HET BELANG VAN ONDERHOUD Een goed onderhouden scooter is van het grootste belang voor veilig, zuinig en probleemloos rijden Het helpt ook de luchtvervuiling te beperken. Om u te helpen om uw scooter op de juiste manier te onderhouden, staat er op de volgende pagina’s een onderhoudsschema voor periodiek onderhoud Deze instructies zijn gebaseerd op de aanname dat de scooter uitsluitend wordt gebruikt voor het doel waarvoor hij ontworpen is.
WAARSCHUWING! Indien u gebrekkig onderhoud aan deze scooter pleegt of nalaat om een probleem op te lossen voordat u gaat rijden, dan kan dit leiden tot een ongeval waarin u ernstig gewond kunt raken of de dood kunt vinden. Volg altijd de in deze handleiding gegeven aanbevelingen voor controle en onderhoud op en houd u aan het onderhoudsschema. WAARSCHUWING! Het kan gevaarlijk zijn om de motor binnenshuis of in een garage te laten lopen.
ONDERHOUDSSCHEMA Voer op elk voorgeschreven moment in het onderhoudsschema (zie pp. 59-60) een onderhoudsbeurt uit voordat u gaat rijden. Het moment voor een nieuwe onderhoudsbeurt is ofwel het door de odometer aangegeven aantal gereden kilometers, ofwel (als het aantal kilometers nog niet gereden is), de in het schema voorgeschreven maand. C: CONTROLEREN EN REINIGEN, BIJSTELLEN, SMEREN OF OF VERVANGEN INDIEN NODIG.
N.B.: 1. Als de odometer hogere aantallen gereden kilometers aangeeft, geef dan vaker een onderhoudsbeurt dan hier staat aangegeven. 2. Geef vaker een onderhoudsbeurt als de scooter in ongewoon natte of stoffige omstandigheden heeft gereden. 3. Geef vaker een onderhoudsbeurt als de scooter geregeld in de regen of met vol gas rijdt. 4. Reinig na elke 2000 km na vervanging of vervang na elke 5000 km. 5. Vervang elk jaar of na elke 4000 km, afhankelijk van wat het eerst komt.
ONDERDEEL * FREQUENTIE WAT HET EERST KOMT N.B. N.B. 2 N.B. 4 STAND VAN DE ODOMETER (N.B.1) X 1000 km 0.3 1 3 5 7 9 11 3 C 6 V 12 C V C 18 V 24 C 30 V MAAND ZIE PAGINA * LUCHTFILTER BOUGIES WERKING GASHENDEL KLEPSPELING BENZINELEIDING CARTERVENTILATIE MOTOROLIE OLIEFILTER * OLIEFILTERGAASJE * STATIONAIR TOERENTAL KOELVLOEISTOF * KOELSYSTEEM C C - * SECONDAIR LUCHTTOEVOERSYSTEEM C C - * * * B N.B. 3 V B R V R V N.B. 8 R N.B.
ONDERDEEL * * ** WAT HET EERST FREQUENTIE KOMT N.B. N.B. 5 * * * ** TRANSMISSIE-OLIE V-SNAAR SLIJTAGE KOPPELINGSSCHOEN REMVLOEISTOF SLIJTAGE REMBLOKKEN REMSYSTEEM REMLICHTSCHAKELAAR JIFFY OPHANGING KOPLAMP MOEREN, BOUTEN, FASTENERS WIELEN/BANDEN ** STUURLAGERS * STAND VAN DE ODOMETER (N.B. 1) X 1000 km 0.3 1 3 5 7 9 11 3 6 V 12 24 30 V C C C C C C C C C C C C C C C C 18 V C C C C C MAAND V N.B.
GEREEDSCHAPSSET (1) Voor het periodieke onderhoud is er een gereedschapsset (1) aanwezig in de helmbak (zie pagina 33). CARTERVENTILATIE 1. Haal de carterontluchtingsnippel (1) uit de slang en tap eventueel bezinksel af in een daarvoor geschikte bak. 2. Plaats de nippel terug. Voer dit onderhoud vaker uit naarmate u vaker in de regen rijdt of vol gas geeft of nadat de scooter is gewassen of gevallen. Voer onderhoud uit als er bezinksel te zien is in het doorzichtige gedeelte van de aftapslang.
