L ANCIA 603.45.
Geachte cliënt, Wij feliciteren u met uw aankoop en bedanken u dat u voor een LANCIA hebt gekozen. Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten. Wij raden u aan alle hoofdstukken goed door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. D it instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw LANCIA volledig te benutten.
VEILIG EN MILIEUBEWUST RIJDEN Veiligheid en respect voor het milieu zijn de uitgangspunten geweest bij het ontwerpen van de LANCIA Ypsilon. Dankzij deze opvatting kon de LANCIA Ypsilon strenge veiligheidstests het hoofd bieden en goed doorstaan. De LANCIA Ypsilon voldoet aan de strengste eisen in zijn klasse en is al voorbereid op de toekomstige normen.
GEBRUIK VAN MILIEUVRIENDELIJKE MATERIALEN Geen enkel onderdeel van de LANCIA Ypsilon bevat asbest. De vulling van de stoelen en de airconditioning bevatten geen CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen), het gas dat waarschijnlijk de oorzaak is van het gat in de ozonlaag. De kleurstoffen en de corrosiewerende behandeling van de bouten en moeren zijn niet schadelijk voor het milieu; ze bevatten dus geen lucht- en bodemverontreinigend cadmium.
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN (JTD-motoren) Oxidatiekatalysator De katalysator zet schadelijke bestanddelen in het uitlaatgas (koolmonoxide, onverbrande koolwaterstoffen en roetdeeltjes) om in onschadelijke stoffen, waarmee tevens de rook en de typische dieselgeur verminderd worden. De katalysator bestaat uit een roestvrijstalen huis met daarin een honingraatvormig keramisch binnenwerk. Hierop zit edelmetaal dat voor de katalytische reactie zorgt. Uitlaatgasrecirculatiesysteem (E.G.R.
ABSOLUUT LEZEN! BRANDSTOFTANK K Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON. JTD-motoren: tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan de Europese specificatie EN590.
BESCHERMING VAN HET MILIEU De auto is uitgerust met een diagnosesysteem dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed zijn op de uitlaatgasemissie, zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen. U ELEKTRISCHE APPARATUUR Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ontladen), dient u contact op te nemen met de Lancia-dealer. Deze kan u de meest geschikte installaties aanraden die de accu niet uitputten.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN INTERIEURVERLICHTING ................................ 95 BEDIENING ......................................................... 96 INTERIEURUITRUSTING .................................... 99 OPENDAK ........................................................... 101 PORTIEREN ........................................................ 103 ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ...................... 104 BAGAGERUIMTE ......................................
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, instrumenten en de waarschuwings-/controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen. LANCIA ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING DASHBOARD 8 L0C0001m 1. Uitstroomopeningen aan de zijkant - 2. Hendel links: bediening buitenverlichting - 3.
DASHBOARD EN BEDIENING INSTRUMENTENPANEEL VEILIGHEID A – Snelheidsmeter B – Brandstofmeter met waarschuwingslampje brandstofreserve 0 0 D – Multifunctioneel display A – Snelheidsmeter 0 C – Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor te hoge koelvloeistoftemperatuur 0 B – Brandstofmeter met waarschuwingslampje brandstofreserve D – Toerenteller E – Multifunctioneel display L0C0003m ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN L0C0002m LAMPJES EN BERI
DASHBOARD EN BEDIENING SYMBOLEN VEILIGHEID Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw auto zijn specifiek gekleurde plaatjes aangebracht met daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt. STARTEN EN WEGRIJDEN Onder de motorkap bevindt zich een plaatje met een korte samenvatting van de symbolen.
❒ Als het lampje Y blijft branden, wordt de code niet herkend. In dat geval moet u de sleutel in stand STOP en vervolgens in stand MAR draaien; als de motor geblokkeerd blijft, probeer het dan opnieuw met de andere geleverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, voer dan zelf een noodstart uit (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”) en wendt u daarna tot de Lancia-dealer. Bij krachtige stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigd worden.
DASHBOARD EN BEDIENING DE SLEUTELS CODE-CARD ❒ de elektronische code A voor het uitvoeren van een noodstart (zie de paragraaf “Noodstart” in het hoofdstuk “Starten en wegrijden”); L0C0026m ❒ de mechanische code van de sleutels B, die bij aanvraag van duplicaatsleutels aan de Lancia-dealer moet worden medegedeeld. Wij raden u aan de elektronische code A altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.
DASHBOARD EN BEDIENING MECHANISCHE SLEUTEL De sleutel is uitgerust met een metalen baard A en dient voor: ❒ het start-/contactslot; ❒ het dead lock-systeem (indien aanwezig). Knop B dient voor het uitklappen van de metalen baard A. L0C0047m Druk knop B alleen in als de sleutel ver genoeg van het lichaam (speciaal de ogen) en van voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken) is verwijderd. Laat de sleutel nooit onbeheerd achter.
DASHBOARD EN BEDIENING SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING De sleutel is uitgerust met een metalen baard A en dient voor: ❒ het start-/contactslot; VEILIGHEID ❒ de sloten van de portieren; ❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde; STARTEN EN WEGRIJDEN ❒ het dead lock-systeem (indien aanwezig). L0C0048m Knop B dient voor het uitklappen van de metalen baard.
DASHBOARD EN BEDIENING Als de portieren worden ontgrendeld, gaat de interieurverlichting een vooraf vastgestelde tijd branden. Als de brandstofnoodschakelaar in werking treedt, worden de portieren en de achterklep automatisch ontgrendeld. In het “Instelmenu” op het display (zie de paragraaf “Multifunctioneel display”) kunt u het systeem zo instellen dat na het indrukken van knop Ë alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld of alle portieren (indien aanwezig).
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 16 Portieren en achterklep vergrendelen Achterklep op afstand openen Druk kort op knop Á: vergrendeling van de portieren en de achterklep, uitschakeling van de interieurverlichting en één keer knipperen van de richtingaanwijzers. Druk op knop R en houd de knop ingedrukt om op afstand de achterklep te ontgrendelen (openen).
DASHBOARD EN BEDIENING Lampje op bestuurdersportier Als de portieren worden vergrendeld, gaat lampje A ongeveer 3 seconden branden en daarna knipperen (bewakingsfunctie).
DASHBOARD EN BEDIENING DEAD LOCK-SYSTEEM (indien aanwezig) Dit veiligheidssysteem verhindert de werking van: ❒ de interne handgrepen van de auto; VEILIGHEID ❒ de drukknoppen A en B voor het ver-/ontgrendelen, op de tunnelconsole bij de handrem. STARTEN EN WEGRIJDEN Hierdoor kunnen de portieren niet van binnenuit worden geopend bij een inbraakpoging (bijvoorbeeld bij het inslaan van een ruit). Het biedt dus de best mogelijke bescherming tegen inbraakpogingen.
DASHBOARD EN BEDIENING Inschakeling van het systeem Het systeem schakelt in de volgende gevallen op alle portieren automatisch in: Uitschakeling van het systeem Het systeem schakelt in de volgende gevallen automatisch op alle portieren uit: ❒ als de portieren worden ontgrendeld; ❒ als alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld; ❒ als de start-/contactsleutel in stand MAR wordt gedraaid.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Type sleutel NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 20 Openen Portieren Sluiten Portieren Sleutel twee keer in de vergrendelstand draaien Sleutel rechtsom draaien Langer dan 2 sec. in de ontgrendelstand draaien Langer dan 2 seconden in de vergrendelstand draaien Sleutel twee keer in de vergrendelstand draaien Knop Ë kort indrukken Knop Á kort indrukken Knop Ë langer indrukken (> 2 sec.) Knop Ë langer indrukken (> 2 sec.
ATTENTIE ATTENTIE ATTENTIE NOODGEVALLEN Openen achterklep ONDERHOUD EN ZORG LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN L0C0054m ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING kingslampjes 21
22 ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN 0 VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Knop R langer indrukken (> 2 sec.
DASHBOARD EN BEDIENING De sleutel kan in 3 standen worden gedraaid: ❒ MAR: contact aan. Alle elektrische installaties werken. ❒ AVV: starten van de motor. LAMPJES EN BERICHTEN L0C0011m STUURSLOT Zet de sleutel in stand STOP, trek de sleutel uit het start-/contactslot en draai het stuur totdat het vergrendelt. L0C0190m Uitschakelen Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand MAR draait. INDICE ALFABETICO Als het start-/contactslot is geforceerd (bijv.
INDICE ALFABETICO DATI TECNICI MANUTENZIONE IN E CURA EMERGENZA SPIE AVVIAMENTO E MESSAGGI E GUIDA SICUREZZA PLANCIA E COMANDI Neem altijd de sleutel uit het contactslot als de auto wordt verlaten, om onvoorzichtig gebruik van de bedieningsknoppen te voorkomen. Vergeet niet de handrem aan te trekken en schakel de eerste versnelling in bij een helling omhoog of de achteruit bij een helling omlaag. Laat kinderen nooit alleen in de auto achter.
PLANCIA E COMANDI SICUREZZA SPIE AVVIAMENTO E MESSAGGI E GUIDA MANUTENZIONE IN E CURA EMERGENZA DATI TECNICI INDICE ALFABETICO Verwijder de sleutel nooit als de auto nog in beweging is. Bij de eerste stuuruitslag blokkeert het stuur automatisch. Dit geldt altijd, ook als de auto gesleept wordt.
PLANCIA E COMANDI INSTRUMENTEN TOERENTELLER INDICE ALFABETICO DATI TECNICI MANUTENZIONE IN E CURA EMERGENZA SPIE AVVIAMENTO E MESSAGGI E GUIDA SICUREZZA BELANGRIJK De regeleenheid van de elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk de toevoer van brandstof als de motor met te hoge toerentallen draait, waardoor het motorvermogen zal afnemen. 26 F0C0001m Bij stationair draaiende motor kan de toerenteller een geleidelijke of plotselinge toerentalstijging aangeven afhankelijk van de omstandigheden.
SNELHEIDSMETER Deze geeft de snelheid van de auto weer. PLANCIA E COMANDI SICUREZZA SPIE AVVIAMENTO E MESSAGGI E GUIDA Onder normale omstandigheden kan de wijzernaald op verschillende posities in het bereik staan, afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van de auto. MANUTENZIONE IN E CURA EMERGENZA De wijzer geeft de temperatuur aan van de motorkoelvloeistof, zodra de koelvloeistoftemperatuur hoger wordt dan ongeveer 50°C.
INDICE ALFABETICO DATI TECNICI MANUTENZIONE IN E CURA EMERGENZA SPIE AVVIAMENTO E MESSAGGI E GUIDA SICUREZZA PLANCIA E COMANDI Als de wijzernaald in het rode gebied komt, zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de Lancia-dealer.
DASHBOARD EN BEDIENING BEDIENINGSKNOPPEN Wij raden u aan, voordat u een handeling uitvoert, dit hoofdstuk helemaal door te lezen. Toetsen + en – L0C0055m LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID Om gebruik te maken van de informatie die het “Multifunctionele display” kan leveren, dient u bekend te zijn met de bedieningsknoppen.
DASHBOARD EN BEDIENING MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY Het “Multifunctionele display” kan alle nuttige en noodzakelijke informatie tijdens de rit weergeven: Bij uitgenomen contactsleutel wordt alleen het klokje weergegeven; bij het openen van een voorportier wordt het display verlicht en wordt ook de kilometerteller totaal weergegeven. INFORMATIE OVER DE AUTO ❒ Afstand tot volgende servicebeurt F. ❒ Informatie Trip computer. ❒ Lichtsterkteregeling.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 26 Er is ook een menu aanwezig waarin met de bedieningsknoppen (zie “Bedieningsknoppen” op de vorige pagina’s) de volgende instellingen kunnen worden uitgevoerd: INSTELMENU ❒ ACHTERKLEP ONAFHANKELIJK ONTGRENDELEN ❒ BESTUURDERSPORTIER ONTGRENDELEN ❒ CENTRALE PORTIERVERGRENDELING BIJ RIJDENDE AUTO Het aantal menu-onderdelen is afhankelijk van de uitvoering van
of NEE Weergave standaardscherm Het onderhoudsschema voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt automatisch, als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt. De weergave wordt elke 200 km (of elke 124 mijl) of om de drie dagen weergegeven. Onder de 200 km wordt de weergave met kleinere intervallen weergegeven. De weergave is afhankelijk van de ingestelde eenheid in kilometers of mijlen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Het menu bestaat uit een aantal functies dat “cyclisch” wordt weergegeven. De functies kunnen met de toetsen + en – worden gekozen, waarna u keuzemogelijkheden kunt selecteren of instellingen kunt uitvoeren (zie de voorbeelden “Taal” en “Instel. datum” in onderstaand schema); zie voor meer informatie “Toegang tot menuscherm” op de volgende pagina’s. Français English Dag Deutsch Bijvoorbeeld: Jaar Italiano SCHEMERSENSOR SNELH. LIM. TRIP B REG.
Als de auto stilstaat, kan toegang worden verkregen tot het uitgebreide menu. In het volgende schema worden de beschreven mogelijkheden weergegeven. DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN Als de auto in beweging is, kan alleen toegang worden verkregen tot een beperkt menu (instellen van “Snelheidslimiet” en “Gevoeligheid schemersensor instellen”).
