Operation Manual

WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief het reservewiel, moet om de
twee weken en voor een lange rit, worden gecontroleerd. De banden-
spanning moet bij koude banden worden gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning toe; zie voor de juiste
waarde van de bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofd-
stuk “Technische gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt een onregelmatige slijtage
van de banden:
A: juiste spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak.
B: te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het loop-
vlak.
C: te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het loop-
vlak minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de bepalingen
van het land waarin u rijdt.
BELANGRIJKE TIPS
Voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, harde
contacten tussen banden en stoepranden, kuilen en andere obsta-
kels. Het langdurig rijden op een slecht wegdek kan de banden
beschadigen.
Controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen en
bulten of slijtplekken op het loopvlak. Als dit het geval is, wendt
u dan tot de Lancia-dealer.
Rijd nooit met een te zwaar beladen auto. Hierdoor kunnen de
banden en de velgen ernstig beschadigd worden.
245
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
WEGRIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
L0C0093m