Operation Manual

GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manieren worden
ingeschakeld, maar wij raden u aan te beginnen
met het indrukken van een van de knoppen AUTO
en vervolgens de draaiknoppen te draaien om op
het display de gewenste temperaturen in te stellen.
Omdat het systeem het klimaat in twee zones in het
interieur regelt, kunnen de bestuurder en de passa-
gier voor verschillende temperatuurwaarden selecte-
ren. Het maximaal toegestane verschil is 7 °C.
Op deze manier begint het systeem volledig auto-
matisch te werken en wordt de ingestelde tempera-
tuur zo snel mogelijk te bereikt. Het systeem regelt
de temperatuur, de luchthoeveelheid, de luchtver-
deling in het interieur, de recirculatiefunctie en het
inschakelen van de aircocompressor.
Tijdens de volledig automatische werking van het
systeem, moeten alleen de volgende functies even-
tueel handmatig worden ingeschakeld:
MONO, om de ingestelde temperatuur en de
luchtverdeling aan bestuurders- en passagierszij-
de voor te synchroniseren;
, luchtrecirculatie, om de recirculatie altijd
in- of uitgeschakeld te houden;
-, voor een snelle ontwaseming/ontdooiing van
de ruiten voor, de achterruit en de buitenspie-
gels;
(, voor het ontwasemen/ontdooien van de ach-
terruit en de buitenspiegels.
Tijdens de volledig automatische werking van het
systeem kunt u op ieder moment de ingestelde tem-
peraturen, de luchtverdeling en de aanjagersnelheid
met de betreffende knoppen wijzigen: het systeem
zal automatisch de eigen instellingen wijzigen en
aanpassen aan de nieuwe vereisten. Als tijdens de
volledige automatische werking (FULL AUTO) de
luchtverdeling en/of de luchtopbrengst gewijzigd
worden en/of de inschakeling van de compressor
en/of de recirculatie, dan verdwijnt het opschrift
FULL. Op deze manier worden de functies niet lan-
ger automatisch geregeld maar moeten met de hand
worden bediend, totdat u opnieuw de knop AUTO
indrukt. De aanjagersnelheid is voor alle zones in
het interieur gelijk.
Als een of meerdere functies handmatig zijn inge-
steld, blijft de temperatuur van de in het interieur
ingevoerde lucht automatisch door het systeem
geregeld, behalve bij uitgeschakelde compressor: in
deze situatie kan de temperatuur van de in het
interieur ingevoerde lucht niet lager zijn dan de
buitentemperatuur.
74
VEILIGHEID
STARTEN EN
WEGRIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING