Operation Manual

207
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
WEGRIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
GLOEILAMP VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of
de zekering niet doorgebrand is, voordat u de
lamp vervangt: zie voor de plaats van de zeke-
ringen de paragraaf “Zekeringen vervangen” in
dit hoofdstuk.
Controleer voordat u een defecte lamp vervangt
of de contacten niet zijn geoxideerd.
Vervang een defecte lamp door een exemplaar
van hetzelfde type en vermogen.
Als u een gloeilamp in de koplamp hebt vervan-
gen, controleer dan om veiligheidsredenen altijd
of de afstelling nog goed is.
Halogeenlampen mag u uitsluitend aanraken op het metalen gedeelte. Als u de bol met uw vingers
aanraakt, zal de lichtopbrengst van de lamp teruglopen en kan ook de levensduur beperkt worden.
Als u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt, moet u de bol schoonwrijven met een doekje met
alcohol en daarna laten drogen.
Halogeenlampen bevatten gas onder druk. Bij breuk kunnen er glassplinters
wegschieten.
ATTENTIE
Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden uitge-
voerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het
systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE