Operation Manual

19
VEILIGHEID
STARTEN EN
WEGRIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Inschakeling van het systeem
Het systeem schakelt in de volgende gevallen op alle portieren auto-
matisch in:
als u de mechanische sleutel A twee keer in de vergrendelstand
zet;
als u twee keer op knop
Á van de sleutel met afstandsbediening
drukt.
Als het systeem is ingeschakeld, knipperen de richtingaanwijzers 3
keer en knippert het lampje op het portierpaneel aan bestuurderszij-
de (zie de tabel op de volgende pagina).
Het systeem schakelt niet in als een of meerdere portieren niet goed
gesloten zijn: zo wordt voorkomen dat een persoon via het geopende
portier het interieur van de auto kan betreden en, als het portier ver-
volgens wordt gesloten, de auto niet meer kan verlaten.
Uitschakeling van het systeem
Het systeem schakelt in de volgende gevallen automatisch op alle
portieren uit:
als de portieren worden ontgrendeld;
als alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld;
als de start-/contactsleutel in stand MAR wordt gedraaid.
L0C0053m