NEE b Rijdt auto? Voorbeeld van standaardscherm JA ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Zie “Startcontrole” 30 SNELH. LIM. SCHEMERSENSOR MENU VERLATEN Beperkt menuscherm SNELH. LIM. SCHEMERSENSOR TRIP B REG. KLOK WEERG. KLOK INSTELLEN DATUM ACHTERKLEP ONAFH. ONTG. BEST. PORT. VERG. PORT. EENHEID AFST. VERBRUIK EENHEID TEMP. TAAL VOL. ZOEMER VOL. TOETSEN SERVICE.
VEILIGHEID Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto worden ingesteld. Als deze snelheid wordt overschreden, klinkt er een akoestisch signaal, gaat het waarschuwingslampje è branden en verschijnt er een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). De snelheidslimiet kan als volgt worden ingesteld: Terug naar vorig scherm, bijv.: Met toets + of – kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF. De geselecteerde instelling knippert.
DASHBOARD EN BEDIENING Met deze functie kan de gevoeligheid van de schemersensor worden ingesteld op 3 niveaus (niveau 1 = minimum niveau, niveau 2 = gemiddeld niveau, niveau 3 = maximum niveau); hoe hoger de gevoeligheid, hoe minder buitenlicht er nodig is om de verlichting in te schakelen. Deze functie kan ook tijdens het rijden worden ingesteld. Ga voor de gewenste instelling als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv: Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm b c c DASHBOARD EN BEDIENING ONDERHOUD EN ZORG met toets + of – kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF. De geselecteerde instelling knippert. b ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS + – NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN c b + – VEILIGHEID Met deze optie kan de weergave van de functie Trip B (dagteller) worden ingeschakeld (ON) of uitgeschakeld (OFF).
Ga voor het instellen van de tijd (uren - minuten) als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 34 Terug naar vorig scherm, bijv.: Terug naar vorig scherm, bijv.: c b + – Menuscherm + – c b c + – ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING KLOK INSTELLEN (REG. KLOK) Elke keer als u toets + of – wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm b Kies met toets + of – voor 12 of 24 uur. ONDERHOUD EN ZORG + – De geselecteerde instelling knippert. c c NOODGEVALLEN Menuscherm c b b ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS + – Terug naar vorig scherm, bijv: DASHBOARD EN BEDIENING Met deze functie kan de tijd worden weergegeven in 12 of 24 uur.
Ga voor het instellen van de datum (jaar - maand - dag) als volgt te werk: ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING DATUM INSTELLEN (INSTELLEN DATUM) 36 Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: Terug naar vorig scherm, bijv.: c b + – Menuscherm + – c b c b + – Elke keer als u toets + of – indrukt, wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd.
Uitschakelen (OFF): de achterklep wordt gelijktijdig met de portieren ontgrendeld. Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.: LAMPJES EN BERICHTEN c b c Terug naar menuscherm + – b Terug naar menuscherm Met toets + of – kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF. De geselecteerde instelling knippert.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN De volgende functie: ❒ Inschakelen (ON): ontgrendeling van alleen het bestuurdersportier met de afstandsbediening - uitschakelen (OFF): gelijktijdige ontgrendeling van alle portieren met de afstandsbediening Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar menuscherm c b + – Menuscherm c Terug naar vorig scherm, bijv: Terug naar menuscherm + – ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLE
❒ Uitschakelen (OFF): geen automatische vergrendeling van de portieren als de auto harder rijdt dan 20 km/h Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar menuscherm Menuscherm c b Met toets + of – kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF. De geselecteerde instelling knippert.
Op het display kunnen de eenheden van de informatie worden ingesteld (km of mijl). Ga voor het kiezen van de eenheden als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv: c b + – Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm + – ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING EENHEID “AFSTAND” (EENHEID AFST.
Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” c b + – Als u km hebt ingesteld Terug naar vorig scherm, bijv: c De geselecteerde instelling knippert. b Als u mijl hebt ingesteld c c b c b ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG + – Terug naar menuscherm Stel met toets + of – de eenheid van het brandstofverbruik in, km/l of l/100km.
Ga voor het instellen van de temperatuureenheid (°C of °F) als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar menuscherm c b + – Menuscherm c Terug naar menuscherm + – Terug naar vorig scherm, bijv: Stel met toets + of – de gewenste temperatuureenheid in (°C of °F). De geselecteerde instelling knippert.
Terug naar vorig scherm, bijv.: c NOODGEVALLEN + – LAMPJES EN BERICHTEN + – + – ONDERHOUD EN ZORG Menuscherm STARTEN EN WEGRIJDEN c b + – + – + – + – b Terug naar menuscherm ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” DASHBOARD EN BEDIENING De mededelingen op het display kunnen in verschillende talen worden weergegeven (Italiaans, Engels, Duits, Portugees, Spaans, Frans).
DASHBOARD EN BEDIENING Het volume van het geluidssignaal (zoemer) dat klinkt als er een storing wordt gevonden, kan ingesteld worden op 8 niveaus. Het geluidssignaal kan worden ingesteld maar niet worden uitgeschakeld. Ga voor het instellen als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, c b + – Menuscherm c Terug naar menuscherm bijv.
Ga voor het instellen als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv: Menuscherm c Terug naar menuscherm Terug naar menuscherm b c c DASHBOARD EN BEDIENING ONDERHOUD EN ZORG Stel met toets + of – het volume van het geluidssignaal (roger-beep) in. De geselecteerde instelling knippert.
Met de functie “Service” kan worden weergegeven hoeveel kilometer of dagen nog resteren voordat een servicebeurt moet plaatsvinden. Ga voor het raadplegen van deze aanwijzingen als volgt te werk: Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” Terug naar vorig scherm, bijv.
c Terug naar vorig scherm, bijv.: Het “Onderhoudsschema” voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen vóór de servicebeurt. Deze informatie wordt elke 200 km (of elke 124 mijl) of om de 3 dagen opnieuw weergegeven.
Laatste functie waarmee de instellingen uit het weergegeven startmenu worden afgesloten. ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING MENU VERLATEN 48 Terug naar vorig scherm, bijv.: Menuscherm Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” + – b Met toets – kunt u terugkeren naar “Snelh. lim.” (eerste onderdeel van het menu).
Als een rit gecontroleerd moet worden m.b.v. “General trip”, dan moet u vooraf, als de contactsleutel in stand MAR staat, op toets TRIP drukken op de rechter hendel aan het stuur volgens methode i (zie “Bedieningsknoppen”).
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Zie “Startcontrole” en “Toegang tot menuscherm” h h Vorig scherm, bijv.: h h (*) (*) (*) ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN De informatie van de “Trip computer” wordt in volgorde weergegeven (zie het afgebeelde schema).
h (*) LAMPJES EN BERICHTEN (*) Alleen reset “Trip B” i = (zie de paragraaf “Reset trip B”) STARTEN EN WEGRIJDEN JA h h (*) h (*) NOODGEVALLEN VEILIGHEID NEE ONDERHOUD EN ZORG Trip B AAN? ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS DASHBOARD EN BEDIENING Terug naar standaardscherm 51
Reset GENERAL TRIP Reset “General trip” en “Trip B” i = (behalve “Actieradius” en “Huidig verbruik”) ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Na het op nul zetten van “Trip” door op de toets te drukken volgens methode i, verschijnen op het display de volgende functies: 52 Reset TRIP B i = B”Alleen reset “Trip
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN BELANGRIJK Als er geen informatie is, verschijnt bij alle functies van de TRIP COMPUTER de indicatie “——” in plaats van de waarde. Wanneer de normale werking weer hersteld is, worden de waarden van de functies weer op normale wijze weergegeven. De waarden die voor de storing werden weergegeven worden niet op nul gezet en er wordt geen nieuwe rit (*) begonnen.
DASHBOARD EN BEDIENING Met deze functie kan bij ingeschakelde buitenverlichting de lichtsterkte worden geregeld (verhogen/verlagen) van het display/instrumentenpaneel en van het display van de autoradio en van de airconditioning met gescheiden temperatuurregeling. Ga voor het instellen als volgt te werk: Stel met toets + of– voor de lichtsterkteregeling de gewenste lichtsterkte in Vorig scherm , bijv.
DASHBOARD EN BEDIENING ZITPLAATSEN VEILIGHEID ZITPLAATSEN VOOR Rugleuning neerklappen STARTEN EN WEGRIJDEN Om de achterste zitplaatsen te bereiken, moet u de handgreep C omhoog trekken zoals afgebeeld, zodat de rugleuning naar voren klapt. De stoel kan nu naar voren worden geschoven door tegen de rugleuning te duwen (easy entry). LAMPJES EN BERICHTEN Als u de rugleuning terugklapt, komt de stoel automatisch in de ingestelde stand terug (dankzij een mechanisme met geheugen).
DASHBOARD EN BEDIENING Rugleuning verstellen Draai knop D. VEILIGHEID Lendensteun verstellen (indien aanwezig) STARTEN EN WEGRIJDEN Draai knop E om het steunvlak van de rugleuning aan te passen. ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN L0C0030m 56 ATTENTIE Verstel het stuurwiel alleen als de auto stilstaat. ATTENTIE Laat de hendel los en controleer of de stoel goed geblokkeerd is door naar voren en naar achteren te schuiven.
DASHBOARD EN BEDIENING VERSCHUIFBARE ACHTERBANK (indien aanwezig) Verstellen vanuit het interieur van de auto Houd hendel A in het midden vast, trek de hendel omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren. Rugleuning verstellen L0C0028m Uitvoeringen met ondeelbare achterbank LAMPJES EN BERICHTEN ❒ trek hendel B omhoog en verstel de rugleuning.
DASHBOARD EN BEDIENING Verstellen vanuit de bagageruimte Verstellen in lengterichting VEILIGHEID Trek de lip in het midden A omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren. Rugleuning verstellen/neerklappen STARTEN EN WEGRIJDEN Trek aan de lippen aan de zijkant B zoals beschreven in de paragraaf “Bagageruimte vergroten” in dit hoofdstuk. ATTENTIE Het verstellen mag alleen worden uitgevoerd als de auto stilstaat.
DASHBOARD EN BEDIENING HOOFDSTEUNEN VOOR Let erop dat de hoofdsteun zo is ingesteld dat de steun het hoofd steunt en niet de nek. Alleen in deze positie bieden de steunen bescherming. ATTENTIE Voor een optimale bescherming, moet de rugleuning zo zijn ingesteld dat u rechtop zit en dat uw hoofd zich zo dicht mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.
DASHBOARD EN BEDIENING ACHTER (indien aanwezig) STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID Op enkele uitvoeringen. Om de hoofdsteunen te verwijderen, moet u de knoppen A aan de zijkant van de twee steunen indrukken en de hoofdsteun vervolgens omhoog trekken. De auto kan zijn uitgerust met 3 hoofdsteunen achter bij een achterbank met drie zitplaatsen en met twee hoofdsteunen bij een achterbank met 2 zitplaatsen. L0C0057m LAMPJES EN BERICHTEN STUURWIEL Het stuurwiel kan zowel axiaal als verticaal worden versteld.
DASHBOARD EN BEDIENING SPIEGELS ACHTERUITKIJKSPIEGEL Met hendeltje A kan de spiegel in twee standen worden gezet: normale of anti-verblindingsstand. L0C0014m LAMPJES EN BERICHTEN BUITENSPIEGELS STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID De achteruitkijkspiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme, waardoor de spiegel bij een krachtig contact met een inzittende losschiet.
DASHBOARD EN BEDIENING Elektrische verstelling (indien aanwezig) De elektrische verstelling is alleen mogelijk als de contactsleutel in stand MAR staat.
L0C0126m 1 Vaste luchtroosters voor ontwasemen of ontdooien zijruiten - 2 Verstelbare uitstroomopeningen aan zijkant 3 Vaste luchtroosters voor ontwasemen of ontdooien voorruit - 4 Verstelbare uitstroomopeningen in het midden - 5 Luchtroosters onder - 6 Luchtroosters onder voor de passagiers achter (alleen uitvoeringen met airconditioning).
DASHBOARD EN BEDIENING CENTRALE LUCHTROOSTERS A – Regelschuif voor openen/sluiten van de uitstroomopening en het richten (verticaal) van de luchtstroom L0C0060m LUCHTROOSTERS AAN DE ZIJKANT LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID B – Regelschuif voor het richten (horizontaal) van de luchtstroom. A – Vast luchtrooster voor ontwasemen/ontdooien van de zijruiten.
DASHBOARD EN BEDIENING VERWARMING EN VENTILATIE STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN VERWARMING INTERIEUR Ga als volgt te werk: ❒ draai knop B geheel naar rechts (in het rode gebied); ❒ draai knop A op de gewenste snelheid; ❒ draai knop D in stand: ƒ voor verwarming van de beenruimte en ontwaseming van de voorruit; ∆ voor lucht naar de beenruimten en koelere lucht uit de centrale luchtroosters en de uitstroomopeningen op het dashboard; ≈ voor een snelle verwarming.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Beslaan van de ruiten voorkomen Ga als volgt te werk: Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen en/of bij grote verschillen in interieur- en buitentemperatuur, raden wij u de volgende procedure aan om het beslaan van de ruiten te voorkomen: ❒ sluit alle luchtroosters op het dashboard; ❒ draai knop B in het rode gebied; ❒ draai knop A in stand 4 -; ❒ draai knop D in stand ≈.
