Operation Manual

150
STARTEN EN
WEGRIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
AIRBAG VOOR AAN BESTUURDERSZIJDE
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor
bestemde ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst.
Bij lichte zijdelingse aanrijdingen (waarbij de veiligheidsgordel de
inzittende op zijn plaats houdt), wordt de airbag niet geactiveerd.
Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bij een zijdelingse aanrijding
worden de inzittenden op hun plaats gehouden en bij zeer zware
botsingen wordt voorkomen dat ze naar voren schieten.
AIRBAG VOOR AAN PASSAGIERSZIJDE
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen met een groter volume dan
dat aan bestuurderszijde. Het kussen is in een daarvoor bestemde
ruimte in het dashboard geplaatst.
De airbags voor aan bestuurders- en passagierszijde zijn ontworpen
voor een optimale bescherming van de inzittenden voor met
omgelegde veiligheidsgordels.
Als de airbags volledig opgeblazen zijn, vullen zij het grootste deel
van de ruimte tussen het stuurwiel en de bestuurder en het dashboard
en de voorpassagier.
L0C0083m
L0C0084m
ATTENTIE
ZEER GEVAARLIJK Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel
voor als de airbag voor aan passagierszijde is ingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in
werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Indien het
noodzakelijk is het kinderzitje op de passagiersstoel voor te monteren, moet de airbag aan
passagierszijde altijd worden uitgeschakeld. Bovendien moet de stoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met
het dashboard. Ook als het niet wettelijk verplicht is, raden wij u aan, voor een optimale
bescherming van de volwassenen, de airbag onmiddellijk weer in te schakelen zodra er geen
kinderen meer worden vervoerd.