Operation Manual

De volgende parameters en functies kunnen
handmatig worden ingesteld en gewijzigd:
luchttemperaturen bestuurderszijde/pas-
sagierszijde voor;
aanjagersnelheid (traploze regeling);
luchtverdeling in vijf standen (bestuur-
der/passagier voor);
inschakelen van de compressor;
voorrang niet gescheiden/gescheiden
regeling;
snelle ontwaseming/ontdooiing;
luchtrecirculatie;
achterruitverwarming;
uitschakelen van het systeem.
BEDIENINGSORGANEN
A: drukknop voor inschakelen functie
MONO (gelijkstellen ingestelde tempera-
turen)
B: drukknop voor in-/uitschakelen airco-
compressor
C: drukknop voor in-/uitschakelen recircu-
latie en AQS-functie (indien aanwezig)
D: display met informatie over airconditio-
ning
E: drukknop voor uitschakelen airconditioning
F: drukknop voor inschakelen functie MAX-DEF (maximale
ontdooiing/ontwaseming voorruit en zijruiten voor)
G: drukknop voor in-/uitschakelen achterruitverwarming
H: drukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische
werking) en draaiknop voor regeling van de temperatuur
aan passagierszijde
I: drukknop voor instellen luchtverdeling aan passagierszijde
L: verhogen/verlagen aanjagersnelheid
M: drukknop voor instellen luchtverdeling aan bestuurderszijde
N: drukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische
werking) en draaiknop voor regeling van de temperatuur
aan bestuurderszijde
73
VEILIGHEID
STARTEN EN
WEGRIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
AUTO
AUTO
L0C0013m