MOTOROLIE AANBEVELINGEN VOOR DE MOTOROLIE OLIE VISCOSITEITEN monograad 10W Gebruik een hoge kwaliteit 4-takt motorolie om verzekerd te zijn van een langere levensduur van uw scooter. Gebruik uitsluitend olie van het type SG onder de API-serviceklassificatie. De aanbevolen viscositeit is SAE 10W 40 full synthetic motorolie. 110W 10W 20W220W 120 110W 30 220W 40 220 20W-40,20W-50 110W multigraad Als er geen SAE 10W40 motorolie te verkrijgen is, kies dan een alternatief uit volgens bijgaand schema.
CONTROLE VAN HET MOTOROLIEPEIL 4. Vul zo nodig bij met de aanbevolen olie (zie pagina 62) tot het bovenste indicatiestreepje.Vul niet teveel bij. 5. Plaats de olievuldop/peilstok terug. Controleer op lekkage. Controleer het motoroliepeil elke dag voordat u gaat rijden. Het peil dient zich te bevinden tussen het maximum- (1) en het minimum -(2) indicatiestreepje op de olievuldop/oliepeilstok. N.B.: Laat het motor- en uitlaatsysteem afkoelen voordat u aan deze gaat werken. 1.
2. Plaats een bak onder het linkercarter. OLIEVERVERSING De kwaliteit van de motorolie is de belangrijkste factor voor de levensduur van de motor. Ververs de motorolie zoals aangegeven in het onderhoudsschema (zie pagina 57). Als u in een zeer stoffige omgeving rijdt, dient u de motorolie vaker te verversen dan staat aangegeven in het schema. Gebruikte olie is chemisch afval en dient als zodanig behandeld te worden. Denk aan het milieu.
3. Verwijder de aftapplug (2) om de olie af te tappen. 4. Plaats de aftapplug weer terug en draai vast op specificatie. Koppel olieaftapplug: 25 N.m 5. Vul het carter bij met de aanbevolen graad olie (zie pagina 62) en plaats de olievuldop weer terug. Carterinhoud (na aftappen): 0.9 liter 6. Start de motor en laat deze gedurende 2 à 3 minuten stationair draaien. 7.
OLIEFILTERGAASJE REINIGEN Ververs de olie als de motor een normale bedrijfstemperatuur heeft en de scooter op de middenstandaard staat. Zo zal de olie volledig en snel afgetapt kunnen worden. N.B.: Laat het motor- en uitlaatsysteem afkoelen voordat u aan deze gaat werken. 1. Verwijder de olievuldop/peilstok (1) van het rechtercarterdeksel.
2. Zet een bak onder het carter en verwijder de olieaftapplug (2). De veer (3) en het oliefiltergaasje (4) komen naar buiten als de aftapplug wordt verwijderd. Laat de olie weglopen. 3. Reinig de oliezeef. 4. Controleer of het filtergaasje, de rubberen afdichtring en de Oring van de aftapplug in goede staat verkeren. 5. Plaats het filtergaasje, de veer en de plug weer terug. Koppel van de aftapplug: 15 N.m 6. Vul het carter bij met de aanbevolen graad olie (zie pagina 62) en plaats de olievuldop weer terug.
Vervangen van het oliefilter Ververs de olie als de motor een normale bedrijfstemperatuur heeft en de scooter op de middenstandaard staat. Zo zal de olie volledig en snel afgetapt kunnen worden. N.B.: Laat het motor- en uitlaatsysteem afkoelen voordat u aan deze gaat werken. 1. Verwijder de olievuldop/peilstok (1) van het rechter carterdeksel.