❒ draai knop A op de gewenste snelheid; ❒ draai knop D in stand «; ❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop E in stand Ú te zetten. BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen, afhankelijk van de werking van het systeem (“verwarming” of “koeling”), de gewenste omstandigheden sneller worden bereikt. Het is echter niet raadzaam deze functie in te schakelen op regenachtige of koude dagen, om te voorkomen dat de ruiten beslaan.
COMFORTABELE KLIMAATREGELING Met draaiknop E kan de lucht op 5 manieren over het hele interieur worden verdeeld: VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND (indien aanwezig) STARTEN EN WEGRIJDEN « luchtstroom uit de centrale luchtroosters en de uitstroomopeningen aan de zijkant; ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN ∆ voor verwarming van de beenruimte, waarbij de luchtstroom op het gelaat koel blijft (“bilevel”-stand); 68
SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING VAN DE RUITEN VOOR (VOORRUIT EN ZIJRUITEN) Ga als volgt te werk: ❒ draai knop B in het rode gebied; ❒ draai knop A in stand 4 -; ❒ draai knop E in stand -; ❒ draai knop A in stand 2; ❒ draai knop E in stand - of in stand ƒ als de ruiten niet beslagen zijn.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 70 ONTWASEMING/ONTDOOIING ACHTERRUIT EN BUITENSPIEGELS (indien aanwezig) Druk op knop C voor het inschakelen van deze functie: als deze functie wordt ingeschakeld, gaat het lampje op knop branden. De functie schakelt na ongeveer 30 minuten automatisch uit. Druk opnieuw op knop C om de functie eerder uit te schakelen.
❒ draai knop E in stand «; ❒ draai knop F in stand …; ❒ druk op knop D (het lampje op de knop gaat branden). Regeling van de koeling Ga als volgt te werk: ❒ schakel de luchtrecirculatie uit door knop F in stand Ú te zetten. ❒ draai knop B naar rechts voor verhoging van de temperatuur; ❒ draai knop A naar rechts voor verlaging van de aanjagersnelheid.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 72 AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH (indien aanwezig) ALGEMENE INFORMATIE De automatische airconditioning met gescheiden regeling regelt de temperatuur en de luchtverdeling in het interieur in twee zones: bestuurders- en passagierszijde. De temperatuurregeling is gebaseerd op “temperatuurgelijkheid”: d.w.z.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID E: drukknop voor uitschakelen airconditioning F: drukknop voor inschakelen functie MAX-DEF (maximale ontdooiing/ontwaseming voorruit en zijruiten voor) G: drukknop voor in-/uitschakelen achterruitverwarming H: drukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische werking) en draaiknop voor regeling van de temperatuur aan passagierszijde I: drukknop voor instellen luchtverdeling aan passagierszijde L: verhogen/verlagen aanjagersnelheid M: drukknop voor instellen luchtverdeli
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 74 GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELING Het systeem kan op verschillende manieren worden ingeschakeld, maar wij raden u aan te beginnen met het indrukken van een van de knoppen AUTO en vervolgens de draaiknoppen te draaien om op het display de gewenste temperaturen in te stellen.
De ingestelde temperaturen worden op het display weergegeven dicht bij de knoppen. Als u knop A (MONO) indrukt, wordt de temperatuur aan bestuurders- en passagierszijde automatisch gesynchroniseerd, waarna u de temperatuur in de twee zones met draaiknop N aan bestuurderszijde kunt regelen. De gescheiden regeling van de temperatuur en de luchtverdeling wordt automatisch weer hervat als u knop H draait of nogmaals op knop A (MONO) drukt als het lampje op de knop brandt.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 76 Voor het uitschakelen van de functie is het voldoende om de draaiknop voor de temperatuur naar links te draaien en de gewenste temperatuur in te stellen. ❒ Functie LO (maximale koeling): wordt ingeschakeld als de draaiknop van de temperatuur naar links wordt gedraaid, voorbij de minimale waarde (16 °C).
Voor het hervatten van de automatische werking van de luchtverdeling na een handmatige instelling, moet knop AUTO worden ingedrukt. Als de bestuurder kiest voor luchtverdeling naar de voorruit, wordt ook de luchtstroom aan passagierszijde automatisch naar de voorruit geleid. De passagier kan vervolgens een andere luchtverdeling kiezen door de betreffende knoppen in te drukken. De aanjager kan worden uitgeschakeld, maar alleen als u de aircocompressor hebt uitgeschakeld met knop B.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 78 Knoppen AUTO (automatische werking) H-N Knop MONO (ingestelde temperaturen en luchtverdeling synchroniseren) A Als u knop AUTO aan bestuurderszijde en/of passagierszijde voor indrukt, regelt het systeem automatisch, in de betreffende zones, de hoeveelheid en de verdeling van de naar het interieur toegevoerde lucht en worden alle voorafgaande handmatige in
Bij buitentemperaturen onder 5° - 7°C wordt de recirculatie uitgeschakeld (met luchttoevoer van buiten) om het beslaan van de ruiten te voorkomen. Als de AQS-sensor aanwezig is (Air Quality System) kan naast de hiervoor genoemde werking, de recirculatie automatisch geregeld worden op basis van de kwaliteit van de buitenlucht: ❒ automatische regeling aangegeven met het symbool î op het display of ë afhankelijk van de status.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 80 Knop voor uitschakeling aircocompressor B Als u op knop ò drukt als het lampje op de knop brandt, wordt de aircocompressor uitgeschakeld en dooft het lampje.
❒ de maximale luchttemperatuur (HI) op beide displays instelt; ❒ een aanjagersnelheid inschakelt op basis van de koelvloeistoftemperatuur, om toevoer van nog te koude lucht voor de ontwaseming van de ruiten, te beperken; ❒ de luchtstroom naar de luchtroosters voor de voorruit en de zijruiten voor leidt; ❒ de achterruitverwarming inschakelt.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Als u deze knop indrukt, dan worden de achterruiten de spiegelverwarming ingeschakeld. Het lampje op de knop gaat branden als deze functie wordt ingeschakeld. Ook bij uitgeschakeld systeem kan de achterruitverwarming op de normale manier worden in- of uitgeschakeld. De functie schakelt na ongeveer 30 minuten automatisch uit, of als opnieuw de knop wordt ingedrukt.
Als dit niet voldoende is om het beslaan tegen te gaan en de veilige omstandigheden te herstellen, voert het systeem de volgende handelingen uit: ❒ wijzigen van de luchtverdeling voor meer luchttoevoer naar de voorruit; ❒ vergroten van de luchtopbrengst. BELANGRIJK Als de wasemsensor heeft ingegrepen, betekent dit dat de omstandigheden van de buitentemperatuur en de luchtvochtigheid kritiek zijn voor een goed en veilig zicht.
DASHBOARD EN BEDIENING BUITENVERLICHTING Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting. VERLICHTING UITGESCHAKELD Draaiknop in stand å. L0C0062m LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. BUITENVERLICHTING Draaiknop in stand 6. L0C0061m DIMLICHT ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3 branden. Draaiknop in stand 2.
1 1 6 VEILIGHEID Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1 branden. Als vervolgens de hendel naar het stuurwiel wordt getrokken, dan dooft het grootlicht en wordt het dimlicht weer ingeschakeld. LAMPJES EN BERICHTEN L0C0101m GROOTLICHTSIGNAAL NOODGEVALLEN Het grootlichtsignaal kan worden gegeven door de hendel naar het stuurwiel te trekken (onvergrendelde stand) ongeacht de stand van de draaiknop.
ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Als u kort richting wilt aangeven, voor het uitvoeren van een handeling waarvoor het stuurwiel slechts weinig hoeft te worden verdraaid, dan drukt u de hendel iets omhoog of omlaag zonder dat de hendel vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat deze automatisch terug.
DASHBOARD EN BEDIENING SCHEMERSENSOR (automatisch koplampen) (indien aanwezig) L0C0185m LAMPJES EN BERICHTEN Inschakelen A : op deze manier gaan, afhankelijk Draai de draaiknop in stand 2 van de sterkte van het buitenlicht, de buitenverlichting en de dimlichten automatisch branden. Als via de sensor het commando voor uitschakeling wordt gegeven, wordt het dimlicht uitgeschakeld en vervolgens, na ongeveer 10 seconden, de buitenverlichting. De schemersensor is niet in staat om mist te signaleren.
DASHBOARD EN BEDIENING RUITEN REINIGEN RUITENWISSERS/-SPROEIERS VEILIGHEID Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. De rechter hendel kan in vijf verschillende standen worden gezet: STARTEN EN WEGRIJDEN B: wissen met interval. LAMPJES EN BERICHTEN , = kort interval NOODGEVALLEN A: ruitenwissers uitgeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING “Intelligente wis-/wasregeling” Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde stand), schakelen de ruitensproeiers in. Inschakelen Plaats de rechter hendel een stand naar beneden. Als de regensensor wordt ingeschakeld, maken de ruitenwissers 1 slag. BELANGRIJK Houd de ruit in de omgeving van de sensor schoon.
DASHBOARD EN BEDIENING Als de ruitensproeiers worden bediend bij ingeschakelde regensensor werkt het normale reinigingsprogramma. Daarna hervat de regensensor zijn normale automatische werking. VEILIGHEID Uitschakelen Draai de start-/contactsleutel in stand STOP. STARTEN EN WEGRIJDEN Als de motor daarna wordt gestart (sleutel in stand MAR), schakelt de regensensor niet weer in, ook niet als de hendel in stand B is blijven staan.
DASHBOARD EN BEDIENING ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER De achterruitwisser en -sproeier werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. De “verzonken” koplampsproeiers zijn in de voorbumper van de auto gemonteerd en treden in werking als u, bij ingeschakeld dimlicht en/of grootlicht, de ruitensproeiers inschakelt. LAMPJES EN BERICHTEN KOPLAMPSPROEIERS (indien aanwezig) L0C0068m NOODGEVALLEN ruitwisser in de intervalstand.
DASHBOARD EN BEDIENING CRUISE-CONTROL (snelheidsregelaar) (indien aanwezig) ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij een snelheid boven 30 km/h) op lange rechte en droge trajecten (bijv. autosnelwegen) met een constante en vooraf ingestelde snelheid blijft rijden, zonder het gaspedaal te hoeven bedienen.
❒ plaats de hendel ten minste 3 seconden omhoog in stand (+) en laat vervolgens de hendel los: de snelheid van de auto wordt opgeslagen en het gaspedaal kan nu worden losgelaten. Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de snelheid simpel verhoogd worden door het intrappen van het gaspedaal. Als u daarna het gaspedaal loslaat, wordt teruggekeerd naar de opgeslagen snelheid.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN SYSTEEM UITSCHAKELEN Dit kan op twee manieren: ❒ schakel het systeem uit en sla vervolgens de nieuwe snelheid op; Zet schakelaar A in stand OFF of de start-/contactsleutel in stand STOP. Het systeem wordt bovendien automatisch uitgeschakeld in een van de volgende gevallen: of ❒ bij intrappen van het rem- of koppelingspedaal; ❒ plaats de hendel omlaag (–) totdat de nieuwe snelheid is bereikt die automatisch wordt opgeslagen.
DASHBOARD EN BEDIENING INTERIEURVERLICHTING Zonneklepverlichting Als het portier geopend blijft, schakelt het plafondlampje na ongeveer 3 minuten uit. De plafondverlichting in het midden kan ook worden in-/uitgeschakeld door op knop B te drukken. Het inschakelen/doven van de verlichting gaat geleidelijk. Na het inschakelen door het indrukken van knop B, blijft, als de contactsleutel in stand STOP staat of uit het contactslot is genomen, de verlichting nog 15 minuten ingeschakeld.
DASHBOARD EN BEDIENING BEDIENINGSORGANEN AUTO TY AUTO ASR OFF L0C0070m Uitschakelen: druk nogmaals op de schakelaar. MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig) AUTO Inschakelen: druk bij ingeschakelde buitenverlichting op knop 5. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 5 branden. NOODGEVALLEN Uitschakelen: druk nogmaals op de knop. ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 96 Inschakelen: druk op schakelaar A, onafhankelijk van de stand van de contactsleutel.
AUTO Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 4 branden. VEILIGHEID Uitschakelen: druk nogmaals op de knop. NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN L0C0071m STARTEN EN WEGRIJDEN Inschakelen: druk bij ingeschakeld dimlicht op knop 4. DASHBOARD EN BEDIENING MISTACHTERLICHT Inschakelen: houd knop A, op de middenconsole bij de handrem, ingedrukt als de contactsleutel in stand STOP staat of is uitgenomen. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3 branden.
DASHBOARD EN BEDIENING BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID Deze veiligheidsschakelaar bevindt zich onder het dashboard naast de portierstijl aan passagierszijde. Om de schakelaar te bereiken, moet u de bekleding verplaatsen. De schakelaar springt omhoog bij een ongeval, waardoor de toevoer van brandstof wordt gestopt en de motor afslaat.
DASHBOARD EN BEDIENING INTERIEURUITRUSTING BEKER/BLIKJESHOUDERS Deze bevinden zich op de tunnelconsole. LAMPJES EN BERICHTEN L0C0016m BELANGRIJK Controleer altijd of de aansteker na het indrukken ook uitschakelt. BELANGRIJK De aansteker wordt erg heet. Gebruik de aansteker voorzichtig en voorkom dat hij gebruikt wordt door kinderen: risico op brand en/of brandwonden. L0C0073m ONDERHOUD EN ZORG AANSTEKER (indien aanwezig) De aansteker is in de tunnelconsole geplaatst, naast de handrem.
