Operation Manual

Hieronder zijn de richtlijnen voor
een veilig vervoer van kinderen aangegeven:
Plaats het kinderzitje bij voorkeur op de
achterbank omdat deze plaats bij een ongeval
de meeste bescherming biedt.
Als de airbag aan passagierszijde buiten
werking wordt gesteld, moet altijd
gecontroleerd worden of de airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld: het
betreffende gele lampje
F op het
instrumentenpaneel moet continu branden.
Houdt u bij de montage van het kinderzitje
strikt aan de instructies. De fabrikant is
verplicht deze instructies bij te leveren.
Bewaar de instructies samen met het
instructieboekje in de auto. Monteer geen
gebruikte kinderzitjes waarvan de
gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordelband te
trekken.
Ieder veiligheidssysteem is bedoeld voor
slechts één kind: vervoer nooit twee
kinderen in een systeem.
Controleer altijd of de gordel niet langs de
nek van het kind loopt.
Zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen
afwijkende houding aanneemt of de gordels
losmaakt.
Vervoer kinderen nooit in uw armen, ook
geen pasgeboren kinderen. Niemand is sterk
genoeg om ze bij een ongeval vast te
houden.
Na een ongeval moet het zitje door een
nieuw exemplaar worden vervangen.
145
STARTEN EN
WEGRIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
Vervoer kinderen nooit op de stoel van de passagier voor als deze is uitgerust met
een airbag.
ATTENTIE