2. Plaats een oliebak onder het carter. Verwijder de drie bouten en verwijder het oliefilterdeksel (2) en de O-ring (3). De veer (4) komt naar buiten als het filterdeksel wordt verwijderd. Laat de olie weglopen. 3. Verwijder het oliefilter (5) en gooi het weg. 4. Controleer of de O-ring in goede staat verkeerd. 5. Installeer het nieuwe oliefilter, evenals de veer, de O-ring en het deksel. Koppel van de bouten van het filterdeksel: 12 N.m 6.
TRANSMISSIE-OLIE VERVERSEN VAN DE TRANSMISSIE-OLIE 1. 2. 3. 4. Zet de scooter op de middenstandaard. Plaats een bak onder onder de aftapplug (1). Verwijder de aftapplug van de transmissie-olie. Verwijder de transmissie-olievuldop (2), draai het achterwiel zachtjes heen en weer en tap de olie af. Nadat de olie geheel is afgetapt, plaatst u de aftapplug met een nieuwe rubberen afdichtring terug en draait hem vast. Koppel: 13 N.m 5. Vul de versnellingsbak met de aanbevolen olie.
LUCHTFILTER Het luchtfilter dient regelmatig een onderhoudsbeurt te krijgen. Dit moet vaker gebeuren als er in ongewoon natte of stoffige gebieden wordt gereden. (1) VERVANGEN VAN HET LUCHTFILTER 1. Verwijder de strip (1). 2. Verwijder een bout van het carter en zes schroeven van het luchtfilterdeksel (2), verwijder vervolgens het luchtfilterdeksel. 3. Verwijder zes schroeven van het luchtfilterelement (3), verwijder vervolgens het luchtfilterelement en gooi het weg. 4.
WERKING VAN DE GASHENDEL 1. Controleer of de gashendel soepel kan draaien door hem volledig open en volledig dicht te draaien terwijl het stuur volledig naar links en volledig naar rechts is gedraaid. 2-6 mm 2. Meet de vrije speling van de gashendel bij de flens van het handvat. De vrije speling dient te zijn: 2 - 6 mm OM DE VRIJE SPELING BIJ TE STELLEN 1. Schuif de rubberen mof (1) terug zodat de gaskabelversteller (2) bloot komt te liggen. 2.
(1) STATIONAIR TOERENTAL De motor moet de normale bedrijfstemperatuur hebben als u het stationaire toerental wilt afstellen. Hiervoor is tien minuten afwisselend stoppen en rijden genoeg. AFSTELLEN VAN HET STATIONAIR TOERENTAL Het is niet nodig om het stationair toerental af te stellen bij de DINK 200i, aangezien het gasklephuis in de fabriek reeds is afgesteld. Maak de bouten en schroeven van het gasklephuis dan ook niet los.
BOUGIE Verwijder de koolaanslag van de bougie met een kleine staalborstel of een bougiestraler. Stel de elektrodenafstand bij binnen de gegeven grenswaarden door middel van een draadvoelmaat. De bougie dient periodiek vervangen te worden. Telkens wanneer u de koolaanslag verwijdert, kijk dan goed naar de kleur van het uitiende van het porselein. Hieraan kunt u zien of de standaard bougie wel of niet geschikt is voor uw rijstijl. Een normaal werkende bougie dient lichtbruin of geelbruin van kleur te zijn.
(4) (4) KOELVLOEISTOF DE KOELVOEISTOF CONTROLEREN EN BIJVULLEN Het expansievat bevindt zich onder de treeplank links. Controleer het koelvoeistofpeil door het inspectieruitje (1) in het voorspatbord terwijl de motor een normale bedrijfstemperatuur heeft en de scooter rechtop staat.
AANBEVOLEN KOELVLOEISTOF VERVERSEN VAN DE KOELVLOEISTOF De scootergebruiker dient ervoor te zorgen dat de koelvloeistof in goede toestand blijft door bevriezing, oververhitting en corrosievorming te voorkomen. Gebruik alleen hoge kwaliteit ethyleenglycol-antivries die corrosieremmers bevat en speciaal aanbevolen wordt voor gebruik in aluminium motoren (zie het etiket op de verpakking van de antivries).