DASHBOARD EN BEDIENING ASBAK (indien aanwezig) VEILIGHEID De asbak bestaat uit een uitneembaar kunststof houder met een veeropening. De asbak kan in de beker/blikjeshouders geplaatst worden op de tunnelconsole. ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN BELANGRIJK Gebruik de asbak niet als prullenbak voor papiertjes; als deze in contact komen met smeulende peuken kan er brand ontstaan.
DASHBOARD EN BEDIENING OPENDAK (indien aanwezig) Als het dak in geheel opende stand staat en u drukt langer dan 2 seconden op knop B, dan komt het ruitpaneel voor automatisch in “kantelstand”. Druk nogmaals langer dan 2 seconden op knop B om het paneel geheel te sluiten. Na het eerste commando voor het sluiten, kan het paneel in een tussenliggende stand worden gezet door opnieuw op knop B te drukken.
DASHBOARD EN BEDIENING BEDIENING IN NOODGEVALLEN Als het opendak niet elektrisch bediend kan worden, dan kan het ook handmatig worden bediend; ga hiervoor als volgt te werk: VEILIGHEID ❒ neem de zeskantige sleutel A uit het dashboardkastje ❒ verwijder de beschermdop aan de binnenzijde van het dak, naast het zonnescherm STARTEN EN WEGRIJDEN ❒ steek de sleutel in de zitting B en draai de sleutel: – rechtsom om het opendak te openen – linksom om het dak te sluiten ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS
DASHBOARD EN BEDIENING PORTIEREN BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling werkt niet als een van de portieren niet goed gesloten is of als er een storing in het systeem is. Na enkele pogingen schakelt het systeem ongeveer 2 minuten uit. In deze 2 minuten kunt u de portieren met de hand ver- en ontgrendelen. Na de 2 minuten is het systeem weer gereed. Als de oorzaak van de storing is opgelost, werkt het systeem weer normaal.
DASHBOARD EN BEDIENING ELEKTRISCHE RUITBEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID Bij enkele uitvoeringen is de ruitbediening voorzien van een anti-letselfunctie. Sensoren in de ruitrubbers kunnen een eventueel obstakel waarnemen als de ruit sluit. In dat geval onderbreekt het systeem de ruitbeweging en wordt de ruit onmiddellijk geopend.
DASHBOARD EN BEDIENING BEDIENINGSORGANEN B: openen/sluiten zijruit rechtsvoor. Als u bij enkele uitvoeringen de schakelaar A langer dan een halve seconde ingedrukt houdt, wordt de ruit automatisch geopend/gesloten. De beweging stopt als de ruit aan het einde van zijn slag is of als u nogmaals op de schakelaar drukt. L0C0019m ATTENTIE Onzorgvuldig gebruik van de elektrische ruitbediening kan gevaarlijk zijn.
DASHBOARD EN BEDIENING BAGAGERUIMTE De achterklep kan bovendien altijd worden geopend als de portieren van de auto ontgrendeld zijn. L0C0082m LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID De achterklep (indien ontgrendeld) kan alleen van buitenaf geopend worden met behulp van een elektrische ontgrendelhendel boven de kentekenplaathouder.
ATTENTIE Bij het gebruik van de bagageruimte mag het maximum laadvermogen nooit worden overschreden (zie het hoofdstuk “Technische gegevens”). Controleer bovendien of de bagage goed geladen is, om te voorkomen dat een voorwerp bij bruusk remmen naar voren schiet en letsel veroorzaakt. Rijd niet met voorwerpen op de hoedenplank: bij een ongeval of bruusk remmen kunnen ze de passagiers verwonden.
Om de achterklep vanuit het interieur te openen (bij een lege accu of een storing in het elektrische systeem), moet als volgt te werk worden gegaan: – verwijder de hoofdsteunen achter; – klap de zittingen van de achterstoelen omhoog; B L0C0103m LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING ACHTERKLEP IN GEVAL VAN NOOD OPENEN A Als u de hoedenplank wilt verwijderen om de bagageruimte te vergroten, ga dan als volgt te werk: NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG – voor het mechan
DASHBOARD EN BEDIENING BAGAGERUIMTE VERGROTEN (uitvoeringen met ondeelbare achterbank) Trek hendel A omhoog (vanuit het interieur) of trek aan de lip in het midden van de bagageruimte en plaats de stoel naar voren. Geheel neerklappen L0C0028m LAMPJES EN BERICHTEN ❒ Trek hendel A omhoog of trek aan de lip in het midden van de bagageruimte en zet de stoel in de gewenste stand (bijv. helemaal naar voren voor een maximale vergroting van de bagageruimte).
DASHBOARD EN BEDIENING BAGAGERUIMTE VERGROTEN (uitvoeringen met deelbare achterbank) Trek hendel A omhoog (vanuit het interieur) of trek aan de lip in het midden van de bagageruimte en plaatst de stoel naar voren. Geheel neerklappen L0C0056m L0C0074m ❒ Trek hendel B of C omhoog of trek aan de lippen aan de zijkant D of E in de bagageruimte om het deel van de rugleuning dat u wilt neerklappen, te ontgrendelen; beide delen als u de rugleuning geheel wilt neerklappen.
DASHBOARD EN BEDIENING MOTORKAP OPENEN ❒ trek hendel A in de richting van de pijl; ❒ plaats hendeltje B naar links zoals aangegeven door de pijl; L0C0021m NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK Controleer of de armen van de ruitenwissers tegen de ruit aanstaan voordat u de motorkap optilt.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN Ga als volgt te werk: ❒ houd de motorkap met een hand omhoog, trek met de andere hand de stang C uit zitting E en plaats de steunstang terug in de klem; ❒ laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van de motorruimte zakken, laat de motorkap vallen en controleer of de motorkap goed is gesloten door de motorkap op te tillen. De motorkap mag niet alleen door de beveiliging vergrendeld zijn.
DASHBOARD EN BEDIENING ALLESDRAGERS STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID BELANGRIJK Wij raden het gebruik aan van allesdragers uit het Lancia Lineaccesori-programma. U dient zich strikt aan de aanwijzingen te houden die in het pakket zijn meegeleverd. De montage moet altijd door deskundige personen worden uitgevoerd. BELANGRIJK Overschrijd nooit het maximum draagvermogen (zie het hoofdstuk “Technische gegevens”). Controleer na enkele kilometers opnieuw of de bevestigingsbouten nog goed vastzitten.
DASHBOARD EN BEDIENING KOPLAMPVERSTELLING Koplampen afstellen L0C0078m L0C0178m KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND De afbeeldingen hebben betrekking op de overgang van een land waar rechts wordt gereden naar een land waar links wordt gereden. L0C0179m 114 De koplampen kunnen worden afgesteld met de knoppen en Ò op het instrumentenpaneel. Op het display wordt de stand aangegeven. Stand 0 - één of twee personen op de voorstoelen. Stand 1 - vijf personen. Stand 2 - vijf personen + bagage.
BELANGRIJK Voor een maximale werking van het remsysteem is een inrijperiode nodig van ongeveer 500 km: in deze periode moet bruusk, herhaaldelijk en langdurig remmen worden vermeden. STORINGSMELDINGEN Storing in ABS Bij een storing brandt het waarschuwingslampje > op het instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). In dat geval werkt het remsysteem op de normale manier, terwijl geen gebruik wordt gemaakt van het antiblokkeersysteem.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID Bij een storing branden de waarschuwingslampjes > en x op het instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). In dat geval kunnen bij hard remmen de achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Lancia-dealer om het systeem te laten controleren.
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM Als er een storing is in het ESP wordt het systeem automatisch uitgeschakeld, gaat het lampje á op het instrumentenpaneel constant branden en verschijnt er een bericht op het instelbare multifunctionele display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). Wendt u zo snel mogelijk tot de Lancia-dealer. ATTENTIE De prestaties van het ESP mogen de bestuurder er niet toe verleiden onnodige en onverantwoorde risico’s te nemen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 118 HILL HOLDER-SYSTEEM (indien aanwezig) Storingsmeldingen Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt bij het wegrijden op een helling. Bij een storing brandt het waarschuwingslampje * op het instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht op het instelbare multifunctionele display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
❒ als slechts één aangedreven wiel dreigt door te slippen, zorgt het ASR-systeem ervoor dat het wiel automatisch wordt afgeremd. ❒ verlies van grip op natte weggedeelten (aquaplaning).
Het ASR schakelt automatisch in als de motor wordt gestart. Het in-/uitschakelen van het systeem wordt aangegeven door het verschijnen van een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING IN-/UITSCHAKELING VAN HET SYSTEEM AUTO STARTEN EN WEGRIJDEN Tijdens het rijden kan het systeem worden uitgeschakeld en vervolgens weer ingeschakeld door schakelaar A in het midden op het dashboard in te drukken.
Als met het reservewiel wordt gereden, dan wordt het ASR uitgeschakeld, gaat het lampje V op het instrumentenpaneel constant branden en verschijnt er een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). ATTENTIE Voor de juiste werking van het ASR-systeem is het noodzakelijk dat de banden van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfecte conditie zijn en de voorgeschreven afmetingen hebben.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Met het EOBD (European On Board Diagnosis) kan een doorlopende diagnose worden uitgevoerd van die componenten op de auto die van invloed zijn op de emissie. Bovendien meldt het systeem, door het branden van het lampje U op het instrumentenpaneel en het verschijnen van een bericht op het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”), dat de betreffende componenten defect zijn.
Het systeem bestaat uit: ❒ 2 tweeter luidsprekers met elk een piekvermogen van 30W; ❒ 2 mid-woofer luidsprekers voor, met een diameter van 165 mm en met elk een piekvermogen van 30W; ❒ 2 full-range luidsprekers achter, met een diameter van 165 mm en met elk een piekvermogen van 30W. TECHNISCHE GEGEVENS Het systeem bestaat uit: ❒ Breedbandluidsprekers met een diameter van 165 mm met coaxiaal tweeter van 50 mm, ingebouwd in de voorportieren.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOON Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die constante voeding nodig hebben (autoradio, anti-diefstalsatellietbewaking, enz.), of accessoires die de elektrische installatie zwaar belasten, wendt u dan tot de Lancia-dealer.
DASHBOARD EN BEDIENING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Met ingeschakelde CITY-functie draait het stuur heel licht, waardoor makkelijker kan worden geparkeerd; deze instelling van de stuurbekrachtiging is dus zeer geschikt voor het rijden in de stad. NOODGEVALLEN De inschakeling van de functie wordt aangegeven door het opschrift CITY op het display.
DASHBOARD EN BEDIENING Eventuele storingen in het systeem worden aangegeven door het branden van het lampje g op het instrumentenpaneel (op het display verschijnt een bericht) (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten“). Bij een storing in het systeem blijft de auto mechanisch bestuurbaar.
DASHBOARD EN BEDIENING PARKEERSENSOR (indien aanwezig) Signalering Meetbereik in het midden 120 cm Meetbereik aan de zijkant 60 cm Als de sensor meerdere obstakels signaleert, wordt de kortste afstand weergegeven. STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM Als de achteruit wordt ingeschakeld, treedt automatisch een repeterend geluidssignaal in werking.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 128 STORINGSMELDINGEN ALGEMENE OPMERKINGEN Als bij het inschakelen van de achteruit, een storing in de parkeersensor wordt gevonden, dan klinkt er gedurende 3 seconden een akoestisch signaal. ❒ Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geen obstakels op of onder de sensor bevinden.
BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laat schadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor het milieu wordt vervuild. Als dieselbrandstof wordt getankt die niet toereikend is voor de gebruikstemperatuur, raden wij aan de dieselbrandstof te mengen met het vorstbeveiligingsmiddel DIESEL MIX in de verhouding die in de gebruiksaanwijzing van het middel is aangegeven. Doe eerst het middel in de tank en voeg daarna de dieselbrandstof toe.
DASHBOARD EN BEDIENING DOP VAN DE BRANDSTOFTANK De tankdop A is voorzien van een koord B dat aan klepje C vastzit, om verlies van de dop te voorkomen. VEILIGHEID Open eerst het klepje en draai vervolgens de tankdop A los. STARTEN EN WEGRIJDEN BELANGRIJK Door de hermetische afsluiting kan de druk in de tank iets oplopen; daarom is het normaal als u tijdens het losdraaien van de tankdop een gesis hoort. Plaats tijdens het tanken de dop in de uitsparing op het klepje, zoals is afgebeeld.
❒ lambdasonde; ❒ benzinedamp-opvangsysteem. Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden, met losgenomen bougiekabels draaien. De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn: ❒ oxidatiekatalysator; ATTENTIE Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet boven brandbare materialen (gras, droge bladeren, dennennaalden, enz.): brandgevaar.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 132 VEILIGHEID VEILIGHEIDSGORDELS ..................................... GORDELSPANNERS............................................. KINDEREN VEILIG VERVOEREN ...................... MONTAGEVOORBEREIDING VOOR “ISOFIX”-KINDERZITJE ..................................... AIRBAGS VOOR....................................................
ATTENTIE Druk niet op knop C tijdens het rijden. VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG L0C0038m ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de gordel om. Maak de gordel vast door gesp A in sluiting B te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert.