Een hogere concentratie antivriesmiddel verlaagt de prestatie van het koelsysteem en wordt alleen aanbevolen als extra bescherming tegen bevriezing nodig is. Een concentratie van minder dan 40:60 (40% antivries) geeft geen goede bescherming tegen corrosie. Als het vriest, dient u het koelsysteem regelmatig te controleren en zo nodig hogere concentraties (maximaal 60%) antivries toe te voegen. CONTROLE VAN DE VOOR- EN ACHTEROPHANGING 1.
JIFFY Voer het volgende onderhoud uit volgens het onderhoudsschema. Controle van de werking: Controleer de veer op beschadiging of verminderde spanning en de jiffy-assemblage op beweeglijkheid. Controleer de jiffy-startonderbreking: JIFFY INGEKLAPT 1. Zet de scooter op de middenstandaard. 2. Klap de jiffy in en start de motor. 3. Klap de jiffy uit. De motor dient te stoppen zodra u de jiffy uitklapt. Als de startonderking niet werkt zoals beschreven, vraag dan aan uw KYMCO-dealer om hierna te kijken.
L REMVLOEISTOF REMVLOEISTOFPEIL Controleer, terwijl de scooter rechtop staat, het remvloeistofpeil van de vóór- en de achterrem. Het peil dient boven het indicatiestreepje voor minimumpeil te staan. Als het peil op of onder het "L"-merkje voor minimumpeil staat, controleer dan de remblokken op slijtage (zie pagina 80). Versleten remblokken dienen vervangen te worden. Als de remblokken niet versleten zijn, laat dan het remsysteem controleren op lekkage.
SLIJTAGE VAN DE REMBLOKKEN Remblokslijtage is afhankelijk van de intensiteit van het gebruik, de rijstijl en de toestand van het wegdek (over het algemeen slijten de remblokken sneller op een nat en vuil wegdek.) Controleer de remblokken regelmatig volgens het onderhoudsschema. Voorrem Controleer het slijtage-indicatiemerkje op elk remblok. Als een van de remblokken tot het indicatiestreepje is versleten, vervang dan beide remblokken tegelijkertijd. Laat dit door uw erkende KYMCO-dealer doen.
ACCU Het is niet noodzakelijk om het accuzuurniveau te controleren of om gedestilleerd water toe te voegen, aangezien de accu onderhoudsvrij (verzegeld) is. Als de accu zwak lijkt en/of elektrolyten lekt (met als gevolg start- of andere elektrische problemen), neem dan contact op met uw erkende KYMCO-dealer. N.B.: De accu in uw scooter is van het onderhoudsvrije type en kan permanent beschadigd worden als de afdichtstrip van het deksel wordt verwijderd.
VERWIJDEREN VAN DE ACCU (Zorg altijd eerst dat de contactschakelaar UIT staat) N.B.: Koppel nooit de kabels van de accu los als de motor draait. Dit kan schade aan de elektrische componenten veroorzaken. De accu bevindt zich in de accubak onder de buddyseat. (1) 1. Open de buddyseat (zie pagina 32). 2. Verwijder de drie schroeven en het accudeksel(1). 3. Verwijder de vier schroeven en verwijder vervolgens de accuhouder(2).
4. Trek de accu naar buiten zodat de polen zichtbaar worden. 5. Maak eerst de kabel van de negatieve accupool (-) (3) los, maak dan de kabel van de positieve accupool (+) los (4). 6. Haal de accu uit de accubak. Installatie van de accu: Ga voor installatie te werk in de omgekeerde volgorde van verwijderen. N.B.: Als u de accu installeert, koppel dan eerst de kabel van de positieve pool (+) aan, daarna de kabel van de negatieve pool (-). Zo voorkomt u kortsluiting.
Amperage van de zekeringen: VERVANGEN VAN DE ZEKERINGEN Als de zekeringen regelmatig doorbranden, dan duidt dit gewoonlijk op kortsluiting of op een overbelasting van het elektrisch circuit. Ga naar uw erkende KYMCO-dealer voor reparatie. N.B.: Gebruik nooit een zekering met een amperage dat verschilt van het opgegeven amperage. Anders kan ernstige schade aan het elektrisch systeem of brand ontstaan, waardoor de lichten of de motor kunnen uitvallen.
(3) ZEKERINGDOOS De zekeringdoos bevindt zich onder de accu in de accubak. De aanbevolen zekeringen (2) zijn: 10A (rood), 15A (blauw), 20A (geel). (1) 1. Open de buddyseat (zie pagina 32). 2. Open het accudeksel (zie pagina 82). 3. Open het deksel van de zekeringdoos (1). 4. Vervang de oude zekering door een nieuwe. De reservezekeringen (3) bevinden zich in de accuhouder. 5. Sluit de deksels van de zekeringdoos en de accubak en sluit de buddyseat.
WAARSCHUWING! De banden van uw scooter vormen de belangrijkste verbinding tussen uw scooter en het wegdek. Voorkom een ongeluk als gevolg van slechte banden door de volgende aanwijzingen op te volgen: Controleer de toestand en de spanning van de banden vóór elke rit. Stel de bandspanning zo nodig bij. Overlaad uw scooter niet. Vervang een band als deze tot het slijtage-indicatiemerkje versleten is of als de band beschadigd is (sneden of scheurtjes).
BANDSPANNING Onvoldoende luchtdruk in de banden versnelt niet alleen de bandslijtage maar brengt de stabiliteit van de scooter ernstig in gevaar. Met banden die niet hard genoeg zijn opgepompt, is het moeilijk om soepele bochten te maken. Banden die te hard zijn opgepompt, hebben minder contact met het wegdek waardoor de scooter kan slippen en u de macht over het stuur kunt verliezen. Zorg dat de bandspanning altijd binnen de gegeven grenzen ligt.
N.B.: Deze slijtagegrenzen zijn al bereikt vóórdat de slijtage-indicatiemerkjes in de banden contact met het wegdek maken. Als u een band vervangt, zorg dan dat u dat doet met een band die de hieronder gegeven afmetingen heeft.Als u een band gebruikt met andere afmetingen, dan kan de scooter slecht bestuurbaar worden, waardoor u de macht over het stuur kunt verliezen. Voor heeft en ongelijke slijtage van de band wordt voorkomen.
WAARSCHUWING! Voorkom een ongeluk als gevolg van slechte banden door de volgende aanwijzingen met betrekking tot tubeless banden op te volgen. Tubeless banden vereisen ander onderhoud dan banden met een binnenband. Tubeless banden vereisen een luchtdichte afdichting tussen de velgrand van de band en de velg van het wiel. Speciale bandenlichters en velgbeschermers of een speciale machine om banden te wisselen dienen gebruikt te worden om de banden te verwijderen en te installeren.
REINIGEN Reinig uw scooter regelmatig om de afwerklaag te beschermen en controleer uw scooter op schade en slijtage en op lekkage van olie, koel- en remvloeistof. Gebruik geen reinigingsmiddelen die niet speciaal bestemd zijn voor auto- of scooteroppervlakken. Ze kunnen sterke wasmiddelen bevatten of chemische oplosmiddelen die het metaal, de verf of het plastic van uw scooter zouden kunnen aantasten.
3. Reinig de plastic delen met een doek of spons die vochtig is gemaakt met een oplossing van een mild reinigingsmiddel en water. Wrijf zacht over het vuile gedeelte en spoel vervolgens na met veel schoon water. Zorg ervoor dat er geen remvloeistof of chemische oplosmiddelen in contact komen met de scooter. Ze tasten het plastic en de verf aan. Direct na het wassen kan het lichtglaasje van de koplamp aan de binnenkant beslagen zijn.
6. Test de remmen voordat u gaat rijden. Het kan nodig zijn dat de remhevels verschillende keren moeten worden ingeknepen voordat de remmen weer normaal functioneren. Het kan zijn dat de remmen direct na het wassen van de scooter nog niet goed werken. Houd daarom rekening met een langere remweg om een ongeval te voorkomen. AFWERKING Na het wassen van uw scooter kunt u een beschermlaag aanbrengen met behulp van een een spray cleaner/polish of een vloeibare of vaste was.