DASHBOARD EN BEDIENING Driepunts-veiligheidsgordel met rolautomaat (voor bepaalde uitvoeringen/markten) De veiligheidsgordel is uitgerust met twee sluitingen en twee gespen. VEILIGHEID Voor het gebruik van de veiligheidsgordel moet u de gespen uit de rolautomaat halen en de gordel voorzichtig en rustig uittrekken om te voorkomen dat de gordelband draait. Druk vervolgens gesp G in sluiting L die voorzien is van een zwarte knop M.
DASHBOARD EN BEDIENING HOOGTEVERSTELLING VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS VOOR Zo wordt de kans op letsel bij een ongeval verkleind. De gordel is goed afgesteld als hij over de schouder halverwege tussen nek en uiteinde van de schouder ligt, zoals is aangegeven in de afbeelding. L0C0096m ATTENTIE De veiligheidsgordels mogen alleen worden versteld als de auto stilstaat. ATTENTIE Controleer na het afstellen altijd of de beugel vergrendeld is in een van de vaste standen.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN Voor een nog effectievere bescherming zijn de veiligheidsgordels voor van de LANCIA Ypsilon voorzien van gordelspanners. Dit systeem wordt bij een heftige botsing door een sensor in werking gesteld en trekt de gordel enige centimeters aan. Op deze wijze worden de inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en wordt de voorwaartse beweging beperkt.
DASHBOARD EN BEDIENING TREKKRACHTBEGRENZERS ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK VAN VEILIGHEIDSGORDELS EN KINDERZITJES LAMPJES EN BERICHTEN L0C0041m NOODGEVALLEN Ook vrouwen die in verwachting zijn moeten een gordel dragen: ook voor hen (zowel voor de aanstaande moeder als het kind) is de kans op letsel bij een ernstig ongeval groter als ze geen gordel dragen.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN ATTENTIE ATTENTIE ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN ATTENTIE 138 ATTENTIE ATTENTIE De gordelband mag nooit gedraaid zijn. Het diagonale gordelgedeelte moet via het midden van de schouder schuin over de borst liggen. Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de buik liggen. Gebruik geen voorwerpen (wasknijpers, klemmen, enz.
❒ Voorkom dat vocht in de oprolautomaat komt: de werking van de oprolautomaten is alleen gegarandeerd, als ze niet nat zijn geweest. ❒ Vervang de gordels bij tekenen van slijtage of beschadigingen.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Alle systemen moeten zijn voorzien van de typegoedkeuring en van een goed vastgehecht plaatje met het controlemerk, dat absoluut niet mag worden verwijderd. Kinderen met een gewicht boven 36 kg of met een lengte van meer dan 1,50 m worden, met betrekking tot de veiligheidssystemen, gelijkgesteld met volwassenen en moeten dan ook normaal de veiligheidsgordels omleggen.
DASHBOARD EN BEDIENING GROEP 0 en 0+ Het wiegje moet op zijn plaats worden gehouden door de veiligheidsgordel en het kind moet op zijn beurt worden beschermd door de gordels van het wiegje zelf. ATTENTIE De afbeeldingen dienen slechts ter illustratie van de montage. Houdt u bij de montage van het kinderzitje strikt aan de instructies. Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en 1.
DASHBOARD EN BEDIENING GROEP 1 STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18 kg moeten worden vervoerd in kinderzitjes met een kussen die naar voren zijn gekeerd, waarbij de veiligheidsgordel van de auto zowel het kinderzitje als het kind op zijn plaats moet houden.
DASHBOARD EN BEDIENING GROEP 3 In de figuur wordt een voorbeeld gegeven van de juiste positie van het kind op de achterbank. Kinderen die langer zijn dan 1,50 m kunnen net zoals volwassenen de veiligheidsgordels omleggen. ATTENTIE De afbeelding dient slechts ter illustratie van de montage. Monteer het wiegje volgens de instructies die de fabrikant verplicht is bij te leveren.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 144 GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE KINDERZITJES De LANCIA Ypsilon voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EUrichtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de auto.
ATTENTIE ❒ Na een ongeval moet het zitje door een nieuw exemplaar worden vervangen. Vervoer kinderen nooit op de stoel van de passagier voor als deze is uitgerust met een airbag. DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN ❒ Vervoer kinderen nooit in uw armen, ook geen pasgeboren kinderen. Niemand is sterk genoeg om ze bij een ongeval vast te houden. LAMPJES EN BERICHTEN ❒ Zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen afwijkende houding aanneemt of de gordels losmaakt.
DASHBOARD EN BEDIENING INBOUWVOORBEREIDING VOOR “ISOFIX”KINDERZITJES (indien aanwezig) STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID De LANCIA Ypsilon is voorbereid voor de montage van Isofixkinderzitjes, een nieuw gestandaardiseerd Europees systeem voor het vervoeren van kinderen. Isofix is een extra mogelijkheid die het gebruik van traditionele kinderzitjes niet uitsluit. De Isofixkinderzitjes zijn er voor drie gewichtsgroepen: 0, 0+ en 1.
DASHBOARD EN BEDIENING MONTAGE ISOFIX-KINDERZITJE Groep 0 en 0+ VEILIGHEID Bij kinderen in deze gewichtsgroep (kinderen met een gewicht tot 13 kg) moet het kinderzitje achterstevoren zijn gekeerd en moet het kind door de gordels D van het zitje beschermd worden. STARTEN EN WEGRIJDEN Als het kind groeit en in de gewichtsgroep 1 komt, moet het kinderzitje in de rijrichting worden bevestigd.
DASHBOARD EN BEDIENING Groep 1 Ga voor een correcte montage van het kinderzitje als volgt te werk: VEILIGHEID ❒ controleer of de ontgrendelhendel B in ruststand (ingetrokken) staat; ❒ zoek de bevestigingsbeugels A en plaats vervolgens het kinderzitje met de bevestigingshaken C in de beugels; STARTEN EN WEGRIJDEN ❒ duw tegen het kinderzitje totdat het hoorbaar vergrendelt; LAMPJES EN BERICHTEN ❒ bij kinderzitjes die in de rijrichting moeten worden geplaatst, moet de bovenste gordel (deze bevindt zich
Bij een frontale botsing zorgt een regeleenheid ervoor, indien nodig, dat het kussen wordt opgeblazen. Het kussen blaast onmiddellijk op, waardoor het lichaam van de inzittenden voor wordt opgevangen en de kans op letsel beperkt wordt. Direct daarna loopt het kussen weer leeg. ATTENTIE ❒ bij frontale botsingen met een ander deel van de auto dan het front tegen makkelijk vervormbare objecten (bijv. als het voorspatbord tegen de vangrail of in een sneeuwhoop enz.
DASHBOARD EN BEDIENING AIRBAG VOOR AAN BESTUURDERSZIJDE Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor bestemde ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst. STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID Bij lichte zijdelingse aanrijdingen (waarbij de veiligheidsgordel de inzittende op zijn plaats houdt), wordt de airbag niet geactiveerd. Draag dus altijd veiligheidsgordels.
DASHBOARD EN BEDIENING AIRBAG VOOR AAN PASSAGIERSZIJDE UITSCHAKELEN ❒ airbag voor aan passagierszijde ingeschakeld (stand ON P): lampje Fop het instrumentenpaneel is gedoofd; het is absoluut verboden kinderen op de passagiersstoel voor te vervoeren. ❒ airbag voor aan passagierszijde uitgeschakeld (stand OFF F): lampje F op het instrumentenpaneel brandt; het is mogelijk kinderen op de passagiersstoel voor te vervoeren, waarbij ze beschermd moeten worden door passende universele systemen.
DASHBOARD EN BEDIENING ZIJ-AIRBAGS (Sidebags (indien aanwezig) - Headbags) VEILIGHEID SIDEBAGS NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN Deze sidebags zijn kussens die zich snel opblazen en bevinden zich in de rugleuning van de voorstoelen. Ze hebben tot doel de borstkast van de inzittenden te beschermen bij middelzware en zware zijdelingse aanrijdingen.
DASHBOARD EN BEDIENING HEADBAGS STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN BELANGRIJK De airbags voor en/of zij-airbags kunnen worden geactiveerd bij krachtige stoten aan de onderzijde van de carrosserie, bijvoorbeeld bij zware botsingen tegen drempels of stoepranden of obstakels op het wegdek of als de auto terecht komt in grote gaten of verzakkingen in het wegdek.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN BELANGRIJK Na een ongeval waarbij een of meerdere airbags zijn geactiveerd, dient u contact op te nemen met de Lancia-dealer om de geactiveerde airbags te laten vervangen en de werking van de elektrische installatie te laten controleren. BELANGRIJK Als tijdens het rijden het lampje ¬ Aan het einde van de lange levensduur van uw auto, moet u contact opnemen met de Lancia-dealer om het systeem buiten werking te laten stellen.
veroorzaken. Rijd altijd met beide handen op de stuurwielrand zodat bij het in werking treden van de airbag, het systeem niet wordt gehinderd door obstakels die ernstig letsel kunnen veroorzaken. Rijd niet met voorover gebogen lichaam, maar ga goed rechtop zitten en steun tegen de rugleuning. ATTENTIE ATTENTIE controleren.
ATTENTIE De stoelen mogen niet met water worden afgenomen of met stoom worden gereinigd (met de hand of in een automatisch wasapparaat). De airbag voor treedt in werking als de botsing zwaarder is dan een botsing waarbij alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen die tussen die twee drempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN 158 161 163 164 166 169 170 171 ONDERHOUD EN ZORG MOTOR STARTEN .............................................. PARKEREN .......................................................... GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK .......... BRANDSTOFBESPARING .................................... TREKKEN VAN AANHANGERS ......................... WINTERBANDEN ................................................ SNEEUWKETTINGEN ................
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN De auto is uitgerust met een elektronische startblokkering: zie bij startproblemen “Lancia CODE” in het hoofdstuk “Dashboard en bediening”. Direct na het starten van de motor, vooral als de auto langere tijd niet is gebruikt, kan de motor iets meer geluid produceren.
❒ zet de versnellingspook in de vrijstand; ❒ draai de contactsleutel in stand MAR: op het instrumentenpaneel gaan de controlelampjes m en Y branden; ❒ wacht tot de lampjes Y en m gedoofd zijn; hoe warmer de motor, hoe sneller de lampjes doven; ❒ trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in te trappen; Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Ga als volgt te werk: ❒ rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in; ❒ verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties. Wij raden u aan te wachten tot de koelvloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen. MOTOR UITZETTEN Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel in stand STOP.
❒ schakel een versnelling in (de 1e als de weg omhoog loopt, de achteruit als de weg omlaag loopt) en zet de voorwielen iets uitgestuurd. ATTENTIE Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. Neem de sleutels altijd uit het contactslot als u de auto verlaat en neem de sleutels mee. DASHBOARD EN BEDIENING ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de wielen dan met stenen of wiggen.
DASHBOARD EN BEDIENING HANDREM De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen. De auto hoort op een horizontale ondergrond geblokkeerd te zijn als de handrem vier of vijf tanden is aangetrokken, terwijl het op steile hellingen en bij een beladen auto nodig kan zijn de handrem negen of tien tanden aan te trekken om de auto te blokkeren. BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laat dan een Lancia-dealer de handrem afstellen.
Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen en vervolgens de versnellingspook in de gewenste stand plaatsen (het schakelschema staat op de knop van de pook). 2 4 R ❒ trek schuifring A onder de knop omhoog en plaats de pook naar rechts en vervolgens naar achteren. JTD-uitvoeringen ❒ plaats de pook naar rechts en vervolgens naar achteren. ATTENTIE Om op de juiste wijze te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 164 BRANDSTOFBESPARING Imperiaal/skidrager Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het brandstofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt wordt. Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet meer gebruikt.
Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet alleen het brandstofverbruik toe (van 15 tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Keuze van de versnellingen Verkeerssituatie en conditie van het wegdek Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de hoogste versnelling. Het inschakelen van een lage versnelling voor een snelle acceleratie verhoogt het brandstofverbruik.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 166 TREKKEN VAN AANHANGERS BELANGRIJKE TIPS Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet de auto uitgerust zijn met een trekhaak van een goedgekeurd type en een adequate elektrische installatie. De montage van de trekhaak moet door gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd. Ook moet documentatie worden overhandigd m.b.t. het rijden met een aanhanger.
Voor de elektrische aansluiting moet een gestandaardiseerde stekker worden gebruikt die kan worden bevestigd op de daarvoor bestemde steun op de trekhaak. Bovendien moet op de auto een regeleenheid voor de buitenverlichting van de aanhanger worden geïnstalleerd. Gebruik voor de aansluitingen de daarvoor bestemde module met een kabel met een diameter van minimaal 2,5 mm2 vanaf de accu.
DASHBOARD EN BEDIENING MONTAGESCHEMA VEILIGHEID De trekhaak moet op de punten aangegeven met Ø bevestigd worden met 4 M8-bouten, 2 M10-bouten en 2 M12-bouten. STARTEN EN WEGRIJDEN De trekhaak moet op de carrosserie gemonteerd worden zonder gaten in of vervormingen van de achterbumper die zichtbaar zijn bij gedemonteerde trekhaak.
Houdt u voor het te gebruiken type winterband, de bandenspanning en de technische specificaties exact aan de aanwijzingen die staan aangegeven in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische gegevens”. Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en remmen en voor een betere bestuurbaarheid.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 170 SNEEUWKETTINGEN Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de voorschriften van het land waar wordt gereden. De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen gemonteerd worden (aangedreven wielen). Wij raden het gebruik aan van sneeuwkettingen uit het Lancia Lineaccessori-programma.