PEKEL VERWIJDEREN Het zout in de pekel waarmee in de winter de wegen bestrooid worden om te voorkomen dat het wegdek bevriest en het zout in zeewater kunnen roest veroorzaken. Was uw scooter als volgt nadat u door pekel of zeewater heeft gereden: 1. Reinig de scooter met koud water (zie pagina 90). Gebruik geen warm water. Dit versterkt het schadelijke effect van het zout. 2. Maak de scooter droog en breng een beschermende laag was op het metaal aan.
REINIG HET WINDSCHERM Reinig het windscherm met een zachte doek of spons en veel water (gebruik bij voorkeur geen reinigingsmiddelen en geen chemische middelen voor het windscherm). Droog het scherm af met een zachte, schone doek. Om mogelijke krassen of andere beschadigingen te voorkomen, dient u uitsluitend een zachte doek of spons te gebruiken om het windscherm te reinigen. Als het windscherm erg vuil is, gebruik dan een in water opgelost neutraal reinigingsmiddel met een spons en veel water.
STALLEN Als u de scooter langere tijd niet gebruikt, zoals tijdens de winter, dient u een paar maatregelen te nemen om te voorkomen dat de scooter te lijden heeft onder deze inactiviteit. Bovendien dient u eventuele reparaties uit te voeren vóórdat u de scooter stalt, anders kunnen ze gemakkelijk vergeten worden als u de scooter weer van stal haalt. STALLING 1. Ververs de motorolie en vervang het oliefilter. 2. Zorg dat het koelsysteem gevuld is met een 50:50- antivriesoplossing. 3.
4. Om roesten van de cilinders te voorkomen, dient u het volgende te doen: Verwijder de bougiedoppen van de bougies, bevestig de doppen met plakband of touw aan een plastic onderdeel (maakt niet uit welk, als de doppen maar verwijderd zijn van de bougie). Haal de bougies uit de motor en berg ze op een veilige plaats op. Bevestig de bougies niet aan de bougiedoppen. Schenk een eetlepel (15 à 20 cc) schone motorolie in elke cilinder en bedek de bougiegaten met een stuk stof.
SCOOTER NA STALPERIODE RIJKLAAR MAKEN 1. Haal de bedekking van de scooter en reinig de scooter. 2. Ververs de motorolie als de scooter langer dan één maand gestald heeft gestaan. 3. Laad de accu zo nodig op. Plaats de accu in de scooter. 4. Laat een eventueel teveel aan roestremmende olie uit de benzinetank weglopen. Vul de benzinetank met verse benzine. 5. Voer alle controles uit die voorafgaand aan elke rit moeten worden gehouden (zie pagina 42).
TECHNISCHE GEGEVENS DINK 200I AFMETINGEN Lengte Breedte Hoogte Wielbasis GEWICHT Droog gewicht INHOUD Motorolie Transmissie-olie 2030 780 1255 1390 mm mm mm mm 140 kg Na aftappen Na demonteren Na aftappen Na demonteren 0.9 1.1 0.18 0.
MOTOR BORING 62 X 57.8 MM X SLAG COMPRESSIEVERHOUDING CILINDERHNIHOUD 11.2 : 1 174.
KWANG YANG MOTOR CO.,LTD. NO.35 Wan Hsing Street, San Min District Kaohsiung, Taiwan, Republic of China Telephone: 886-7-3822526 FAX: 886-7-3950021 “Dink 200i/125 Owner’s Manual” door KWANG YANG Motor Co., Ltd. Tweede editie: november 2006 Aangepast en vertaald voor KYMCO Benelux B.V: maart 2009 (C.A. Offringa) Alle rechten voorbehouden. Elke verveelvoudiging of elk gebruik waarvoor geen schriftelijke toestemming is gevraagd aan KWANG YANG Motor Co., Ltd., en KYMCO Benelux B.V. is uitdrukkelijk verboden.
KWANG YANG MOTOR CO.,LTD. NO.