❒ schakel een versnelling in; ❒ zorg ervoor dat de niet handrem is aangetrokken; ❒ breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal voorgeschreven spanning en controleer deze regelmatig; ❒ maak de minkabel los van de accu en controleer de acculading; gedurende het stallen moet deze controle iedere drie maanden worden herhaald; laad de accu op als de optische meter een donkere kleur heeft zonder een groen middenstuk; ❒ als u de accukabels niet loskoppelt moet de lading iedere maand gecontroleerd worden; l
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ................... 174 STORING ABS ...................................................... 184 AANGETROKKEN HANDREM............................. 174 STORING IN ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING STORING AIRBAG ................................................ 175 - LANCIA CODE ................................................... 185 UITGESCHAKELDE AIRBAG PASSAGIERSZIJDE............................................... 176 STORING DIEFSTALALARM ...............................
Bij zeer ernstige storingen worden gedurende enkele seconden afwisselend de storingsmelding en het waarschuwingsbericht weergegeven. Deze “signaleringscyclus” wordt een onbepaalde tijd herhaald, waarbij de weergave die daarvoor op het display werd aangegeven, onderbroken wordt. Iedere keer als u de contactsleutel in stand MAR zet, wordt de “cyclus” opnieuw weergegeven, totdat de oorzaak van de storing is verholpen.
Weergave op het multifunctionele display TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU (rood) x Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als het remvloeistofniveau in het reservoir onder het minimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld door lekkage in het remsysteem.
¬ Als het lampje ¬ niet gaat branden of blijft branden, met de contactsleutel in stand MAR, of tijdens het rijden gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de Lancia-dealer. ATTENTIE Een defect lampje ¬ (lampje gedoofd) wordt ook weergegeven doordat het lampje voor de uitgeschakelde passagiersairbag F langer dan de normale 4 seconden knippert.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD (geel) F Het lampje F op het instrumentenpaneel gaat branden als de airbag voor aan passagierszijde wordt uitgeschakeld. Als u bij ingeschakelde airbag voor aan passagierszijde de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje F op het instrumentenpaneel ongeveer 4 seconden branden en vervolgens 4 seconden knipperen. Hierna moet het lampje doven.
TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood) v INSCHAKELEN ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” NOODGEVALLEN g ONDERHOUD EN ZORG Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Als het lampje blijft branden (op het display verschijnt ook een bericht), dan werkt de elektrische stuurbekrachtiging niet en moet het stuur met meer kracht worden bediend. Wendt u tot de Lancia-dealer.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN u TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als de motor te warm is.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN u Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Als het lampje niet dooft of tijdens het rijden blijft branden (op het display verschijnt ook een bericht), wendt u dan tot de Lancia-dealer. Als het lampje knippert tijdens het rijden, dan geeft dit aan dat het ESP in werking is getreden.
è SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN (geel) Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als de ingestelde snelheidslimiet wordt overschreden (zie “Multifunctioneel display” in het hoofdstuk “Dashboard en bediening”). ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Lampje o.h.
U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder te veel van de motor te eisen of met hoge snelheid te rijden. Wendt u zo snel mogelijk tot de Lancia-dealer. NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN (rood) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als een of meer portieren, de achterklep of de motorkap niet goed gesloten zijn. Op het multifunctionele display geven de symbolen ¯/˙ aan dat het linker of rechter portier niet goed gesloten is.
U LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 182 STORING IN MOTORMANAGEMENTSYSTEEM EOBD (benzineuitvoeringen) (geel) Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na het starten van de motor moet het lampje doven. Het lampje gaat eerst branden om de juiste werking ervan aan te geven.
BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur kan het lampje zeer kort branden. WATER IN BRANDSTOFFILTER AANWEZIG (alleen JTDuitvoeringen) (geel) m DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID LAMPJES EN BERICHTEN Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Het lampje dooft als de voorgloeibougies de vooraf ingestelde temperatuur hebben bereikt. Start de motor zodra het lampje gedoofd is.
> STORING ABS (geel) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als het systeem defect is. In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar zonder de mogelijkheden van het ABS. In deze situatie is het raadzaam om onder omstandigheden met weinig grip voorzichtig te rijden. Wendt u zo snel mogelijk tot de Lancia-dealer.
BELANGRIJK Als de lampjes U en Y tegelijk branden, dan is er een storing in de Lancia CODE. De berichten verschijnen op het display als de actieradius van de auto minder dan 50 km is of als er minder dan 4 liter brandstof aanwezig is.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 186 Lampje o.h.
RICHTINGAANWIJZER LINKS (groen) (knipperend) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, tegelijkertijd met het lampje van de rechter richtingaanwijzer, als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING 3 3 ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN Lampje o.h. Weergave instrumenten op het multifunctionele display paneel 188 1 Ü BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN (groen) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de buitenverlichting, de parkeerverlichting of de dimlichten worden ingeschakeld.
è ONDERHOUD EN ZORG Het lampje op de ASR-schakelaar gaat branden als het systeem is uitgeschakeld. De berichten op het display verschijnen als handmatig de ASRfunctie wordt in-/uitgeschakeld (zie “ASR-systeem” in het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 190 Lampje o.h. instrumenten paneel è Weergave op het multifunctionele display STORING SENSOREN Het lampje (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er een storing is in een van de genoemde sensoren. Wendt u zo snel mogelijk tot de Lancia-dealer om de storing te laten verhelpen.
MOGELIJKE IJSVORMING OP DE WEG Het lampje (indien aanwezig) gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht) als er een storing is in de anti-letselsensor van de ruiten. STARTEN EN WEGRIJDEN è NOODGEVALLEN STORING ANTI-LETSELSENSOR RUITEN (indien aanwezig) VEILIGHEID Het symbool ❄ wordt op het display weergegeven als de buitentemperatuur gelijk is aan of lager wordt dan 3°C. Hierdoor wordt de bestuurder gewaarschuwd voor mogelijke ijsvorming op de weg. DASHBOARD EN BEDIENING Lampje o.h.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 192 NOODGEVALLEN MOTOR STARTEN .............................................. 193 FIX & GO (SNELLE BANDENREPARATIESET) 196 WIEL VERWISSELEN ......................................... 201 GLOEILAMP VERVANGEN ................................ 207 GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN .......................................................
Ga als volgt te werk: ❒ Lees de 5-cijferige elektronische code die op de CODE-card vermeld staat. ❒ Draai de contactsleutel in stand MAR. ❒ Trap het gaspedaal geheel in en houd het ingetrapt. Het lampje U gaat ongeveer 8 seconden branden en moet daarna doven. ❒ Laat het gaspedaal los en tel het aantal keren dat lampje U knippert. ❒ Herhaal deze procedure voor de overige cijfers van de code op uw CODE-card.
DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN MET EEN HULPACCU STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu, die ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu. Ga voor het starten als volgt te werk: ❒ Verbind de pluspolen (+ teken nabij de pool) van de beide accu’s met een startkabel. ❒ Sluit een tweede startkabel aan op de minpool (–) van de hulpaccu en op de massakabel E op de motor of de ver- ❒ LAMPJES EN BERICHTEN Start de motor.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN BELANGRIJK Houd er rekening mee dat de remen stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur. ONDERHOUD EN ZORG Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling te laten rijden.
DASHBOARD EN BEDIENING FIX & GO (SNELLE BANDENREPARATIESET) L0C0105m LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID De auto is uitgerust met de snelle bandenreparatieset “Fix & Go”, als vervanging van het gebruikelijke gereedschap en het reservewiel. BELANGRIJK Als u een lekke band krijgt, kan de band gerepareerd worden als de diameter van het lek niet groter is dan 4 mm.
Bij schade aan de velg (zodanige vervorming dat er lucht wegloopt) of aan de band, buiten de gebieden die hiervoor zijn aangegeven, kan de band niet gerepareerd worden. Verwijder de eventueel in de band binnengedrongen voorwerpen (schroeven of spijkers) niet. ATTENTIE De spuitbus bevat propyleenglycol; deze substantie kan schadelijk zijn en een prikkelend/brandend gevoel geven. Vermijd inslikken en contact met huid, ogen en kleding; spoel bij contact onmiddellijk overvloedig met water.
DASHBOARD EN BEDIENING OPPOMPEN VAN DE BAND Ga als volgt te werk: ❒ Draai de vulbuis B vast op het tuitje en draai het tuitje vervolgens op de spuitbus C. L0C0107m L0C0108m ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID ❒ Plaats het te repareren wiel met het ventiel A in de aangegeven stand; trek vervolgens de handrem aan.
DASHBOARD EN BEDIENING ❒ Steek de vulbuis B op het ventiel van de band, houd de spuitbus C met de vulbuis naar beneden gekeerd en druk vervolgens op de spuitbus zodat de afdichtvloeistof in de band komt. LAMPJES EN BERICHTEN ❒ Start de motor, sluit de stekker G aan op de 12V-stekkerdoos in de bagageruimte en pomp de band op tot de juiste bandenspanning is bereikt; controleer de bandenspanning op de manometer H. Schakel de compressor uit voor een nauwkeurige aflezing.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID ❒ Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Lancia-dealer om de band te laten controleren en te repareren of om de band te laten vervangen; u moet dan absoluut aangeven dat de band is gerepareerd met Fix & Go. STARTEN EN WEGRIJDEN ❒ Als de band op de juiste spanning is gebracht, vertrek dan onmiddellijk zodat de afdichtvloeistof gelijkmatig in de band verdeeld wordt; stop na ongeveer 10 minuten, trek de handrem aan en controleer opnieuw de bandenspanning.
NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG Het reservewiel (indien aanwezig) behoort bij de auto waarbij het geleverd is. Gebruik het reservewiel niet bij andere auto’s en monteer geen reservewielen van andere auto’s. Het reservewiel mag alleen in noodgevallen worden gebruikt. Het gebruik van het reservewiel moet tot een minimum beperkt blijven en er mag niet harder worden gereden dan 80 km/h.
Bij een gemonteerd reservewiel veranderen de rij-eigenschappen van de auto. Vermijd met vol gas optrekken, bruusk remmen en hoge snelheden in de bochten. Het reservewiel heeft een levensduur van maximaal 3000 km. Na deze afstand moet de band van het reservewiel vervangen worden door een nieuwe band van hetzelfde type. Monteer nooit een normale band op de velg van het reservewiel. Laat het verwisselde wiel zo snel mogelijk repareren en monteren.
VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG L0C0114m ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS Ga voor het verwisselen van het wiel als volgt te werk: ❒ Stop de auto op een plaats waar het verkeer niet in gevaar wordt gebracht en in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld. Zet de auto zo mogelijk op een vlakke en stevige ondergrond. ❒ Zet de motor uit en trek de handrem aan. ❒ Schakel de eerste versnelling of de achteruit in.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN en de auto vooral niet aanraken totdat deze weer geheel op de grond staat. ❒ Plaats de slinger L in de krik en krik de auto op, totdat het wiel enige centimeters los van de grond is. ❒ Verwijder het wieldeksel na het losdraaien van de drie wielbouten die het deksel op zijn plaats houden.
NORMALE WIEL MONTEREN L0C0118m LAMPJES EN BERICHTEN Volg de hiervoor beschreven procedure, krik de auto op en demonteer het reservewiel. ONDERHOUD EN ZORG L0C0119m ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS BELANGRIJK Door een verkeerde montage kan het wieldeksel tijdens het rijden loslaten.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Ter afsluiting ❒ Plaats het verwisselde wiel C op de daarvoor bestemde plek in de bagageruimte. ❒ Druk de half geopende krik stevig in de houder om rammelen tijdens het rijden te voorkomen. ❒ Berg het gebruikte gereedschap op in de houder. ❒ Plaats de gereedschaphouder op het reservewiel en draai de blokkeerschroef A vast. ❒ Plaats de afdekplaat op de juiste wijze in de bagageruimte.
Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken. ATTENTIE Halogeenlampen bevatten gas onder druk. Bij breuk kunnen er glassplinters wegschieten. DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID ONDERHOUD EN ZORG ATTENTIE ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS Halogeenlampen mag u uitsluitend aanraken op het metalen gedeelte.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje beslagen zijn: dit duidt niet op een defect maar is een natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt wordt door de lage temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad en verdwijnt snel als de koplampen worden ingeschakeld. De aanwezigheid van druppels aan de binnenzijde van de koplamp duidt daarentegen op het binnendringen van water: wendt u tot de Lancia-dealer.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN 55W 55W 5W 55W 21W 5W 21W 21W/5W 21W/5W 2,3W 21W 21W 5W 5W 5W LAMPJES EN BERICHTEN H3 H7LL W5WLL H1 PY21W WY5W P21W P21/5W P21/5W W2,3W P21W P21W C5W W5W W5W Vermogen NOODGEVALLEN D A E B A B B B A B B C A A Type ONDERHOUD EN ZORG Grootlicht Dimlicht Parkeerlichten voor Mistlampen voor (indien aanwezig) Richtingaanwijzers voor Richtingaanwijzers op voorspatbord Richtingaanwijzers achter Achterlichten Remlichten Derde remlicht Achteruitrijlichte
DASHBOARD EN BEDIENING GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN KOPLAMPUNITS L0C0135m De lampen zijn op de volgende wijze in de lichtunit geplaatst: C: richtingaanwijzers E: parkeerlicht F: dimlicht L0C0136m ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN D: grootlicht Vervang de lampen en monteer het deksel op de juiste wijze door in het midden op de deksel te drukken, totdat het vastklikt.
DASHBOARD EN BEDIENING DIMLICHT Gloeilamp vervangen: ❒ maak de borging los en verwijder het beschermdeksel; ❒ haak de twee borgveren B los, trek de lamp C uit en vervang hem; ❒ monteer de lichtunit A in de zitting en draai de unit rechtsom. L0C0138m LAMPJES EN BERICHTEN ❒ monteer het beschermdeksel op de juiste wijze door in het midden op de deksel te drukken, totdat het vastklikt.
DASHBOARD EN BEDIENING RICHTINGAANWIJZERS L0C0140m NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 212 Gloeilamp vervangen: ❒ draai de lamphouder A linksom en verwijder hem; ❒ verwijder de lamp B door hem iets in te drukken en linksom te draaien (“bajonetsluiting”); ❒ vervang de lamp; ❒ plaats de lamphouder, draai de lamphouder rechtsom en controleer of hij goed bevestigd is.
DASHBOARD EN BEDIENING PARKEERLICHTEN VOOR ❒ monteer het beschermdeksel op de juiste wijze door in het midden op de deksel te drukken, totdat het vastklikt.
DASHBOARD EN BEDIENING ACHTERLICHTUNITS LAMPJES EN BERICHTEN L0C0157m De lampen zijn op de volgende wijze in de lichtunit geplaatst: NOODGEVALLEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID Gloeilamp vervangen: ❒ open de achterklep; ❒ draai de twee bevestigingsschroeven los en verwijder de lichtunit; ❒ druk op de bevestigingslippen A van de lamphouder en verwijder hem uit de zitting; ❒ verwijder de lampen B – C - D door ze iets in te drukken en linksom te draaien.
DASHBOARD EN BEDIENING Derde remlicht L0C0159m KENTEKENPLAATVERLICHTING ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS Gloeilampen vervangen: ❒ verwijder op het door de pijl aangegeven punt het lampenglas A; ❒ maak de lamp B los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang hem; controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten; ❒ monteer het lampenglas.
DASHBOARD EN BEDIENING GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN INTERIEURVERLICHTING L0C0161m L0C0162m ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf “Gloeilamp vervangen”.
VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN L0C0165m ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS Gloeilamp vervangen: ❒ open de achterklep; ❒ maak het plafondlampje A op de door de pijl aangegeven plaats los; ❒ open de bescherming B en vervang de geklemde lamp; ❒ sluit de bescherming B op het lampenglas; ❒ monteer het plafondlampje A door het eerst aan één zijde in de juiste stand te plaatsen en vervolgens de andere zijde aan te drukken, totdat de borging inklikt.
DASHBOARD EN BEDIENING ZEKERINGEN VERVANGEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID ALGEMENE INFORMATIE L0C0122m B: zekering in goede staat ONDERHOUD EN ZORG Vervang een defecte zekering nooit door ander materiaal. ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN C: zekering met doorgebrande strip. Gebruik tangetje D voor het vervangen van de zekeringen. Dit tangetje is vastgehaakt aan het zekeringenkastje op het dashboard.
DASHBOARD EN BEDIENING TOEGANG TOT DE ZEKERINGEN Zekeringenkastje op het dashboard Om toegang te krijgen tot het zekeringenkastje op het dashboard, moet de kunststof bescherming A worden verwijderd.
DASHBOARD EN BEDIENING Zekeringenkastje naast de accu L0C0125m ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID Om toegang te krijgen tot het zekeringenkastje naast de accu, moet het kunststof beschermdeksel B worden verwijderd.
7,5 7,5 7,5 15 10 DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID 15 15 7,5 15 – – 7,5 20 10 15 10 30 7,5 7,5 30 20 – – 20 20 STARTEN EN WEGRIJDEN F12 Dimlicht rechts F13 Dimlicht links/koplampverstelling F31 Achteruitrijlichten/spoel van relais motorruimte/luchtkwaliteitssensor/body computer F32 +30 Regeleenheid bestuurderszijde/passagierszijde Beschikbaar F33 Beschikbaar F34 +15 Cruise-control F35 +30 Regeleenheid aanhanger (voorbereiding) F36 +15 Derde remlicht, instrumentenpaneel, remlichten F37 Ontgrendeling ach
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 222 Zekeringenkast motorruimte VERBRUIKERS Zekeringenkast dashboard 1 Regeleenheid stuurbekrachtiging Start-/contactslot Zekeringenkast dashboard 2 Regeleenheid ABS Elektroventilateur motorkoelsysteem (lage snelheid) Elektroventilateur motorkoelsysteem (hoge snelheid) Aanjager Koplampsproeiers Claxon Verbruikers (servizi) secundair Grootlicht rechts Grootlich
ATTENTIE ATTENTIE De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en de ogen. Het opladen van de accu moet worden uitgevoerd in een goed geventileerde ruimte, ver verwijderd van open vuur en vonkvormende apparaten: brand- en ontploffingsgevaar. Probeer een bevroren accu niet op te laden: eerst moet de accu ontdooid worden, anders loopt u het risico dat de accu ontploft.
DASHBOARD EN BEDIENING OPKRIKKEN VAN DE AUTO De auto mag uitsluitend worden opgekrikt door de hefarm van de garagekrik of de hefbrug te plaatsen, zoals is afgebeeld. SLEPEN VAN DE AUTO De twee sleepogen verschillen in lengte: de kortste moet aan de voorzijde en de langste aan de achterzijde gemonteerd worden. Bij de auto zijn sleepogen geleverd. De sleepogen bevinden zich in de gereedschaphouder onder de bekleding in de bagageruimte.
DASHBOARD EN BEDIENING Draai voor het slepen de sleutel in stand MAR en vervolgens in stand STOP zonder de contactsleutel te verwijderen. Als de contactsleutel wordt verwijderd, schakelt automatisch het stuurslot in waardoor het onmogelijk wordt de auto te besturen. LAMPJES EN BERICHTEN Houd er bij het slepen rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging niet werken, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 226 ONDERHOUD EN ZORG GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ................. ONDERHOUDSSCHEMA ..................................... JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA ........................ AANVULLENDE WERKZAAMHEDEN ............... NIVEAUS CONTROLEREN ................................. LUCHTFILTER/POLLENFILTER ....................... DIESELFILTER ................................
BELANGRIJK De servicebeurten van het geprogrammeerd onderhoud zijn door de fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoeren van deze servicebeurten kan het vervallen van de garantie tot gevolg hebben. Als de auto vaak wordt gebruikt voor het slepen van aanhangers moeten er kortere intervallen worden aangehouden voor de werkzaamheden van het geprogrammeerd onderhoud.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 228 ONDERHOUDSSCHEMA x 1000 km 20 40 60 80 100 120 140 Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen ● ● ● ● ● ● ● ● ● Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.
80 100 120 140 160 180 Brandstoffilter vervangen (Green-filter) (1.3 JTD) ● ● ● Luchtfilter vervangen (iedere 30.000 km voor 1.3 JTD) ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● Getande distributieriem controleren (behalve 1.3 JTD) ● ● ● Getande distributieriem vervangen (*) (behalve 1.3 JTD) Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen) ● ● ● ● Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 230 JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA ❒ Conditie van diverse aandrijfriemen visueel controleren. Voor auto’s waarmee jaarlijks minder dan 20.000 km wordt gereden (bijvoorbeeld ongeveer 15.
❒ trekken van aanhangers of caravans; ❒ rijden op stoffige wegen; ❒ veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij buitentemperaturen onder nul; ❒ veel langdurig stationair draaiende motor of lange ritten bij lage snelheden (bijv. bij gebruik als taxi of bij huis-aan-huis bezorging) of als de auto lang stilstaat; BELANGRIJK - Luchtfilter Als de auto over stoffige wegen rijdt, moet het luchtfilter vaker worden vervangen dan in het “Onderhoudsschema” staat aangegeven.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Wij raden u aan de acculading voor het begin van de winter te controleren, om de mogelijkheid van bevriezing van het elektrolyt te voorkomen. Voer deze controle vaker uit als de auto overwegend voor korte trajecten wordt gebruikt, of als er accessoires zijn gemonteerd die permanent, ook bij uitgeschakeld contact, stroom verbruiken. Dit geldt in het bijzonder voor achteraf aangebrachte accessoires.
DASHBOARD EN BEDIENING NIVEAUS CONTROLEREN L0C0090m 1. Motorolie – 2. Accu – 3. Remvloeistof – 4. Ruitensproeiervloeistof – 5. Koelvloeistof Uitvoering 1.2 16 V L0C0033m ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN Uitvoering 1.
Uitvoering 1.4 16 v L0C0089m NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING 1. Motorolie – 2. Accu – 3. Remvloeistof – 4. Ruitensproeiervloeistof – 5. Koelvloeistof ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG 1. Motorolie – 2. Accu – 3. Remvloeistof – 4. Ruitensproeiervloeistof – 5. Koelvloeistof 234 ATTENTIE Rook nooit tijdens werkzaamheden in de motorruimte: er kunnen licht ontvlambare gassen aanwezig zijn; brandgevaar. Uitvoering 1.
DASHBOARD EN BEDIENING MOTOROLIE Oliepeil controleren Uitvoering 1.2 8 v L0C0091m STARTEN EN WEGRIJDEN L0C0034m ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN Uitvoeringen 1.2 16 v – 1.4 16 V ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS Verwijder de oliepeilstok A en maak de peilstok schoon. Plaats de peilstok geheel terug, verwijder de peilstok en controleer of het niveau tussen het MIN- en MAX- merkteken staat.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN Motorolieverbruik Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken staat, moet via de olievulopening B motorolie tot aan het MAX-merkteken worden bijgevuld. Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van ongeveer 400 gram per 1000 km. Het olieniveau mag nooit het MAX-merkteken overschrijden. De motor van een nieuwe auto moet nog worden ingereden. Dit betekent dat het motorolieverbruik pas na de eerste 5000 ÷ 6000 km stabiliseert.
DASHBOARD EN BEDIENING KOELVLOEISTOF VAN HET MOTORKOELSYSTEEM Een te laag niveau bijvullen door een mengsel van gedemineraliseerd water en 40% PARAFLU UP van FL Selenia langzaam via vulopening A van het expansiereservoir te gieten. Een mengsel van PARAFLU UP en gedestilleerd water in een mengverhouding van 40% beveiligt tot een temperatuur van –22°C. Uitvoeringen 1.2 16 v – 1.4 16 v – 1.2 8 v Het motorkoelsysteem gebruikt PARAFLU UP-koelvloeistof.
DASHBOARD EN BEDIENING RUITENSPROEIER-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF Verwijder dop A en vul het reservoir met een mengsel van water en TUTELA PROFESSIONAL SC 35 in de volgende mengverhouding: ❒ 50% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 50% water in de winter. L0C0037m Uitvoeringen 1.2 16 v – 1.4 16 v – 1.2 8 v Bij temperaturen onder –20°C, TUTELA PROFESSIONAL SC 35 onverdund gebruiken. Controleer visueel het niveau van de vloeistof in het reservoir.
DASHBOARD EN BEDIENING REMVLOEISTOF Draai dop A los en controleer of de vloeistof in het reservoir nog op het maximale niveau staat. Controleer regelmatig de werking van het waarschuwingslampje x op het instrumentenpaneel. Voor het bijvullen mag uitsluitend remvloeistof worden gebruikt die voldoet aan de “DOT 4”-specificaties. Het verdient aanbeveling TUTELA TOP 4 remvloeistof te gebruiken; dezelfde remvloeistof, waarmee het remsysteem door de fabriek is gevuld. Uitvoeringen 1.2 16 v – 1.4 16 v – 1.
ACCU Laat het luchtfilter of het pollenfilter vervangen door de Lancia-dealer. De accu van de LANCIA Ypsilon is “onderhoudsarm”: onder normale omstandigheden hoeft het elektrolyt niet bijgevuld te worden met gedestilleerd water.
DASHBOARD EN BEDIENING ACCULADING CONTROLEREN De acculading kan gecontroleerd worden door de kleur van de optische meter A te controleren. Donkere kleur zonder groen middenstuk Accu niet voldoende opgeladen Accu opladen (het is raadzaam dit door de Lancia-dealer te laten uitvoeren) Donkere kleur met groen middenstuk Niveau elektrolyt en acculading voldoende Geen enkele handeling ATTENTIE De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en de ogen.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd. Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zich strikt te houden aan de aanwijzingen van de fabrikant van de accu. Als de accu vervangen wordt door een accu met andere specificaties, vervallen de onderhoudsintervallen die in het “Onderhoudsschema” staan aangegeven.
❒ Voorkom zoveel mogelijk het gebruik van stroomverbruikers als de motor uitstaat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten, enz.). ❒ Maak voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie van de auto worden uitgevoerd eerst de minpool van de accu los. ❒ De klemmen moeten altijd goed zijn bevestigd. DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID STARTEN EN WEGRIJDEN Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die constante voeding nodig hebben (diefstalalarm, enz.
Het totale energieverbruik van deze accessoires (standaard en achteraf gemonteerde accessoires) moet minder zijn dan 0,6 mA x Ah (van de accu), zoals in de volgende tabel staat vermeld: STARTEN EN WEGRIJDEN Maximaal toegestaan stroomverbruik 40 Ah 24 mA 50 Ah 30 mA ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN Accu van LAMPJES EN BERICHTEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING Enkele van deze stroomverbruikers blijven continu stroom verbruiken ook bij een uitgenomen conta
DASHBOARD EN BEDIENING WIELEN EN BANDEN C: te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loopvlak. Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het loopvlak minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de bepalingen van het land waarin u rijdt. BELANGRIJKE TIPS ❒ Voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, harde contacten tussen banden en stoepranden, kuilen en andere obstakels. Het langdurig rijden op een slecht wegdek kan de banden beschadigen.
DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID ❒ Banden verouderen, ook als zij weinig of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het loopvlak en op de wangen geven aan dat de band verouderd is. Banden die langer dan zes jaar onder een auto gemonteerd zijn, moeten dan ook door een specialist worden gecontroleerd. Dit geldt in het bijzonder voor het reservewiel. ❒ Bij de montage van een nieuwe band moet ook het ventiel vernieuwd worden.
Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen is het mogelijk beschadigingen van het rubber te voorkomen. ❒ Wanneer de temperatuur onder 0°C is gedaald, moet gecontroleerd worden of er geen ijs tussen wisserblad en ruit zit; maak de wissers zonodig vrij met een anti-vriesmiddel. ❒ Verwijder eventueel opgehoopte sneeuw van de ruit om de wisserbladen te beschermen en oververhitting van de ruitenwissermotor te voorkomen. ❒ Schakel de ruitenwissers/achterruitwisser niet op een droge ruit in.
DASHBOARD EN BEDIENING Wisserbladen voor vervangen Ga als volgt te werk: ❒ Druk op de lip B van de veerklem en verwijder het wisserblad van de arm. L0C0094m Ga als volgt te werk: ❒ Kantel het dopje A omhoog, draai de moer B los, waarmee de wisserarm aan de as is bevestigd, en neem de arm van de as. NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 248 ❒ Monteer het nieuwe blad, waarbij de lip in de zitting op de wisserarm moet vallen; controleer of het wisserblad geborgd is.
❒ luchtverontreiniging; De stralen moeten op ongeveer 1/3 van de bovenkant van de ruit worden gericht. ❒ omgevings-/seizoensinvloeden. Achterruit (achterruitsproeier) De stralen van de achterruitsproeier kunnen op dezelfde manier worden afgesteld als die van de ruitensproeiers voor. De ruitensproeiermond bevindt zich aan de linkerkant van het derde remlicht. KOPLAMPSPROEIERS Controleer regelmatig of de koplampsproeiers schoon en in goede staat zijn.
CARROSSERIEGARANTIE ❒ De toepassing van aangepaste spuittechnieken en lakproducten die de auto de benodigde weerstand tegen roest en schurende elementen verlenen. Bij de LANCIA Ypsilon is de carrosserie tegen doorroesten van alle originele componenten van de carrosserie en van alle dragende delen gegarandeerd. Voor de specifieke voorwaarden van deze garantie wordt verwezen naar het boekje “SERVICE EN GARANTIEHANDLEIDING”.
Het normale onderhoud van de auto beperkt zich tot wassen, waarbij de frequentie afhankelijk is van het gebruik van de auto en van de omgeving. Het is raadzaam de auto vaker te wassen bij sterke luchtverontreiniging of bij het rijden over wegen met strooizout. De juiste wasmethode: ❒ Verwijder de antenne van het dak als u de auto in een wastunnel wast, om te voorkomen dat deze beschadigt. ❒ Spoel de auto eerst met een waterstraal onder lage druk af.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 252 INTERIEUR Ruiten Gebruik voor het schoonmaken van de ruiten een daarvoor geschikt schoonmaakmiddel. Gebruik een schone, zachte doek om krassen en beschadigingen te voorkomen. BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken van de binnenzijde van de achterruit op, dat de elektrische weerstandsdraden van de achterruitverwarming niet worden beschadigd.
Dep een vochtige vlek of vet met een droge en absorberende doek en wrijf daarbij niet. Behandel de plek vervolgens met een doek of zeem bevochtigd met water en een neutrale zeep. BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of benzine om het glas van het instrumentenpaneel schoon te maken. Als de vlek nog niet verwijderd is, behandel de vlek dan met een speciaal schoonmaakmiddel, waarbij de instructies op de verpakking strikt moeten worden opgevolgd. ATTENTIE Bewaar nooit spuitbussen in de auto. Ontploffingsgevaar.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE GEGEVENS REGISTER 254 TECHNISCHE GEGEVENS IDENTIFICATIEGEGEVENS ............................... MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN ...................... MOTOR ................................................................ BRANDSTOFSYSTEEM ....................................... TRANSMISSIE ..................................................... REMMEN .....................
DASHBOARD EN BEDIENING IDENTIFICATIEGEGEVENS VEILIGHEID Wij raden u aan nota te nemen van de identificatiegegevens. De identificatiegegevens zijn op de typeplaatjes ingeslagen en worden hieronder vermeld: STARTEN EN WEGRIJDEN - Typeplaatje met identificatiegegevens - Chassisnummer - Plaatje met informatie over de carrosserielak - Motorcode. LAMPJES EN BERICHTEN TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG L0C0129m ALFABETISCH TECHNISCHE GEGEVENS REGISTER A - Naam van de fabrikant.
DASHBOARD EN BEDIENING CHASSISNUMMER Het chassisnummer is ingeslagen in de bodemplaat naast de rechter voorstoel. ❒ type van de auto; ❒ oplopend productienummer.
1.2 16V 188A5000 843AXB1A 01 (*) 843AXB1A 01B (▲) 1.4 16V 843A1000 843AXC1A 02 (*) 843AXC1A 02B (▲) 1.3 JTD 188A9000 843AXD1A 03 (*) 843AXD1A 03B (▲) (▲) Uitvoering 5 zitplaatsen (*) Uitvoering 4 zitplaatsen DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID 843AXA1A 00 (*) 843AXA1A 00B (▲) STARTEN EN WEGRIJDEN 188A4000 LAMPJES EN BERICHTEN 1.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE GEGEVENS REGISTER 258 MOTOR 1.28V 1.2 16V 1.4 16V 1.
Elektronische sequentiële, gefaseerde multipoint inspuiting.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE GEGEVENS REGISTER 260 REMMEN 1.2 8V - 1.2 16V - 1.4 16V - 1.3 JTD Voetrem: – voor – achter Schijfremmen met zwevende remtangen, en één remcilinder per wiel. Trommelremmen Handrem Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen.
DASHBOARD EN BEDIENING WIELEN WIELEN EN BANDEN RESERVEWIEL Geperst stalen velg. Tubeless radiaalband. WIELUITLIJNING Toespoor gemeten tussen de velgranden van de voorwielen: 0±1 mm. De waarden zijn van toepassing op een onbelaste auto in rijklare staat. VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN Voorbeeld: 185/65 R 14 86 T 185 = Nominale breedte (S, afstand tussen de wangen in mm). 65 = Hoogte/breedte-verhouding (H/S) (percentage). R = Radiaalband. 14 = Diameter van de velg (in inch) (Ø).
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE GEGEVENS REGISTER 262 Beladingsindex (draagvermogen) Maximale snelheid Q = max. 160 km/h.
1.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE GEGEVENS REGISTER 264 BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) STANDAARD BANDEN Bandenmaat 1.2 8V 1.2 16V 1.4 16V 1.
Inhoud bagageruimte Inhoud bij onbeladen auto (VDA-norm) ...........215(*)/290(▼) dm3 1.2 8V - 1.2 16V 1.4 16V - 1.3 JTD A B C D E F G H 3778 787 2388 603 1530 1450 1720 1440(*) (*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.
266 ALFABETISCH TECHNISCHE GEGEVENS REGISTER ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING PRESTATIES Max. snelheid na de inrijperiode van de auto, in km/h. 1.2 8V 1.2 16V 1.4 16V 1.
945 975 980 1045 Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder: 515 515 515 415 Max. toelaatbaar gewicht (**) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 800 750 1460 800 750 1490 800 750 1495 850 750 1520 Gewicht van de aanhanger – geremd: – ongeremd: 750 400 900 400 900 400 900 400 Max. dakbelasting (***): 75 75 75 75 Max. gewicht op de trekhaak (geremde aanhanger): 60 60 60 60 (*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN 1.2 16V liter kg 1.4 16V liter kg Brandstoftank: incl.
Motorkoelsysteem – met airconditioning: 6,8 – Mengsel van gedemineraliseerd water en 40% PARAFLU UP Motorcarter: Carter en oliefilter: – – 2,85 3 SELENIA WR (❍) Versnellingsbak en differentieel: – 1,8 TUTELA CAR ZC 75 SYNTH Hydraulisch remcircuit met ABS: – 0,55 TUTELA TOP 4 Vloeistofreservoir ruitensproeiers , achterruitsproeier en koplampsproeiers: (*) Mengsel van water en 1,8 (4,5) – (*) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met koplampsproeiers.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE GEGEVENS REGISTER 270 SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto Aanbevolen smeermiddelen en vloeistoffen Motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis, die ruimschoots voldoet aan de specificaties ACEA A3 en API SL.
Vloeistof voor remsysteem Synthetische remvloeistof FMVSS nr, 116 DOT 4, ISO 4925, CUNA NC 956-01 Antivries voor radiateur Vloeistof voor ruitensproeiers/ achterruitsproeier/ koplampsproeiers Homokinetische koppeling aan zijde differentieel TUTELA STAR 500 Homokinetische koppeling aan zijde wiel TUTELA TOP 4 Hydr. remsysteem en koppelingbediening Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivries op basis van glycol-monoethyleen voor koelsysteem. Met organische formule gebaseerd op O.A.T.-technologie.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE GEGEVENS REGISTER 272 BRANDSTOFVERBRUIK Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in EU-normen is vastgelegd.
1.3 JTD 142 142 157 123 DASHBOARD EN BEDIENING VEILIGHEID 1.4 16V STARTEN EN WEGRIJDEN 1.2 16V LAMPJES EN BERICHTEN 1.2 8V NOODGEVALLEN CO2-emissie volgens EU-normen 1999/100 (g/km ONDERHOUD EN ZORG De CO2-emissie via de uitlaat is gemeten op een gecombineerd traject. De maximale waarden zijn in onderstaande tabel weergegeven.
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS 274 ALFABETISCH REGISTER Aansteker ................................99 Airbags voor...........................149 - standaard ............................263 ABS........................................115 - airbag voor aan bestuurderszijde ..............150 - verklaring van bandencodering......................261 - airbag voor aan passagierszijde........
- bediening ..............................85 Easy entry ...............................55 - grootlichtsignaal....................85 Elektrische ruitbediening .......104 Grootlichtsignaal......................85 - bedieningsknoppen .............105 Handgeschakelde versnellingsbak ......................163 - onderhoud...........................249 Chassisnummer......................256 CO2-emissie...........................273 Code-card ................................
Motor Luchtroosters ...........................64 - identificatiecode ..................257 - motorcode ...........................256 Mechanische sleutel .................13 Kinderen veilig vervoeren .......139 Mistachterlicht Kinderzitjes (geschiktheid voor gebruik) .................................144 - bedieningsknop .....................97 Klimaatregeling........................63 Mistlampen voor Koelvloeistoftemperatuurmeter 23 - bedieningsknop .....................96 Koplampen ...........
Sleutels ....................................12 - vloeistofniveau ....................239 Smeermiddelen en vloeistoffen270 Parkeerlichten .........................97 Richtingaanwijzers Sneeuwkettingen ....................170 Parkeersensor.........................127 - bediening ..............................85 Snelheid (maximum)..............266 Parkeerverlichting - vervangen gloeilamp achter .214 Snelheidsregelaar (Cruise-control) .......................92 - bediening ..........................
VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING STARTEN EN WEGRIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN - onderhoud...........................139 Stuurwielverstelling..................60 - trekkrachtbegrenzers...........137 Symbolen .................................10 Velgen ....................................263 Tanken met de - verklaring van velgencodering .......................261 LANCIA Ypsilon ....................129 Tankklepje .............................130 Technische gegevens...............255 Toerenteller ........
279 ALFABETISCH TECHNISCHE REGISTER GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN WEGRIJDEN VEILIGHEID DASHBOARD EN BEDIENING
OLIE VERVERSEN? DE EXPERTS ADVISEREN SELENIA. Uw nieuwe auto is ontwikkeld met producten van de FL Group. Bij de werkplaatsen van het Lanciadealernet kunt u Selenia-motorolie verkrijgen. 35.000 Motorexperts in heel Europa adviseren Selenia voor een maximale bescherming van de motor in uw auto. VRAAG UW DEALER NAAR SELENIA.
SELENIA: DE PERFECTE KEUZE VOOR UW AUTO De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia 20K; een synthetische motorolie die voldoet aan de meest geavanceerde internationale specificaties. Selenia 20K verbetert de eigenschappen van de motor en garandeert optimale prestaties en maximale bescherming. SELENIA 20K Top Quality fuel economy motorolie volgens API SJ-specificaties voor normale, turbo- of multikleps-benzinemotoren . Brandstofbesparing tot 2% en maximale stabiliteit bij hoge temperaturen.
NOTITIES 282
UITVOERING Bandenmaat Voor 1.2 8V 1.2 16V 1.4 16V 1.
NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Lancia behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor de recentste informatie over dit onderwerp tot de Lancia dealer. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.